Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
hij in of omstreeks de periode van 11 januari 2016 tot en met 21 maart 2016 in de gemeente Eindhoven, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 1] ) een hoeveelheid hennep / hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
hij op of omstreeks 4 april 2016 in de gemeente Eindhoven, in elk geval in Nederland, in (een) woning gelegen aan [adres 1] stoffen en/of voorwerpen en/of gegevens, te weten (onder meer):
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of te koop aangeboden en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd en/of voorhanden gehad, terwijl hij, verdachte, wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die stoffen en/of voorwerpen en/of gegevens bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
hij in of omstreeks de periode van 11 januari 2016 tot en met 4 april 2016 in de gemeente Eindhoven, in elk geval in Nederland, Met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie/stroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijf heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
hij op of omstreeks 04 april 2016 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 15 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
hij op of omstreeks 4 april 2016 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, al dan niet opzettelijk professioneel vuurwerk, te weten: 2, althans een hoeveelheid, stuks knalvuurwerk (Super Cobra 8), voorhanden heeft gehad.
Vrijspraak.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit.
anderenmet behulp van die voorwerpen opzettelijk
beroeps- en/of bedrijfsmatighennep zouden telen als bedoeld in artikel 11, derde lid, van de Opiumwet, dan wel dat sprake zou zijn van een
grote hoeveelheidals in het vijfde lid van artikel 11 van de Opiumwet bedoeld. Volgens de definitie van “een grote hoeveelheid” in voormelde zin dient volgens art 1 lid 2 Opiumbesluit sprake te zijn van 200 hennepplanten of meer. Van andere feiten of omstandigheden waaruit aannemelijk zou kunnen worden dat verdachte zulks wist of ernstig reden had te vermoeden, is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank acht het onder 2 aan verdachte ten laste gelegde feit dan ook niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal van dat feit worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 3 primair ten laste gelegde feit.
De door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen.
De bewezenverklaring.
in de periode van 11 januari 2016 tot en met 21 maart 2016 in de gemeente Eindhoven opzettelijk heeft geteeld in een pand aan [adres 1] een hoeveelheid hennep/ hennep-planten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
op 04 april 2016 te Eindhoven opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
op 04 april 2016 te Eindhoven als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, opzettelijk professioneel vuurwerk, te weten 2 stuks knalvuurwerk Super Cobra 6, voorhanden heeft gehad.
De strafbaarheid van het feit.
De strafbaarheid van verdachte.
Oplegging van straf en/of maatregel.
Algemeen
Strafverzwarende omstandigheden
Strafmatigende omstandigheden.
De strafmodaliteit
Conclusie
Toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde feit.
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
ten aanzien van het onder 4 bewezen verklaarde feit.
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
ten aanzien van het onder 5 bewezen verklaarde feit.
taakstrafvoor de duur
van 120 uren[honderd twintig uren] subsidiair 60 dagen hechtenis.
40 uursubsidiair 20 dagen hechtenis
niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.