Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
De formele voorvragen.
Beoordeling van het bewijs.
Ik heb op dinsdag 2 juni omstreeks 13:00 uur en later ondersteuning verleend bij de doorzoeking van een garagebox [adres 2] te [gemeente] . Ik treed op als (inter)nationale veiligheids- en ervaringsdeskundige (politie-expert LFO) bij het aantreffen van vermoedelijke (synthetische) drugs productieplaatsen en heb een zeer ruime ervaring in het verkennen, onderkennen en ontmantelen van dergelijke locaties.
Ik heb de garagebox bekeken en hierbij zijn door mij alle goederen die te relateren aan de
AAHV0857NL/G1A monster crèmekleurig poeder en brokjes, volgens opgave van rand diepvriezer: conclusie bevat amfetamine.
Veroordeling door de Meervoudige strafkamer Breda op 18 april 2007 voor onder meer medeplegen van een feit, bedoeld in het derde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit. Synthetische drugs (artikel 10A lid 1 aanhef sub 3 Opiumwet juncto artikel 47 Wetboek van Strafrecht).
Door mij, verbalisant [verbalisant 3] , werden alle videobeelden bekeken in de periode van 27-05-2015 08.00 uur tot 02-06-2015 10.20 uur. Op de videobeelden zag ik het volgende: