ECLI:NL:RBOBR:2016:4295

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
8 augustus 2016
Publicatiedatum
5 augustus 2016
Zaaknummer
01/845232-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van voortgezette handeling van medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden

Op 8 augustus 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van opzettelijke vrijheidsberoving. De zaak was aanhangig gemaakt na een dagvaarding op 29 juni 2016, en de rechtbank heeft de verdachte op 25 juli 2016 gehoord. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, op 9 februari 2015 in Sint-Oedenrode twee slachtoffers onder valse voorwendselen naar zijn woning had gelokt en hen daar wederrechtelijk van hun vrijheid had beroofd. De verdachte had hen bedreigd en gedwongen om geld te betalen. De rechtbank achtte de bewezenverklaring van de tenlastelegging gerechtvaardigd, maar sprak de verdachte vrij van de primair tenlastegelegde gijzeling. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 60 dagen, waarvan 28 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 100 uren. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan een van de slachtoffers van € 1.872,10. De rechtbank overwoog dat de verdachte een grote inbreuk had gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en dat de bedreigingen en het geweld een grote indruk op hen hadden gemaakt. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845232-15
Datum uitspraak: 08 augustus 2016
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
wonende te [adresgegevens] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 juli 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 29 juni 2016.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 25 juli 2016 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 9 februari 2015 te Sint-Oedenrode, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, opzettelijk één of meer personen, genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden,
met het oogmerk (een) ander(en), te weten [slachtoffer 3] , te dwingen iets te doen of niet te doen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
-die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] onder valse voorwendselen naar de woning van verdachte en/of zijn mededader laten komen en/of (vervolgens)
-die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] tegen zijn/hun wil in die woning vastgehouden althans aangegeven dat hij/zij die woning niet mocht(en) verlaten en/of (vervolgens)
-in die woning zeer dichtbij die [slachtoffer 1] heeft/hebben gestaan en/of een gebalde vuist tegen diens kaak gehouden
-in die woning aan die [slachtoffer 2] de woorden: "The money, money I kill you, I kill you" toegevoegd en/of
-in die woning het gezicht tegen het gezicht van die [slachtoffer 2] gehouden en/of daarbij gezegd "Money problem, money problem"en/of (vervolgens) met vlakke hand tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] geslagen en/of
-die [slachtoffer 2] (vervolgens) verzocht om een bedrag van 1030 euro te betalen aan verdachte en/of zijn mededaders en/of
-daarbij (om die eis kracht bij te zetten) (meermalen) gezegd dat die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] niet uit de woning zou(den) komen alvorens verdachte en/of zijn mededaders het geld zou(den) hebben
-en/of die [slachtoffer 2] hebben laten bellen met die [slachtoffer 3] om hem te dwingen het geld aan verdachte en/of zijn mededader(s) te betalen waarna die [slachtoffer 3] het geld daadwerkelijk aan verdachte en/of zijn mededader(s) heeft overgemaakt/betaald.
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 februari 2015 te Sint-Oedenrode tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag van 1030 euro of daaromtrent, in elk geval van enig goed, gehele of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
- [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] onder valse voorwendselen naar een woning heeft laten komen en/of (vervolgens)
-in die woning zeer dichtbij die [slachtoffer 1] heeft gestaan en/of een gebalde vuist tegen diens kaak heeft gehouden en/of
-in die woning aan die [slachtoffer 2] de woorden: "The money, money I kill you, I kill you" heeft toegevoegd en/of
-in die woning het gezicht tegen het gezicht van die [slachtoffer 2] heeft gehouden althans zeer dicht bij die [slachtoffer 2] heeft gestaan en/of daarbij heeft gezegd "Money problem, money problem" en/of (vervolgens) met vlakke hand tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft geslagen en/of
-(daarbij, om die eis kracht bij te zetten) (meermalen) heeft/hebben gezegd dat die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] niet uit de woning zou(den) komen alvorens verdachte en/of zijn mededaders het geld zou(den) hebben en/of
-die breedgeschouderd was/waren en/of in overwicht in aantal (in een kleine ruimte) bij die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] kwam(en) staan en/of zitten en/of aldus
-die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (aldus) heeft gedwongen om een bedrag van 1030 euro over te maken aan verdachte en/of diens mededaders;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijsoverweging.

Motivering met betrekking tot het primair tenlastegelegde feit.De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van gijzeling als bedoeld in artikel 282a van het Wetboek van Strafrecht, luidende: “Hij die opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid berooft of beroofd houdt met het oogmerk een ander te dwingen iets te doen of niet te doen wordt als schuldig aan gijzeling gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde categorie”.
Uit het onderzoek ter terechtzitting en het onderliggende strafdossier blijkt niet dat er bij verdachte(n) het oogmerk was om een ander dan de van hun vrijheid beroofd gehouden personen te laten betalen, maar om [slachtoffer 2] , die zelf van zijn vrijheid was beroofd, te laten betalen. Aan [slachtoffer 3] is ook niet kenbaar gemaakt dat [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] werden vastgehouden.
Dat [slachtoffer 3] aan de toon en de wijze waarop [slachtoffer 2] hem vroeg geld over te maken, merkte dat er iets niet in de haak was -en hij zelfs de politie heeft gebeld- doet daar niet aan af.
[slachtoffer 3] vertegenwoordigde de wijze waarop [slachtoffer 2] werd gedwongen te betalen. Het was verdachte om het even hoe [slachtoffer 2] de betaling zou regelen, via zijn bank of op andere wijze.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat
hij op 9 februari 2015 te Sint-Oedenrode, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk personen, genaamd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders
-die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onder valse voorwendselen naar de woning van één van zijn mededaders laten komen en
-die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aangegeven dat zij die woning niet mochten verlaten en
-in die woning zeer dichtbij die [slachtoffer 1] heeft/hebben gestaan
-in die woning aan die [slachtoffer 2] de woorden: "The money, money I kill you, I kill you" toegevoegd en
-in die woning het gezicht tegen het gezicht van die [slachtoffer 2] gehouden en daarbij gezegd "Money problem, money problem" en met vlakke hand tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] geslagen en
-die [slachtoffer 2] verzocht om een bedrag van 1030 euro te betalen aan verdachte en
-daarbij om die eis kracht bij te zetten meermalen gezegd dat die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet uit de woning zouden komen alvorens verdachte en/of zijn mededaders het geld zou(den) hebben.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort vonnis beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie acht gijzeling bewezen en zij vordert dat aan verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd voor de duur van 9 maanden met aftrek, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Tevens vordert de officier van justitie gehele toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregelen alles vermeerderd met de wettelijke rente.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vrijheidsberoving.
Verdachte heeft een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en hun lichamelijke integriteit aangetast. De bedreigingen en het geweld moeten een grote indruk op hen hebben gemaakt. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Uit de slachtofferverklaringen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is.
Verdachte heeft bij het plegen van het feit gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de slachtoffers.
Verdachte vervulde bij het plegen van het strafbare feit een leidinggevende rol.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid
dat verdachte het foute van zijn handelen nauwelijks inziet. Hij houdt sterk de focus op de onbetaalde rekening van € 1.000,= en blijft het zien in het kader van een gesprek aangaan over die factuur.
Uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] wordt duidelijk dat hij de situatie als zeer bedreigend heeft ervaren en moeite heeft met de verwerking ervan. Het getoonde materialisme van verdachte is kennelijk de oorzaak van zijn gebrek aan inzicht in menselijke verhoudingen.
Illustratief hiervoor is dat verdachte op zitting zegt een trauma te hebben vanwege een niet opgehaalde bumper.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen.
De rechtbank zal deze straf (voor een gedeelte) voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank de verdachte vrijspreekt van de primair impliciet tenlastegelegde gijzeling en de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] . De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 1.000,= en materiële schadevergoeding de posten Reiskosten en tegemoetkoming opname verlofuren vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.

De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren ten aanzien van de post immateriële schadevergoeding voorzover de vordering een bedrag van € 1.000,= te boven gaat.
Nader onderzoek naar de omvang van de vordering (in zoverre) zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van (dit deel van) de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Motivering van de hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] . De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien in zoverre geen sprake is van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade.

De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] . De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien in zoverre geen sprake is van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade.

De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] . De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien in zoverre geen sprake is van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade.

De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 27, 36f, 47, 56, 282.

DE UITSPRAAK

Vrijspraak van de primair impliciet tenlastegelegde gijzeling.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
primair voortgezette handeling van: medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
T.a.v. primair: Gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 28 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren
T.a.v. primair: Taakstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis
T.a.v. primair: Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 3] in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
T.a.v. primair: Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 4] in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
T.a.v. primair: Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 5] in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
T.a.v. primair: Maatregel van schadevergoeding van EUR 1872,10 subsidiair 28 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van € 1.872,10 (zegge: achttienhonderd tweeënzeventig euro en tien eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 28 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van € 1.000,= immateriële schade en EUR 872,10 materiële schade (post reiskosten en tegemoetkoming opname verlofuren).
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 1.872,10 (zegge: achttienhonderd tweeënzeventig euro en tien eurocent), te weten € 1.000,= immateriële schade en € 872,10 materiële schade (post reiskosten en tegemoetkoming opname verlofuren).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is met ingang van 1 mei 2015 reeds geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. L.G.J.M. van Ekert, voorzitter,
mr. I.L.A. Boer en mr. W.T.A.M. Verheggen, leden,
in tegenwoordigheid van J.C. de Steur, griffier,
en is uitgesproken op 8 augustus 2016.