ECLI:NL:RBOBR:2016:4334

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
8 augustus 2016
Publicatiedatum
8 augustus 2016
Zaaknummer
01/865029-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal met geweld en veroordeling voor medeplichtigheid aan diefstal met geweld

Op 8 augustus 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van diefstal met geweld door twee of meer verenigde personen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit, namelijk diefstal met geweld, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte hierbij betrokken was. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten tijdens het plegen van het misdrijf. De verdachte werd echter wel veroordeeld voor medeplichtigheid aan diefstal met geweld, omdat hij op 25 november 2015 in Schijndel opzettelijk behulpzaam was geweest door zich in de nabijheid van de plaats delict op te houden en op de uitkijk te staan.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 75 dagen, met aftrek, en een werkstraf van 90 uur. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer, die bestond uit materiële schadevergoeding voor een jas, paspoort en pantalon. De rechtbank overwoog dat de diefstal met geweld ernstige gevolgen heeft voor de slachtoffers en dat de verdachte met zijn handelen een grote inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865029-16
Datum uitspraak: 08 augustus 2016
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
wonende te [adresgegevens] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 juli 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 3 mei 2016.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 25 november 2015 te Schijndel op de openbare weg, [straatnaam] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen ongeveer 400 euro, althans een geldbedrag en/of een paspoort, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) - naar het bedrijf van die [slachtoffer 1] is/zijn toegereden en/of die [slachtoffer 1]
- heeft/hebben vastgepakt en/of bij de haren heeft/hebben gepakt en/of
- uit zijn auto heeft/hebben getrokken en/of
- meermalen, althans eenmaal, heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of
- de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Wij hebben nog geld van jou te goed, 20.000 euro, en je zorgt maar dat wij dit krijgen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- een mes heeft/hebben getoond en/of met een/dat mes zijn broek heeft/hebben opengesneden;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of (een) ander(en) op of omstreeks 25 november 2015 te Schijndel op de openbare weg, [straatnaam] , in vereniging, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen ongeveer 400 euro, althans een geldbedrag en/of een paspoort, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die ander(en), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of hun/zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of zijn/hun mededader(s) - naar het bedrijf van die [slachtoffer 1] is/zijn toegereden en/of die [slachtoffer 1]
- heeft/hebben vastgepakt en/of bij de haren heeft/hebben gepakt en/of
- uit zijn auto heeft/hebben getrokken en/of
- meermalen, althans eenmaal, heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of
- de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Wij hebben nog geld van jou te goed, 20.000 euro, en je zorgt maar dat wij dit krijgen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- een mes heeft/hebben getoond en/of met een/dat mes zijn broek heeft/hebben opengesneden; bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 25 november 2015 te Schijndel en/of elders in Nederland opzettelijk behulpzaam is geweest door zich op de onmiddelijke nabijheid van de plaats van het misdrijf op te houden en/of door op de uitkijk te staan teneinde die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die ander(en) bij gevaar en/of onraad te waarschuwen en/of om de vlucht mogelijk te maken;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak.

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt:
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De bijdrage van de medepleger kan in uitzonderlijke gevallen in hoofdzaak vóór of ná het strafbare feit zijn geleverd. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij medeverdachte [medeverdachte 2] en verdachte [verdachte] heeft gevraagd met hem mee te gaan om verhaal te halen bij slachtoffer [slachtoffer 1] . Het ging er hierbij om om met [slachtoffer 1] te gaan praten en hem duidelijk te maken dat hij zijn schulden moest gaan betalen. Medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en verdachte [verdachte] zijn gezamenlijk naar Schijndel gereden, met medeverdachte [medeverdachte 2] als bestuurder van de auto. In Schijndel heeft medeverdachte [medeverdachte 1] de deur van de auto van [slachtoffer 1] geopend en het slachtoffer [slachtoffer 1] uit de auto getrokken en hem geslagen en geschopt .Vervolgens heeft medeverdachte [medeverdachte 1] geld en een paspoort van het slachtoffer weggenomen. Bij het voorval in Schijndel zijn verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte 2] uit de auto geweest.
Verdachte [verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij door medeverdachte [medeverdachte 1] gevraagd is om mee te gaan om verhaal te halen en dat hij wel uit de auto is geweest, maar niet in de buurt van de auto van het slachtoffer is geweest. Verdachte [verdachte] zou zich afzijdig hebben gehouden.
De rechtbank overweegt dat de verklaring van het slachtoffer dat hij door twee personen is geslagen en/of geschopt geen steun vindt in de overige bewijsmiddelen. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen de juistheid van de verklaring die verdachte [verdachte] heeft afgelegd niet uitsluiten. Op grond van het onderzoek ter terechtzitting en het onderliggende strafdossier komt de rechtbank tot de conclusie dat alleen kan worden vastgesteld dat medeverdachte [medeverdachte 1] het slachtoffer heeft geslagen. Medeverdachte verklaart dit zelf en ook de getuigen hebben slechts één persoon in de directe nabijheid van het slachtoffer gezien.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten niet is komen vast te staan. Er is geen sprake van een vooropgezet plan om het slachtoffer te beroven en er was ook geen sprake van een gezamenlijke uitvoering en de bijdrage van verdachte aan de in het tenlastegelegde omschreven handelingen is naar het oordeel van de rechtbank van onvoldoende gewicht. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat
1.
[medeverdachte 1] op 25 november 2015 te Schijndel op de openbare weg, [straatnaam] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen ongeveer 400 euro, en een paspoort, toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan die [medeverdachte 1] welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken welk geweld hierin bestond dat die [medeverdachte 1] - naar het bedrijf van die [slachtoffer 1] is toegereden en die [slachtoffer 1]
- hebben vastgepakt en bij de haren heeft gepakt en
- uit zijn auto heeft getrokken en
- meermalen heeft geslagen of gestompt en geschopt en
- de woorden heeft toegevoegd: "Wij hebben nog geld van jou te goed, 20.000 euro, en je zorgt maar dat wij dit krijgen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en
- met een mes zijn broek heeft opengesneden, bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 25 november 2015 te Schijndel opzettelijk behulpzaam is geweest door die [medeverdachte 1] vervoeren met een auto naar Schijndel en zich in de onmiddellijke nabijheid van de plaats van het misdrijf op te houden en door op de uitkijk te staan teneinde die [medeverdachte 1] bij gevaar of onraad te waarschuwen en om de vlucht mogelijk te maken;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort vonnis beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie is van oordeel dat het primair tenlastegelegde feit is bewezen. Zij vordert een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering in het rapport van 18 juli 2016 is voorgesteld, waarbij de officier van justitie tevens heeft gevorderd dat voor wat betreft de meldplicht de dadelijke uitvoerbaarheid zal worden opgelegd. Verder vraagt de officier van justitie opheffing van het bevel schorsing van de voorlopige hechtenis.
De officier van justitie verzoekt om de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel toe te wijzen met hoofdelijke veroordeling van de verdachten en daarbij tevens oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag van € 944,34 subsidiair 18 dagen hechtenis.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan diefstal met geweld/overval.
Diefstallen veroorzaken overlast en schade. Uit verdachtes handelen spreekt minachting voor andermans eigendom.
Een overval, zeker wanneer daarbij geweld wordt gebruikt, is voor de slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Overvallen leiden bovendien tot gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving. Verdachte heeft met die gevoelens geen rekening gehouden toen hij besloot om medeverdachte [medeverdachte 1] hierbij behulpzaam te zijn.
Verdachte heeft een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en zijn lichamelijke integriteit aangetast. Het geweld moet een grote indruk op hem hebben gemaakt.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte eerder voor een soortgelijk feit werd veroordeeld.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 75 dagen.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, mede omdat de rechtbank verdachte vrijspreekt van het onder 1 primair tenlastegelegde. De rechtbank is van oordeel dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] . De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten materiële schadevergoeding bestaande uit de posten: jas (€ 179,95) een paspoort (€ 64,44) en een pantalon (€ 299,95) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.

De rechtbank zal het volgende onderdeel van de vordering afwijzen, te weten materiële schadevergoeding de post gestolen kasgeld, omdat de rechtbank van oordeel is dat dit kasgeld toebehoort aan de –inmiddels- failliete BV.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Motivering van de hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader/medeplichtigen samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 10, 22c, 22d, 24c, 27, 36f, 48, 310, 311.

DE UITSPRAAK

T.a.v. primair: Vrijspraak
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
subsidiair medeplichtigheid aan diefstal vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
T.a.v. subsidiair: Gevangenisstraf voor de duur van 75 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
T.a.v. subsidiair: Werkstraf voor de duur van 90 uren subsidiair 45 dagen hechtenis
T.a.v. subsidiair: Maatregel van schadevergoeding van EUR 544,34 subsidiair 10 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 544,34 (zegge: vijfhonderderdvierenveertig euro en vierendertig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding (post: jas, paspoort en pantalon).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij :
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , van een bedrag van EUR 544,34 (zegge vijfhonderdvierenveertig euro en vierendertig eurocent), te weten materiële schadevergoeding (post jas, paspoort en pantalon).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Wijst de vordering voor het overige af.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 1 juni 2016 reeds geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.L.A. Boer, voorzitter,
mr. L.G.J.M. van Ekert en mr. W.T.A.M. Verheggen, leden,
in tegenwoordigheid van J.C. de Steur, griffier,
en is uitgesproken op 8 augustus 2016.