ECLI:NL:RBOBR:2016:4077

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
1 augustus 2016
Publicatiedatum
29 juli 2016
Zaaknummer
01/860180-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. T. van de Woestijne
  • mr. I.L.A. Boer
  • mr. L.G.J.M. van Ekert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie in de woning van de verdachte

Op 1 augustus 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en bijbehorende munitie. De verdachte, geboren in 1965, werd op 4 april 2016 in haar woning in Waalre betrapt met een vuurwapen van het merk Heckler & Koch, type P2000, en 27 patronen van het merk Sellier & Bellot. Tijdens een doorzoeking van haar woning werd het wapen aangetroffen in een handtas naast de verdachte. De verdachte ontkende op de hoogte te zijn van het wapen en stelde dat een ander, mogelijk haar partner, het wapen in haar tas had gestopt. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte zich bewust moest zijn geweest van de aanwezigheid van het wapen, gezien de omstandigheden waaronder het was aangetroffen. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig en concludeerde dat er voldoende bewijs was voor de tenlastelegging.

De rechtbank legde een taakstraf op van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank benadrukte de ernst van het voorhanden hebben van een vuurwapen en de risico's die dit met zich meebrengt. De verdachte had geen eerdere veroordelingen, wat in haar voordeel werd meegewogen. De rechtbank besloot ook tot onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen vuurwapen en de munitie, omdat deze in strijd met de wet waren voorhanden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/860180-16
Datum uitspraak: 1 augustus 2016
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965,
[adresgegevens] ,
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 juli 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 22 juni 2016.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 04 april 2016 te Waalre (in de woning [adresgegevens] ) een of meer wapens van categorie III, te weten een vuurwapen merk: Heckler & Koch, type: P2000 (9 x 19 mm), en/of munitie van categorie III, te weten 27 patronen merk: Sellier & Bellot, type: 9 x 19mm, voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
In de woning van verdachte, [adresgegevens] te [gemeente] , is op 4 april 2016 tijdens een doorzoeking in een handtas van verdachte een wapen met munitie aangetroffen.
Verdachte heeft bij de politie ontkend op de hoogte te zijn geweest van de aanwezigheid van het wapen met de munitie in haar tas.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit.
Verdachte had geen wetenschap van de aanwezigheid van het wapen met munitie in haar tas. Niet valt uit te sluiten dat een ander dan verdachte het wapen met munitie in de tas heeft gestopt. Haar partner, de heer [partner] , was wakker op het moment van de doorzoeking en kan het wapen er ook in hebben gestopt. Er zijn geen DNA-sporen van verdachte op het wapen aangetroffen, terwijl dit wel voor de hand ligt als het wapen langere tijd in de tas van verdachte heeft gezeten.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De bewijsmiddelen.
Op 4 april 2016 wordt in de woning van verdachte aan de [adresgegevens] te [gemeente] tijdens een doorzoeking in een tas een etui aangetroffen met daarin een vuurwapen, in het vuurwapen zat een houder met patronen en daarbij een losse houder met patronen. [2] [3]
Het vuurwapen is onderzocht en uit dit onderzoek is gebleken dat het vuurwapen een pistool van het merk Heckler & Koch, model P2000, van het kaliber 9x19 mm betreft. Het voorwerp is bestemd en geschikt om projectielen door een loop af te schieten.
De werking van het voorwerp berust op het teweegbrengen van een scheikundige
ontploffing. Derhalve is dit pistool een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op
artikel 2, lid 1, categorie III, onder 1, van de Wet Wapens en Munitie.
De aangetroffen munitie is tevens onderzocht. Het betreft 27 stuks kogelpatronen van het merk Sellier & Bellot, kaliber 9x19. De genoemde munitie betreffen 27 kogelpatronen bestemd om een projectiel door middel van een vuurwapen te verschieten. De kogelpatronen zijn geschikt te gebruiken in combinatie met het bij de munitie aangetroffen pistool.
Deze voorwerpen zijn munitie in de zin van artikel 1, onder 4, gelet op
artikel 2, lid 2, categorie III, van de Wet wapens en munitie. [4]
De handtas met daarin het wapen en de munitie werd aangetroffen in de keuken op een stoel naast verdachte [verdachte] . In deze handtas werd tevens een portemonnee aangetroffen met daarin pasjes en een legitimatiebewijs op naam van [verdachte] . [5]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat de aangetroffen zwarte handtas van haar is. [6]
De overwegingen van de rechtbank.
Voor een bewezenverklaring van “voorhanden hebben” als bedoeld in artikel 26 van de Wet Wapens en Munitie dient, naast de al dan niet fysieke aanwezigheid van het wapen of de munitie, te worden vastgesteld dat verdachte in meer of mindere mate bewust was van die aanwezigheid en dat hij enige handelingsbevoegdheid (beschikkingsmacht) had ten aanzien van het goed. Aan die voorwaarden zal veelal zijn voldaan indien het wapen is aangetroffen op een plaats waartoe verdachte vrijwel exclusief toegang had en welke plaats verdachte ook gebruikte.
Verdachte ontkent bij de politie dat het wapen van haar is en dat zij wist dat etui met het wapen en de munitie in haar tas zat. Zij geeft bij de politie echter geen verklaring hoe het wapen dan wel in haar tas terecht zou kunnen zijn gekomen. Verdachte is niet ter terechtzitting verschenen om een nadere verklaring of uitleg te geven.
De rechtbank overweegt dat de tas met daarin het geladen vuurwapen en de munitie in de woning van verdachte is aangetroffen, in de directe nabijheid van verdachte namelijk naast haar op de stoel. Het betreft de handtas van verdachte, met daarin haar eigen persoonlijke spullen, zoals haar portemonnee en identiteitsbewijs. Deze handtas was daarmee kennelijk ook bij verdachte in gebruik. Verdachte heeft, bij de politie of nadien, geen enkel aanknopingspunt aangedragen voor het - eerst ter terechtzitting - door de raadsman geopperde alternatief scenario dat een ander dan verdachte het wapen in de tas heeft gedaan. Voor de juistheid van dit alternatief scenario biedt ook overigens de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting geen concrete aanknopingspunten. Het enkele feit dat de partner van verdachte wakker was, zoals door de verdediging gesteld, is niet als zodanig aan te merken. Het door de raadsman aangedragen alternatief scenario is daarmee naar het oordeel van de rechtbank niet alleen onvoldoende geconcretiseerd, maar ook speculatief en in ieder geval niet aannemelijk.
De rechtbank acht, gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden, de verklaring van verdachte dat zij niet wist dat het wapen en de munitie in haar handtas zaten ongeloofwaardig en gaat aan deze verklaring voorbij. Gezien de omstandigheden waaronder en de plaats waar het wapen en de munitie zijn aangetroffen, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van het wapen en de munitie en dat zij ook de macht had hierover te beschikken..
De raadsman heeft nog gesteld dat het niet aantreffen van DNA-sporen van verdachte op het etui en het wapen een reden is verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde.
Het feit dat er geen DNA-sporen van verdachte op het etui of het vuurwapen zijn aangetroffen, hoeft naar het oordeel van de rechtbank niet noodzakelijkerwijs in te houden dat verdachte het vuurwapen en de munitie niet voorhanden heeft gehad. Deze stelling faalt daarom.
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen en het hiervoor overwogene acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 4 april 2016 op de [adresgegevens] te [gemeente] het in de tenlastelegging genoemde vuurwapen en de 27 patronen voorhanden heeft gehad, zoals hierna bewezen is verklaard.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
op 04 april 2016 te Waalre in de woning [adresgegevens] een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen merk: Heckler & Koch, type: P2000 (9 x 19 mm), en munitie van categorie III, te weten 27 patronen merk: Sellier & Bellot, type: 9 x 19mm, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
  • een taakstraf van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis met aftrek van het voorarrest;
  • een gevangenisstraf van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
  • onttrekking aan het verkeer van het beslag.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over een eventueel op te leggen straf.
Wel heeft de raadsman op vraag van de rechtbank of verdachte in staat is een taakstraf te verrichten aangegeven dat hij niet heeft gehoord dat zijn cliënt geen taakstraf kan verrichten.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen met bijbehorende munitie. Het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen verhoogt het risico op een levensbedreigend geweldsdelict. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens.
Uit een verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank acht een taakstraf van 180 uren passend en geboden. De rechtbank zal daarop in mindering brengen vier uren voor de twee dagen die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank zal daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. De hoogte van de straf is met name meer in overeenstemming met de door de rechtbank in zaken als deze gehanteerde oriëntatiepunten.

Beslag.De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke de feiten zijn begaan en de voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 36b, 36c, 57
Wet wapens en munitie art. 2, 26, 55.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen en maatregel.
*Taakstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank waardeert een in verzekering doorgebrachte dag op 2 uur te verrichten arbeid.
*Gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen goederen, te weten: een vuurwapen Heckler & Koch met etui, 2 patroonmagazijnen en 27 patronen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. T. van de Woestijne, voorzitter,
mr. I.L.A. Boer en mr. L.G.J.M. van Ekert, leden,
in tegenwoordigheid van L. Scholl, griffier,
en is uitgesproken op 1 augustus 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie , genummerd 30, documentcode [documentcode] , onderzoeksnummer [onderzoeksnaam] , afgesloten op 14 april 2016, pag. 1 tot en met 218 (hierna: dossier 1).
2.proces-verbaal bevindingen, dossier 1 pag. 183-185
3.kennisgeving van inbeslagneming, dossier 1, pag. 195, 197-198 volgnummers 8, 9, 10, 11 12
4.een aanvullend proces-verbaal bevindingen van politie eenheid Oost-Brabant, dienst regionale recherche, nummer 30, onderzoek [onderzoeksnaam] , afgesloten op 10 mei 2016, betreffende volgnummers 9, 10, 11 en 12
5.een aanvullend proces-verbaal bevindingen van politie eenheid Oost-Brabant, dienst regionale recherche, nummer 32, 20160414.1200.82708, afgesloten op 14 april 2016, pag 1.
6.Verklaring verdachte bij de politie, dossier 1, pag. 210