ECLI:NL:RBOBR:2016:4078

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
1 augustus 2016
Publicatiedatum
29 juli 2016
Zaaknummer
01/879317-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk aanwezig hebben van hennep en vuurwapen met munitie

Op 1 augustus 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 4 april 2016 in Best opzettelijk een grote hoeveelheid hennep (37,74 kilogram) en een vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden had. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op die datum in zijn woning een magneet op de elektriciteitsmeter had geplaatst, wat leidde tot de beschuldiging van diefstal van elektriciteit. Echter, de rechtbank sprak de verdachte vrij van dit laatste feit, omdat niet bewezen kon worden dat er daadwerkelijk sprake was van diefstal. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de feiten 1 en 2, namelijk het opzettelijk aanwezig hebben van hennep en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het advies van de Reclassering Nederland. De uitspraak is gedaan na een onderzoek ter terechtzitting op 18 juli 2016, waarbij de verdachte aanwezig was en zijn verdediging heeft gevoerd. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en de argumenten van de verdediging zorgvuldig afgewogen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/879317-16
Datum uitspraak: 01 augustus 2016
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962,
wonende te [adresgegevens] ,
thans preventief gedetineerd te: PI Overijssel, HvB Karelskamp.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 juli 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 22 juni 2016.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 04 april 2016 te Best (op de locatie [adresgegevens] ) opzettelijk aanwezig heeft gehad een (grote) hoeveelheid van ongeveer 37,74 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 04 april 2016 te Best (op de locatie [adresgegevens] ) een of meer wapens van categorie III, te weten een vuurwapen merk: CZ, type: 75B (9 mm Luger), en/of munitie van categorie III, te weten 7 patronen merk: GFL, type: 357 Magnum en/of 35 patronen merk/type: 9 x 19 (9 mm), voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
3.
hij op of omstreeks 04 april 2016 te Best, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak ten aanzien van feit 3.

Het standpunt van de officier van justitie ten aanzien van feit 3.

De officier van justitie acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen.

Het standpunt van de raadsman ten aanzien van feit 3.

De raadsman van verdachte heeft vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde bepleit. Volgens de raadsman hangt het af van het type meter of het wel lukt om de meter te beïnvloeden met een magneet. Niet is vastgesteld dat het meer dan een poging daartoe is geweest, en die is niet ten laste gelegd.

Het oordeel van de rechtbank.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat er op 4 april 2016 op de elektriciteitsmeter in de woning van verdachte aan de [adresgegevens] te [gemeente] een magneet is aangetroffen.
In het aangifteformulier van [benadeelde partij] , met bijlagen, is onder meer het navolgende verklaard:
‘Er is geconstateerd dat er met de zegels van de meter gefraudeerd is. Tevens is de meter beschadigd. Er werd een magneet op de meter aangetroffen waardoor de registratie van de hoeveelheid afgenomen elektriciteit niet meer juist was. De meter
zaldan geen verbruik registreren (…)’ (pag. 130) en ‘Wanneer er een externe magneet op de meter geplaatst is,
zalde meter een te laag verbruik registreren (…)’(pag. 144).
De rechtbank is van oordeel dat in voornoemd aangifteformulier, met bijlagen, meer in algemene zin wordt gesteld dat de magneet geen of een lager verbruik zal registreren. Op basis van de aangifte met de daarbij gevoegde bijlagen acht de rechtbank onvoldoende aangetoond dat in dit specifieke geval ook daadwerkelijk een verschil in verbruik is geconstateerd, waardoor sprake zou zijn van diefstal van elektriciteit. Met name biedt het dossier, in het licht van het gevoerde verweer, onvoldoende gegevens om te kunnen vaststellen of sprake is van een type meter waarbij beïnvloeding van de meterstand door middel van een magneet mogelijk is. De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 3 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Bewijs ten aanzien van de feiten 1 en 2.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte heeft de feiten 1 en 2 bekend.
De raadsman heeft aangevoerd dat deze feiten kunnen worden bewezen.
Het oordeel van de rechtbank. [1] [2]
Op grond van de navolgende bewijsmiddelen acht de rechtbank de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, voor zover hierna bewezen is verklaard.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting [3]
Ten aanzien van feit 1 voorts:
- proces-verbaal bevindingen (m.b.t. de doorzoeking) [4]
- proces-verbaal bevindingen (aantreffen hennep) [5]
- kennisgeving van inbeslagneming [6]
- proces-verbaal bevindingen (wegen en testen hennep) [7]
Ten aanzien van feit 2 voorts:
- proces-verbaal bevindingen (m.b.t. de doorzoeking) [8]
- proces-verbaal bevindingen (aantreffen wapen en munitie) [9]
- kennisgeving van inbeslagneming [10]
- proces-verbaal bevindingen (sporenonderzoek) [11]
- proces-verbaal bevindingen (onderzoek wapen en munitie) [12]
Gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaat de rechtbank met een opgave van bewijsmiddelen, nu verdachte de feiten 1 en 2 heeft bekend.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
1.
op 04 april 2016 te Best op de locatie [adresgegevens] opzettelijk aanwezig heeft gehad een grote hoeveelheid van ongeveer 37,74 kilogram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
2.
op 04 april 2016 te Best op de locatie [adresgegevens] een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen merk: CZ, type: 75B (9mm Luger) en munitie van categorie III, te weten 7 patronen merk: GFL, type: 357 Magnum en 35 patronen type: 9 x 19 (9 mm), voorhanden heeft gehad.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3:
  • een gevangenisstraf van 21 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
  • een geldboete van € 3.003,--.
Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie niets gevorderd, nu verdachte ter terechtzitting afstand heeft gedaan van de op de lijst vermelde in beslag genomen goederen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft bepleit een maximale werkstraf in combinatie met een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De raadsman vindt de geëiste straf te hoog. Verdachte moet al vrezen dat hij zijn woning kwijtraakt. Als hij lang wegblijft dan kan hij alles vergeten.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft voorts in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank tevens rekening gehouden met de inhoud van het door de Reclassering Nederland d.d. 27 juni 2016 opgemaakte reclasseringsrapport omtrent verdachte. In dit rapport wordt onder meer geadviseerd om naast een onvoorwaardelijke straf een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen als stok achter de deur. Het recidiverisico wordt ingeschat als matig.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennep in zijn woning. Hennep kan gevaar opleveren voor de gezondheid van de gebruikers ervan. Verdachte heeft bij het plegen van dit feit gehandeld uit puur winstbejag. Hij had deze hennep immers voorhanden om deze met winst te verkopen. Zover is het echter niet gekomen omdat er op 4 april 2016 een doorzoeking in de woning van verdachte heeft plaatsgevonden, waarbij de hennep is aangetroffen.
Verdachte heeft voorts in zijn woning een wapen met bijbehorende munitie in zijn voorhanden gehad. Het wapen lag in een kast en was geladen.
Het ongecontroleerde bezit van een (geladen) vuurwapen verhoogt het risico op een levensbedreigend geweldsdelict, te meer in combinatie met drugsgerelateerde feiten. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens.
Verdachte heeft uiteindelijk meer openheid van zaken gegeven en heeft zoals uit een hem betreffend uittreksel Justitiële documentatie blijkt geen relevant strafblad.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank vindt, gelet op de ernst van de feiten, een (maximale) taakstraf zoals door de raadsman is voorgesteld niet passend.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden. De rechtbank zal een gedeelte van deze gevangenisstraf van 3 maanden voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank acht geen termen aanwezig daarnaast nog een geldboete op te leggen, zoals door de officier van justitie is geëist.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank, anders dan de officier van justitie, verdachte van feit 3 zal vrijspreken en de rechtbank voorts van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. De eis van de officier van justitie komt de rechtbank, meewegend hetgeen in vergelijkbare zaken als straf wordt opgelegd, bovenmatig voor.

Het beslag.

Verdachte heeft ter terechtzitting afstand gedaan van de goederen vermeld onder 1, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 op de beslaglijst d.d. 10 juni 2016. Een kopie van deze beslaglijst is aan dit vonnis gehecht en moet als hier ingevoegd en herhaald worden beschouwd. Niet gebleken is voorts dat er nog beslag op andere goederen dan voormeld rust.
Nu verdachte afstand heeft gedaan van deze in beslag genomen goederen hoeft de rechtbank geen beslissing meer te geven over de afwikkeling van het beslag.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 27, 57,
Opiumwet art. 3, 11
Wet wapens en munitie art. 2, 26, 55.

DE UITSPRAAK

T.a.v. feit 3: Vrijspraak.
Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel. T.a.v. feit 2: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
T.a.v. feit 1, feit 2:
 Gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
van het Wetboek van Strafrecht waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. T. van de Woestijne, voorzitter,
mr. I.L.A. Boer en mr. L.G.J.M. van Ekert, leden,
in tegenwoordigheid van L. Scholl, griffier,
en is uitgesproken op 1 augustus 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, onderzoek [onderzoeksnaam] ’, documentcode 12062016.1100.83077, afgesloten op 29 april 2016, aantal pagina’s 1 tot en met 205 (hierna: dossier 1).
2.Een proces-verbaal aanvulling 1 van de politie Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, onderzoek [onderzoeksnaam] ’, proces-verbaalnummer 44, afgesloten op 18 mei 2016, aantal pagina’s 1 tot en met 59 (hierna: dossier 2).
3.Verklaring verdachte ter terechtzitting
4.Proces-verbaal bevindingen, dossier 1, pag. 97-98
5.Proces-verbaal bevindingen, dossier 2, pag. 7-8, 10
6.Kennisgeving inbeslagneming, dossier 2, pag. 41-42
7.Proces-verbaal bevindingen, dossier 1 pag. 101-102
8.Proces-verbaal bevindingen, dossier 1, pag. 97-98
9.Proces-verbaal bevindingen, dossier 2 pag. 7-8
10.Kennisgeving inbeslagneming, dossier 2 pag. 43-44
11.Proces-verbaal bevindingen, dossier 1 pag. 108
12.Proces-verbaal bevindingen, dossier 1 pag. 114-119