ECLI:NL:RBOBR:2016:4076
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant inzake drugshandel en -bezit
Op 1 augustus 2016 heeft de rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het vervoeren en voorhanden hebben van aanzienlijke hoeveelheden drugs, waaronder amfetamine, MDMA, LSD en hennep. De verdachte, geboren in 1963 en thans preventief gedetineerd, werd beschuldigd van drie feiten. Het eerste feit betrof het opzettelijk vervoeren van een grote hoeveelheid amfetamine en MDMA op 2 juni 2015 te Best. Het tweede feit betrof het opzettelijk aanwezig hebben van MDMA en LSD op 4 april 2016 in zijn woning in Amsterdam. Het derde feit betrof het opzettelijk aanwezig hebben van hennep en hasjiesj op dezelfde datum. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op basis van de verzamelde bewijsmiddelen wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank achtte de verklaringen van de verdachte ongeloofwaardig en concludeerde dat hij opzettelijk betrokken was bij de drugshandel. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 20 maanden geëist, maar de rechtbank legde een lichtere straf op van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar vond dat een gevangenisstraf noodzakelijk was voor een juiste normhandhaving.