ECLI:NL:RBOBR:2016:4325

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
9 augustus 2016
Publicatiedatum
8 augustus 2016
Zaaknummer
01/865072-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereidingshandelingen voor de productie van synthetische drugs en schuldheling van gestolen voertuigen

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 9 augustus 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de productie van synthetische drugs, specifiek MDMA en amfetamine, en aan schuldheling van twee gestolen Porsches. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid chemicaliën en apparatuur die bestemd waren voor de productie van deze drugs. Tijdens de rechtszitting werd vastgesteld dat de verdachte op 2 juni 2015 in Eindhoven werd aangehouden, waarbij in zijn garagebox en woning diverse goederen werden aangetroffen die gebruikt konden worden voor de vervaardiging van amfetamine. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat deze goederen bestemd waren voor de productie van drugs, gezien zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van het voorhanden hebben van twee gestolen Porsches, waarvan de kentekenplaten waren afgedekt of ontbraken. De rechtbank achtte de schuldheling bewezen, omdat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het om gestolen goederen ging. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865072-15
Datum uitspraak: 09 augustus 2016
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
wonende te [adresgegevens] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 september 2015 en 26 juli 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 10 augustus 2015.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 02 juni 2015 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) en/of amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) en/of amfetamine, zijnde MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) en/of amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s)een of meerdere voorwerpen en/of stoffen te weten
- 200 kilogram, althans een grote hoeveelheid, caustic soda en/of
- een of meerdere jerrycan(s) met een vloeistof bevattende amfetamine en/of BMK (benzylmethylketon)
- een of meerdere jerrycan(s) met een vloeistof bevattende methanol en/of
- vijf liter, althans een (grote) hoeveelheid, zwavelzuur en/of
- twee kilogram, althans een (grote) hoeveelheid, zwavelsulfaat en/of
- een scheitrechter en/of een steun voor een een scheitrechter en/of
- een gasfles en/of
- een verwarmingsmantel met bolkolf en/of
- een glazen koelspiraal voorhanden gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en)
2. hij op of omstreeks 02 juni 2015 te Eindhoven opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3. hij op of omstreeks 02 juni 2015 te Eindhoven, althans in Nederland, twee, althans een, personenauto('s) te weten: een Porsche 911, voorzien van het (Duitse) kenteken [kentekennummer 1] en/of een Porsche 911, voorzien van het (Duitse) kenteken [kentekennummer 2] , heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die personenauto(s) (telkens) wist, althans redelijkerwijs had kunnen vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
4. hij in of omstreeks de periode van van 18 maart 2015 tot en met 02 juni 2015 te Eindhoven en/of een of meerdere gemeente(n) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een personenauto Porsche 911 SC Targa voorzien van het Duitse kenteken [kentekennummer 3] en/of voorzien van het (valse) kentekenplaat [kentekennummer 4] heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die personenauto wist(en), althans redelijkerwijs had(den) kunnen vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Beoordeling van het bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht alle feiten wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De rechtbank baseert haar oordeel ten aanzien van feit 1, feit 2 en feit 3 op de navolgende bewijsmiddelen. De rechtbank merkt daarbij op dat de inhoud van elk (gedeelte van een) bewijsmiddel slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] [2] :Ik heb op dinsdag 2 juni 2015 omstreeks 09.30 uur een onderzoek ingesteld aan garagebox [nummer] aan [adres 2] te [gemeente] . De garagebox bleek afgesloten. Ik heb de eigenaar van deze garagebox, [betrokkene 1] , gebeld. Ik hoorde [betrokkene 1] zeggen dat de garagebox nog steeds gehuurd werd door [verdachte] , wonende [adres 1] . Omstreeks 10.15 uur hoorde en zag ik dat een auto het plein kwam opgereden. Ik zag dat het een grijze Audi betrof, voorzien van een witte kentekenplaat. Ik zag dat deze auto kort stopte om vervolgens met hoge snelheid achteruit weg te rijden. Ik zag dat [verbalisant 1] en [verbalisant 2] direct de achtervolging inzetten.
Omstreeks 10.17 uur werd het slot verwijderd en de garagepoort geopend.
De garagebox betrof één open ruimte. In de garagebox zag ik een Porsche 911, kleur rood, voorzien van het Duitse kentekenplaten [kentekennummer 1] en een Porsche 911, kleur geel staan. In het gele voertuig lag een kentekenbewijs [kentekennummer 2] . Ik zag dat het kenteken van de rode Porsche was afgedekt met een geel veiligheidsvest. Bij navraag via de centrale meldkamer bleek dat beide voertuigen via NSIS als gestolen stonden gesignaleerd. In de garagebox werden grondstoffen, instrumenten, jerrycans, diepvrieskisten en attributen aangetroffen die gebruikt leken te zijn bij, of mogelijk bedoeld waren voor, de vervaardiging van synthetische drugs. Daarop is de Landelijk Faciliteit Ondersteuning Ontmantelen (LFO) ingeschakeld. Op dinsdag 2 juni 2015, omstreeks 11:30 uur kwam het LFO ter plaatse. Deze hebben een onderzoek ingesteld in de garagebox en hebben diverse goederen veiliggesteld. Er werden door het LFO enkele vloeistoffen uit de garage bemonsterd, die indicatief wezen op amfetamine. De volgende goederen werden inbeslaggenomen: twee diepvrieskisten (afmetingen 200 cm x 100 cm x 100 cm), waarin door het LFO een geur van MDMA werd waargenomen, een bolkolf met verwarmingsmantel, een scheid-trechter met een zelfgemaakte houten onderzetter, 8 zakken van 25 kg caustic soda, 1 gemodificeerde gasfles en een tas met jerrycans, waarin restanten getest op Methanol en Amfetamine en 1 jerrycan (transparant) met resten getest op Amfetamine.
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] [3]
Wij hoorden dat collega’s de bestuurder van een grijze Audi staande hielden. Wij zijn naar genoemde locatie gereden en herkenden het voertuig als zijnde welke bij [adres 2] met hoge snelheid was weggereden.
Het proces-verbaal zaaksdossier Opiumwet. [4]
Op 2 juni 2015 vond er een doorzoeking plaats in de woning van verdachte, gelegen aan [adres 1] . Hierbij werd onder andere in beslag genomen: een kan met 5 liter zwavelzuur (wordt veelal gebruikt voor het zuiveren van amfetamine).
Een proces-verbaal van bevindingen van het LFO [5] :
Ik heb op dinsdag 2 juni omstreeks 13:00 uur en later ondersteuning verleend bij de doorzoeking van een garagebox [adres 2] te [gemeente] . Ik treed op als (inter)nationale veiligheids- en ervaringsdeskundige (politie-expert LFO) bij het aantreffen van vermoedelijke (synthetische) drugs productieplaatsen en heb een zeer ruime ervaring in het verkennen, onderkennen en ontmantelen van dergelijke locaties.
Ik heb de garagebox bekeken en hierbij zijn door mij alle goederen die te relateren aan de
illegale vervaardiging van verdovende middelen door mij beschreven, gefotografeerd en deels bemonsterd. Hierbij zijn alle goederen uit de garagebox voorzien van respectievelijk de letters “G” gevolgd door een volgnummer. Het ging hierbij onder andere om de volgende goederen:
G1: Vriezer merk Liebherr, inh 605L met vervuiling aan binnenzijde. 10 afdrukken van jerrycans en/of ronde vaten op de bodem. Thermo/hygrometer op buitenzijde met SIN AAHV0857NL.
G2: Vriezer merk Liebherr, inh 605L met vervuiling aan binnenzijde. 10 afdrukken van jerrycans en/of ronde vaten op de bodem. Thermo/hygrometer op buitenzijde. In de vriezer een vuilniszakrand en een lege 25L jerrycan aangetroffen.
G3: Witte 10L jerrycan met geur amfetamine en restant heldere lichtgele vloeistof met SIN AAHV0858NL.
G4: Tas (zwart) met daarin 2x 5L zwarte jerrycans waarvan 1 met geur amfetamine (monster), lx groene 5L jerrycan, lx 5L maatbeker en 2 vloeistofpompen met SIN AAHV0859NL.
G5: AH tas met los glazen hoekstuk voor labglaswerk in tas en kartonnen doos met daarin ongebruikte glazen koelspiraal.
G6: 20L 2hals rondbodemkolf van Scott Duran in verwarmingsmantel. Kolf is vervuild.
G7: Doos met zwarte doppen, geschikt voor jerrycans.
G8: Houten steun voor scheitrechter.
G9: Doos Huaou met daarin 20L glazen scheitrechter Scott Duran en 2 glazen koppelstukken.
G10: Gemodificeerde gasfles ‘Primagaz’.
G11: Witte 25L jerrycan met opschrift ‘25’ voor 1/3e gevuld met heldere lichtgele vloeistof met geur amfetamine met SIN AAHV0860NL.
G12: 8x 25kg zak Anwil Caustic soda met ‘P 17/02/15’ ‘DATE 11/02/15’ en tijdstippen rond 9.30u.
Ik heb met behulp van schoon en ongebruikt monstername materiaal monsters genomen. Deze monsters zijn op 10 juni overgebracht naar het NFI. Op 12 juni 2015 is door Ing. A.G.A. Sprong een analyserapport van voornoemde monsters opgemaakt. Hieruit blijkt dat alle monsters (G1A, G3A, G4.1A en G11A) amfetamine bevatten en dat de zwarte jerrycan 5 liter van het [adres 1] zwavelzuur bevat.
Het aantreffen van amfetamine in alle monsters uit de jerrycans in de garagebox in combinatie met het aantreffen van amfetamine in het poeder van de rand van een van de twee vriezers (met afdrukken jerrycans op de bodem) wijst erop dat alle in de garage aangetroffen en inbeslaggenomen goederen gebruikt en/of bestemd zijn voor de grootschalige vervaardiging van amfetamine.
Het verder aantreffen van de combinatie van een verwarmingsmantel met hierin passende gebruikte rondbodemkolf van 20 liter en diverse glazen labkoelers en de diverse gebruiksgoederen zoals maatbekers, trechters en een scheitrechter van 20 liter met houten steun onderschrijft het eerdere gebruik binnen de illegale vervaardiging van amfetamine.
De in de schuur van de woning [adres 1] te [gemeente] , aangetroffen jerrycan met vijf liter zwavelzuur zonder enig etiket en enkel met vermelding van de afkorting “ZW” is waarschijnlijk bestemd om te worden gebruikt bij de kristallisatie van amfetaminebase in methanol.
Een rapport identificatie van drugs en precursoren van het NFIopgemaakt door Ing. A.G.A. Sprong op 12 juni 2015 [6] :
AAHV0857NL/G1A monster crèmekleurig poeder en brokjes, volgens opgave van rand diepvriezer: conclusie bevat amfetamine.
AAHV0858NL/G3A monster lichtgele vloeistof, volgens opgave restant uit een witte tien liter jerrycan: conclusie bevat amfetamine en BMK in methanol.
AAHV0859NL/G4.1A monster kleurloze vloeistof, volgens opgave restant uit zwarte vijf liter jerrycan: conclusie bevat amfetamine in water.
AAHV0860NL/G11A monster kleurloze vloeistof, volgens opgave uit een witte 25L jerrycan met opschrift “25”: conclusie bevat amfetamine.
AAHV0861NL/ [adres 1] monster kleurloze vloeistof, volgens opgave uit een geheel gevulde zwarte vijf liter jerrycan met opschrift “ZW”: conclusie bevat zwavelzuur.
Een proces-verbaal beantwoorden bevel rechtbank [7] :
Wij hebben de twee videobestanden 04_27 en 04_28 bekeken. Deze bestanden bevatten samen de videobeelden, gericht op de ingang van het plein met garageboxen, van maandag 1 juni 2015 16.54 uur tot dinsdag 2 juni 10.03 uur. Wij zagen, na het verstrijken van ongeveer een kwart van videobestand 04_27 dat een grijze Audi A4, met witte kentekenplaten, het plein met garageboxen op reed. Wij herkenden dit voertuig als identiek aan het gebruikte voertuig van de [verdachte] . Overeenkomsten zijn onder meer de opvallend grote velgen en enkele cijfers van de kentekenplaat. Het Duitse Kenteken van de grijze Audi A4 waar de [verdachte] gebruik van maakte betreft [kentekennummer 5] .
Foto 2.01 geeft de aangetroffen situatie weer direct na het openen van de garagebox [adres 2] te [gemeente] , direct na het openen van de garagedeur.
Foto 2.01: Aanblik garage, direct na het openen van garagedeur. Van de rode Porsche was het kenteken afgedekt. De gele Porsche waren de kentekenplaten verwijderd.
Foto 2.02: Zakken caustic-soda onder dekzeil, alsmede bolschei-trechter/houten onderzetter en gemodificeerde gasfles.
Foto 2.03: Zelfde hoek als foto 2.02, echter na verwijdering dekzeil waardoor de zakken caustic-soda en gemodificeerde gasfles volledig zichtbaar zijn geworden.
Foto 2.04: Bolschei-trechter in doos. Doos staat ook op foto 2.03 afgebeeld.
Foto 2.06: Twee opeengestapelde diepvrieskisten zoals aangetroffen na het openen van de garage.
Foto 2.07 & 2.08: Vriezer merk Liebherr, inh 605L met vervuiling aan de binnenzijde. 10 afdrukken van jerrycans en/of ronde vaten op de bodem. Thermo/hygrometer op buitenzijde vriezer.
Een Uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte d.d. 17 juni 2016 [8] :
Veroordeling door de Meervoudige strafkamer Breda op 18 april 2007 voor onder meer medeplegen van een feit, bedoeld in het derde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit. Synthetische drugs (artikel 10A lid 1 aanhef sub 3 Opiumwet juncto artikel 47 Wetboek van Strafrecht).
Een proces-verbaal van bevindingen [9] :
Op 2 juni 2015 omstreeks 10.20 uur werd ter hoogte van de Ringweg te Best een stopteken gegeven aan de bestuurder van de Audi A4, kleur grijs met het Duitse kenteken [kentekennummer 5] . De bestuurder, [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1978, voldeed hier aan en werd aangehouden.
Een proces-verbaal bevindingen camerabeelden [adres 2] [10] :
Door mij, verbalisant [verbalisant 3] , werden alle videobeelden bekeken in de periode van 27-05-2015 08.00 uur tot 02-06-2015 10.20 uur. Op de videobeelden zag ik het volgende:
Op maandag 1 juni 2015 om 16:45 uur rijdt een grijze Audi A4 voorzien van het Duitse kenteken [kentekennummer 5] vanaf [adres 2] de inrit op bij flat 2. Deze auto rijdt vervolgens het
garageplein op en verdwijnt dan uit het zicht van de camera’s. De kentekenplaat is
leesbaar in beeld. Dit voertuig komt even later, om 16.48 uur, weer het garageplein
afgereden. Dit voertuig komt volledig overeen met het voertuig waarin [verdachte]
de volgende dag, op dinsdag 2 juni 2015 omstreeks 10.30 uur werd
aangehouden.
Een proces-verbaal van bevindingen [11] :
Door mij, verbalisant [verbalisant 3] , werden videobeelden uitgekeken. Ik zag dat de veiliggestelde beelden de opnames bevatten van een viertal cameraposities rondom de woning van [verdachte] , op het adres [adres 1] te [gemeente] . Ik zag dat de beschikbare opnames zijn gemaakt in de periode van 29-05-2015, 11.17 uur tot het moment dat de recorder door de politie in beslag genomen en buiten gebruik gesteld werd.
Ik zag dat [verdachte] dagelijks gebruik maakte van een personenauto, merk Audi, type A4, voorzien van het Duitse kenteken [kentekennummer 5] . Ik zag dat hij beschikte over de bijbehorende autosleutel en dat hij deze Audi A4 bij thuiskomst steeds pal voor zijn woning parkeerde. Hij trad zonder uitzondering dagelijks op als bestuurder van dit voertuig. [verdachte] werd met dit voertuig aangehouden op 2 juni 2015.
Een Duits aangifteformulier betreffende aangifte gedaan door [benadeelde 1] [12] :
Tussen 1 mei 2015 en 25 mei 2015 werd op de locatie [adres 3] een sportwagen Porsche Carrera 911 SC met het kenteken [kentekennummer 1] , kleur rood weggenomen van [benadeelde 1]
Een proces-verbaal van aangifte gedaan door [benadeelde 2] [13] :
Hij deed aangifte van diefstal van zijn personenauto, een Porsche 911 Carrera 2 met het kenteken [kentekennummer 2] , kleur geel op 24 mei 2015 te Vaals.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] [14] :
Op dinsdag 2 juni 2015 betrad ik, verbalisant [verbalisant 4] de garagebox met nummer [nummer] , gelegen aan [adres 2] [gemeente] . In deze garagebox zag ik twee personenauto’s gestald staan van het merk Porsche, type 911, eenmaal in de kleur geel en eenmaal in de kleur rood.
Ik zag dat de rode Porsche direct achter de garagepoort stond en dat deze voorzien
was van Duitse kentekenplaten met kenteken [kentekennummer 1] . Ik zag dat de kentekenplaat aan
de achterzijde van het voertuig was afgedekt met een geel reflecterend veiligheidsvest. Dit veiligheidsvest was zodanig aangebracht dat het kenteken niet leesbaar was vanaf de openbare weg, wanneer de garagedeur open stond. Uit bevraging van kenteken [kentekennummer 1] bleek dat dit kenteken Europees (NSIS) gesignaleerd stond als zijnde een gestolen voertuig en/of gestolen kentekenplaat.
Ik zag dat de gele Porsche schuin naast de rode Porsche stond. Ik zag dat de gele Porsche niet voorzien was van kentekenplaten. In het handschoenenkastje vond ik een map met
voertuigdocumenten, deze heb ik geopend en onderzocht. Hierin vond ik een Duits
kentekenbewijs afgegeven voor Duits kenteken [kentekennummer 2] . Uit bevraging van kenteken
[kentekennummer 2] , in de gangbare politiesystemen, bleek dat ook dit kenteken Europees (NSIS)
gesignaleerd stond als zijnde een gestolen voertuig en/of gestolen kentekenplaat.
Een proces-verbaal van bevindingen onderzoek videobeelden [adres 2] [15] :
Op dinsdag 2 juni 2015 werden in een garagebox met nummer [nummer] , gelegen aan [adres 2] in Eindhoven, twee personenauto’s aangetroffen die van diefstal afkomstig bleken te zijn: een Porsche 911, kleur rood, kenteken [kentekennummer 1] en een Porsche 911, kleur geel, kenteken [kentekennummer 2] . Ter plaatse op [adres 2] zag ik dat er in de directe omgeving van garagebox [nummer] een videosysteem aanwezig was waarvan de camera’s bevestigd waren aan de gevel van flatgebouw 2 aan [adres 2] . Ik bekeek het systeem en zag dat twee camera’s zicht hadden op verkeer dat van en naar het plein met garageboxen beweegt. Door mij zijn alle videobeelden bekeken in de periode van 24-05-2015 18.00 uur tot 27-05-2015 08.00 uur.
Op de videobeelden zag ik het volgende:
Op dinsdag 26 mei om 15:08 uur rijdt een gele Porsche 911 vanaf [adres 2] , komende uit zuidelijke richting, de inrit op bij flat 2. Deze auto rijdt vervolgens het garageplein op en
verdwijnt dan uit het zicht van de camera’s. De kentekenplaat is leesbaar in beeld en komt volledig overeen met het kentekenbewijs zoals dat op 2 juni 2015 werd aangetroffen in de gele Porsche in garagebox [nummer] .
Op woensdag 27 mei om 01.39 uur rijdt een rode Porsche 911 vanaf [adres 2] , komende uit zuidelijke richting, de inrit op bij flat 2. De rode Porsche rijdt vervolgens het garageplein op en verdwijnt daar uit het zicht van de camera’s. Ik herken de rode Porsche als een model dat identiek is aan de rode Porsche die op 2 juni 2015 werd aangetroffen in garagebox [nummer] .
Het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige kamer van de rechtbank Oost-Brabant op 26 juli 2016 [16] , inhoudende de verklaring van verdachte:
Ik ben sinds 1 april 2011 de huurder van de garagebox [nummer] aan [adres 2] te [gemeente] . Op 2 juni 2015 was dit ook het geval. Ik ben degene die op 2 juni 2015 in de grijze Audi A4 met het Duitse kenteken [kentekennummer 5] is aangehouden. De Audi A4 met het Duitse kenteken [kentekennummer 5] was van [betrokkene 2] . Vanaf eind maart 2015 ben ik in die auto gaan rijden. Het klopt dat ik regelmatig de gebruiker was van die auto. De gele en rode Porsches die in de garagebox [nummer] aan [adres 2] in Eindhoven zijn aangetroffen, heb ik in de garage zien staan. Ik wist dus dat ze er stonden. Ik heb in de garagebox dekzeil zien liggen.
Het oordeel van de rechtbank t.a.v. feit 1 en feit 2.De verdediging heeft aangevoerd dat niet alleen verdachte maar ook anderen een sleutel hadden en gebruik maakten van de garage en dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte zich in de garage heeft begeven vanaf het moment dat de druggerelateerde goederen zich daar bevonden. Niet duidelijk is immers wanneer deze goederen in de garage terecht zijn gekomen. Verder heeft de verdediging aangevoerd dat de wetenschap van de aanwezigheid van voornoemde goederen en stoffen (waaronder amfetamine) bij verdachte niet vastgesteld kan worden en dat uit het dossier niet blijkt dat er concrete voorbereidingshandelingen zijn gepleegd. Verder heeft de verdediging aangevoerd dat de aangetroffen hoeveelheden amfetamine te minuscuul zijn om te kunnen spreken van opzettelijk aanwezig hebben.
Om tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 ten laste gelegde te kunnen komen dient de rechtbank vast te stellen dat verdachte voor de productie van amfetamine en/of MDMA bestemde voorwerpen en/of stoffen voorhanden heeft gehad, terwijl daarbij tevens vastgesteld moet worden dat verdachte wist of ernstig moest vermoeden dat die voorwerpen en/of stoffen bestemd waren voor de productie van harddrugs.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte de garagebox [nummer] aan [adres 2] in [gemeente] sinds 1 april 2011 huurde. Ook blijkt uit de bewijsmiddelen dat deze garagebox op het moment van aantreffen van de goederen op 2 juni 2015 nog altijd bij verdachte in gebruik was. Op de camerabeelden is waargenomen dat de Audi A4, waarvan verdachte sinds eind maart 2015 de regelmatige gebruiker is, kort voor de inval meerdere malen gesignaleerd is bij de garagebox. Ook staat voor de rechtbank vast dat verdachte tijdens de politie-inval op 2 juni 2015 het plein waaraan de garagebox is gelegen, op kwam rijden. Verder heeft verdachte ter terechtzitting van 26 juli 2016 verklaard dat hij de gele en rode Porsche in de garagebox [nummer] aan [adres 2] heeft zien staan, terwijl uit de camerabeelden blijkt dat die Porsches op 26 en 27 mei 2015 in de garagebox gezet zijn en daar tot de doorzoeking op 2 juni 2015 hebben gestaan. Uit het relaas van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 4] met bijbehorende foto’s blijkt dat direct na het openen van de garagedeur de twee Porsches te zien waren en dat vóór de gele Porsche een dekzeil lag. Onder dit dekzeil lagen onder meer zakken caustic-soda en een gemodificeerde gasfles. Verdachte heeft ter terechtzitting van 26 juli 2016 verklaard dat dekzeil te hebben waargenomen. Naast dan wel achter deze goederen stond een niet door het dekzeil afgedekte doos waarvan de bovenkant open was. In deze doos zat een Bolschei-trechter. Voorts stonden er in de garagebox onder meer twee opeengestapelde diepvrieskisten met een thermo/hygro meter op de buitenzijde en zichtbare kristallisatie op de randen en stonden er in de garagebox jerrycans welke restanten amfetamine bleken te bevatten. Een van deze jerrycans was voor ongeveer een derde gevuld met een vloeistof die amfetamine bevatte.
De rechtbank is van oordeel dat vaststaat dat verdachte de in de voornoemde uitgewerkte bewijsmiddelen opgesomde druggerelateerde goederen in zijn garagebox èn in (de schuur bij) zijn woning aanwezig heeft gehad. Verdachte heeft hiervoor geen aannemelijke verklaring gegeven. Verdachte stelt weliswaar dat ook anderen een sleutel hebben en gebruik maken van zijn garagebox, maar hij heeft deze stelling niet aannemelijk of controleerbaar gemaakt. Verdachte wil immers niet de namen van de beweerde gebruikers van zijn box noemen. De in de bewijsmiddelen beschreven camerabeelden van de plaats delict wijzen er bovendien op dat het juist verdachte zelf is geweest die de garage vlak voor zijn aanhouding meermalen bezocht. De rechtbank passeert daarom de (impliciete) stelling van verdachte dat de goederen niet van hem waren, als onaannemelijk. De rechtbank hecht in dit verband ook belang aan het feit dat in (de schuur bij) de woning van verdachte een grote hoeveelheid (5 liter) zwavelzuur is aangetroffen in een jerrycan zonder enig etiket en met daarop enkel de vermelding van de afkorting “ZW”.
Op grond van de hiervoor genoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat vaststaat dat verdachte in de garagebox is geweest terwijl de druggerelateerde goederen en stoffen zich daar bevonden. De rechtbank is van oordeel dat verdachte moet hebben gezien dat deze goederen en stoffen zich in de garagebox bevonden. Weliswaar lag een deel van de goederen onder een dekzeil maar een belangrijk deel van de goederen en stoffen stond duidelijk zichtbaar in de garagebox, waardoor het niet anders kan dan dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van voornoemde goederen en stoffen (waaronder amfetamine) in de garagebox.
De rechtbank neemt als vaststaand aan dat verdachte wist dat voornoemde goederen en stoffen voor de productie van amfetamine en/of MDMA bestemd waren, nu de rechtbank uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie is gebleken dat verdachte bekend is met de productie van synthetische drugs. Hij is in 2007 immers veroordeeld voor het plegen van voorbereidingshandelingen ten behoeve van de productie van synthetische drugs.
Verder overweegt de rechtbank dat uit het sporenonderzoek en het daarover opgemaakte proces-verbaal van het LFO blijkt dat de goederen en stoffen die in de garagebox [nummer] aan [adres 2] en in de (schuur behorend bij de) woning van verdachte zijn aangetroffen, in onderling verband bezien, bestemd zijn voor de grootschalige vervaardiging van amfetamine. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er concrete voorbereidingshandelingen ten behoeve van de productie van MDMA en/of amfetamine zijn gepleegd.
Het door de verdediging aangehaalde arrest van de Hoge Raad van 26 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:743 brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. In dat arrest heeft de Hoge Raad overwogen dat bij het karakter van artikel 10a OW als zelfstandig voorbereidings- en bevorderingsdelict niet past om daaronder ook handelingen te rubriceren die zijn verricht na afloop van het voltooien van het voor te bereiden of te bevorderen delict. Dat in dit geval slechts sprake zou zijn van opslag van goederen na voltooiing van de productie van MDMA/amfetamine, zoals de verdediging heeft gesteld, is de rechtbank niet gebleken. Uit voormeld proces-verbaal van het LFO maakt de rechtbank op dat de aangetroffen goederen naar hun uiterlijke verschijningsvorm dienstig kunnen zijn voor de productie van amfetamine. Verdachte was ook op de hoogte van dat productieproces, getuige zijn justitiële documentatie. Zelf heeft hij geen redengevende verklaring gegeven voor de aanwezigheid van de goederen in zijn garagebox. Zijn verklaring dat het in zijn woning aangetroffen zwavelzuur was bestemd als ontstoppingsmiddel acht de rechtbank, mede gezien de grote hoeveelheid waarin het is aangetroffen, ongeloofwaardig. Dat er slechts sprake was van opslag na voltooiing van het delict kan ook niet worden opgemaakt uit de aard en de staat waarin de goederen zijn aangetroffen. De rechtbank wijst in dit verband met name op de aanzienlijke hoeveelheden caustic soda en zwavelzuur die in de garagebox cq. de woning van verdachte zijn aangetroffen. De rechtbank concludeert dan ook tot verwerping van het verweer.
De voor het overige aangevoerde bewijsverweren geven geen aanleiding tot een afzonderlijke bespreking daarvan. Zij vinden hun weerlegging in voornoemde uitgewerkte bewijsmiddelen. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en de betrouwbaarheid van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals dat hierna bewezen wordt verklaard.
Het oordeel van de rechtbank t.a.v. feit 3.
De verdediging heeft aangevoerd dat de voertuigen zich weliswaar in de garagebox bevonden, maar dat verdachte niet gezien is met deze voertuigen en dat aan de voertuigen niet te zien was dat ze gestolen waren.
De rechtbank is van oordeel dat uit voornoemde uitgewerkte bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte op 2 juni 2015 de gestolen Porsche 911, voorzien van het Duitse kenteken [kentekennummer 1] en de gestolen Porsche 911, voorzien van het Duitse kenteken [kentekennummer 2] in zijn garagebox voorhanden heeft gehad. Ook blijkt uit de uitgewerkte bewijsmiddelen dat op 2 juni 2015 bij één van deze twee Porsches kentekenplaten ontbraken en dat bij de andere Porsche het kenteken was afgedekt.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, gelet op de aard en de waarde van de goederen, de afgedekte kentekenplaat bij één van de Porsches en de afwezigheid van kentekenplaten bij de andere Porsche, op het moment dat hij deze twee Porsches tezamen in zijn garagebox zag staan, redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof. Gelet op het voorgaande, verwerpt de rechtbank het verweer van de verdediging en acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde schuldheling van zowel de Porsche 911 voorzien van het Duitse kenteken [kentekennummer 1] als de Porsche 911 voorzien van het Duitse kenteken [kentekennummer 2] heeft begaan, zoals die hierna wordt bewezen verklaard.
Het oordeel van de rechtbank t.a.v. feit 4.Voor een bewezenverklaring van de helingsvarianten, welke strafbaar zijn gesteld in het eerste lid van artikel 416 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht, is onder meer vereist dat verdachte het goed heeft verworven, voorhanden gehad of heeft overgedragen.
In het dossier is echter geen bewijs voorhanden, waaruit blijkt dat verdachte op enig moment de Porsche 911 SC Targa voorzien van het Duitse kenteken [kentekennummer 3] en/of voorzien van de (valse) kentekenplaat [kentekennummer 4] heeft verworven, voorhanden heeft gehad of heeft overgedragen. Het enkele feit dat hij foto’s van de Porsche in zijn mobiele telefoon had staan, waarop te zien was dat de Porsche was geplaatst in een garage toebehorend aan [betrokkene] , is onvoldoende om tot bewezenverklaring van de ten laste gelegd heling te komen. Ook zijn betrokkenheid bij de aanschaf van een carrosserie voor een Porsche draagt onvoldoende bij aan het bewijs voor het verwerven, voorhanden hebben of overdragen van de gestolen Porsche.
Gelet op het voorgaande kan de heling van de Porsche 911 SC Targa niet wettig en overtuigend bewezen worden en zal verdachte van dit feit worden vrijgesproken.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 02 juni 2015 te Eindhoven, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) en/of amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) en/of amfetamine, zijnde MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) en/of amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, hebbende verdachte voorwerpen en stoffen te weten
- 200 kilogram, caustic soda en
- jerrycans met een vloeistof bevattende amfetamine en/of BMK (benzylmethylketon)
- een jerrycan met een vloeistof bevattende methanol en
- vijf liter zwavelzuur en
- een scheitrechter en een steun voor een scheitrechter en
- een gasfles en
- een verwarmingsmantel met bolkolf en
- een glazen koelspiraal voorhanden gehad, waarvan verdachte wist, dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten;
2. op 02 juni 2015 te Eindhoven opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3. op 02 juni 2015 te Eindhoven, twee personenauto's te weten: een Porsche 911, voorzien van het Duitse kenteken [kentekennummer 1] en een Porsche 911, voorzien van het Duitse kenteken [kentekennummer 2] , voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die personenauto’s redelijkerwijs had kunnen vermoeden, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft voor alle feiten een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar met aftrek van voorarrest gevorderd.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte weliswaar eerder veroordeeld is voor soortgelijke feiten maar dat dit oudere veroordelingen zijn en dat deze daarom niet bij het bepalen van de strafmaat meegenomen mogen worden. Verder heeft de verdediging aangegeven dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rampzalig zou zijn voor verdachte en zijn gezin in verband de zorg voor zijn stiefzoon.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen ten behoeve van de productie van synthetische drugs. De voorbereidingshandelingen bestonden uit het voorhanden hebben van voorwerpen en stoffen waarmee MDMA en amfetamine kan worden gemaakt. MDMA en amfetamine betreffen verdovende middelen, die worden vermeld op lijst I van de Opiumwet.
De verdachte heeft door zijn handelwijze bijgedragen aan de voorbereiding van de productie van harddrugs die, eenmaal in handen van gebruikers, een serieus risico voor de gezondheid van die gebruikers opleveren. De rechtbank acht het van groot belang dat er wordt opgetreden tegen personen die feitelijk aan de basis staan van de (productie van en de) handel in harddrugs en de daarmee samenhangende criminaliteit.
De rechtbank houdt er aan de andere kant ook rekening mee dat alleen sprake is geweest van voorbereidingshandelingen, die door de wetgever minder strafwaardig worden geacht dan de daadwerkelijke vervaardiging van en de handel in harddrugs.
Voorts heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte een hoeveelheid amfetamine opzettelijk aanwezig heeft gehad en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling van twee zeer waardevolle Porsches. Heling bevordert diefstal. De eigenaren van de Porsches zijn door de diefstal van hun auto’s ernstig benadeeld. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten werd veroordeeld en dat verdachte kennelijk niet bereid is zijn crimineel gedrag te veranderen.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank in tegenstelling tot de officier van justitie feit 4 niet bewezen acht en de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De verdediging heeft bepleit aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank is echter van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
Deze gevangenisstraf geheel voorwaardelijk opleggen zou geen recht doen aan de ernst van het bewezen verklaarde en is een te geringe straf, te meer nu verdachte al eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank zal wel een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 47, 57, 63 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1: een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen, door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit. T.a.v. feit 2: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod. T.a.v. feit 3: schuldheling, meermalen gepleegd. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
T.a.v. feit 4: Vrijspraak
De rechtbank verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder feit 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3: Gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P.J.H. Van Dellen, voorzitter,
mr. B.A.J. Zijlstra en mr. H.F. van Kregten, leden,
in tegenwoordigheid van mr. E.C.M. Boerboom, griffier,
en is uitgesproken op 9 augustus 2016.
Mr. H.F. van Kregten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, met dossiernummer OBRAA15217 [onderzoeksnaam] , afgesloten d.d. 5 augustus 2015, aantal doorgenummerde bladzijden: 520 [verder: eindpv]
2.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 26-28 eindpv
3.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 43 eindpv
4.Een proces-verbaal zaaksdossier Opiumwet, d.d. 7 augustus 2015, p. 390 eind p-v
5.Een proces-verbaal van bevindingen van het LFO, p. 394-396 eindpv
6.Een rapport identificatie van drugs en precursoren van het NFI opgemaakt door Ing. A.G.A. Sprong op 12 juni 2015, p. 398-399 eind-pv
7.Een (los) proces-verbaal beantwoording bevel rechtbank: met proces-verbaalnummer 79 (onderzoek [onderzoeksnaam] ) met bijlagen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 4]
8.Een Uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte d.d. 17 juni 2016
9.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 45 eindpv
10.Een proces-verbaal bevindingen camerabeelden – vervolg [adres 2] , p. 84
11.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 121-122 eindpv
12.Een Duits aangifteformulier betreffende aangifte gedaan door [benadeelde 1] p. 429 eindpv
13.Een proces-verbaal van aangifte gedaan door [benadeelde 2] , p. 432-434 eindpv
14.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] , p. 415 eindpv
15.Een proces-verbaal van bevindingen onderzoek videobeelden [adres 2] , p. 437-438 eindpv
16.Het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige kamer van de rechtbank Oost-Brabant op 26 juli 2016