Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
hij in of omstreeks de periode van 01 maart 2015 tot en met 4 april 2016 in de gemeente Eindhoven, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 1] ) een hoeveelheid van (in totaal) (ongeveer) 441 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
hij in of omstreeks de periode van 01 maart 2015 tot en met 4 april 2016 in de gemeente Eindhoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie/stroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
hij in of omstreeks de periode van 01 maart 2015 tot en met 4 april 2016 in de gemeente Eindhoven, in elk geval in Nederland, in het pand gelegen aan [adres 1] te Eindhoven, opzettelijk enig elektriciteitswerk als bedoeld in artikel 90ter onder 1 van het wetboek van strafrecht, toebehorende aan [benadeelde partij] , heeft beschadigd en/of stoornis in de gang of in de werking van voornoemd elektriciteitswerk heeft veroorzaakt en/of een ten opzichte van zodanig werk genomen veiligheidsmaatregel heeft verijdeld, terwijl daarvan levensgevaar en gemeen gevaar voor goederen - te weten brandgevaar voor die woning en mogelijk zwaar letsel voor de mensen in de directe omgeving van voornoemde woning - te duchten was, immers heeft hij in die woning de zegel(s) van de hoofdaansluitingskast van de elektriciteitsaansluiting gemanipuleerd en/of illegale gemanipuleerde zekeringen toegevoegd en/of het deksel van de aansluitkast verwijderd en/of (vervolgens) een illegale elektriciteitsaansluiting (ten behoeve van een in die woning aanwezige hennepplantage) gemaakt met ondeugdelijke beveiliging.
De formele voorvragen.
Bewijsoverweging.
De door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen.
De bewezenverklaring.
in de periode van 01 januari 2016 tot en met 4 april 2016 in de gemeente Eindhoven opzettelijk heeft geteeld in een pand aan [adres 1] 441 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
in de periode van 01 maart 2015 tot en met 4 april 2016 in de gemeente Eindhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie/stroom toebehorende aan [benadeelde partij] , waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
in de periode van 01 maart 2015 tot en met 4 april 2016 in de gemeente Eindhoven in het pand gelegen aan [adres 1] te Eindhoven, opzettelijk een ten opzichte van enig elektriciteitswerk als bedoeld in artikel 90ter onder 1 van het wetboek van strafrecht, toebehorende aan [benadeelde partij] , genomen veiligheidsmaatregel heeft verijdeld, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen - te weten brandgevaar voor die woning -- te duchten was, immers heeft hij in die woning de zegels van de hoofdaansluitingskast van de elektriciteitsaansluiting gemanipuleerd en illegale zekeringen toegevoegd en het deksel van de aansluitkast verwijderd en vervolgens een illegale elektriciteitsaansluiting ten behoeve van een in die woning aanwezige hennepplantage gemaakt met ondeugdelijke beveiliging.
De strafbaarheid van het feit.
De strafbaarheid van verdachte.
Oplegging van straf en/of maatregel.
Het oordeel van de rechtbank.
Algemeen
Strafverzwarende omstandigheden
De strafmodaliteit
Conclusie
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] .
Toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde feit.
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde feit.
Diefstal waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde feit.
gevangenisstrafvoor de duur
van zes maanden.
drie maanden niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
toeen veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij] , van een bedrag van
€ 15.183,62(vijftienduizend honderd drieëntachtig euro en tweeënzestig eurocent), bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 juli 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.