ECLI:NL:RBOBR:2016:4075

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
1 augustus 2016
Publicatiedatum
29 juli 2016
Zaaknummer
01/993250-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van vuurwapens, munitie en LSD-zegels met vrijspraak voor andere feiten

Op 1 augustus 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van twee vuurwapens, munitie en een grote hoeveelheid LSD-zegels. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 4 april 2016 in Dordrecht twee vuurwapens van categorie III, te weten een revolver (merk Smith & Wesson) en een pistool (merk Walther P22), en 24 kogelpatronen voorhanden heeft gehad. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van 8.496 LSD-zegels, een middel dat op de lijst I van de Opiumwet staat. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de feiten 2 en 3, die betrekking hadden op het voorhanden hebben van geneesmiddelen zonder vergunning en amfetamine, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid bij deze feiten.

De rechtbank oordeelde dat de doorzoekingen in de woning en garageboxen van de verdachte rechtmatig waren, omdat er voldoende verdenking bestond. De verdediging voerde aan dat er sprake was van onherstelbare vormverzuimen, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 24 maanden op, met aftrek van het voorarrest, en verklaarde een aantal in beslag genomen goederen onttrokken aan het verkeer. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, vooral gezien de grote hoeveelheid LSD-zegels en het bezit van vuurwapens, en dat verdachte eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/993250-16
Datum uitspraak: 01 augustus 2016
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] [land] ) op [geboortedatum] 1969,
wonende te [adresgegevens] ,
thans preventief gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 juli 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 14 juni 2016.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 18 juli 2016 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 04 april 2016 te Dordrecht, althans in Nederland, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, twee, althans een vuurwapen(s) van categorie III, te weten een revolver (merk Smith & Wesson) en/of een pistool (merk Walther P22) en/of munitie, te weten 25, althans een aantal, kogelpatronen van categorie III, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
2.
hij op of omstreeks 4 april 2016 te Dordrecht, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk een of meer
geneesmiddel(en), te weten Senforce 100 (17.940 stuks), bevattende Sildenafil en/of Vidalista 20 (28.990 stuks), bevattende Tadalafil, waarvoor geen handelvergunning geldt,in voorraad heeft gehad en/of heeft verkocht en/of heeft ingevoerd of anderszins binnen of buiten het Nederlands grondgebied heeft gebracht; art 40 lid 2 Geneesmiddelenwet
3.
primair:
hij op of omstreeks 4 april 2016 te Dordrecht, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 2,5 liter amfetamineolie, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair:
dat hij op 4 april 2016 te Dordrecht, om een feit, bedoeld in het 3e of 4e lid van art. 10 Opiumwet, te weten het (telkens) opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een of meer hoeveelhe(i)d(en) amfetamine en/of methamfetamine, zijnde amfetamine en/of methamfetamine (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het 5e lid van artikel 3a van die wet, in elk geval een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende (telkens) een of meer middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, danwel aangewezen krachtens het 5e lid van art. 3a van die wet voor te bereiden en/of te bevorderen
  • voorwerpen en/of stoffen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het/die delict(en), immers heeft hij, verdachte, in voornoemde periode ne op voornoemde tijdstip in voornoemde pleegplaats,
  • een hoeveelheid van een materiaal bevattende BMK (benzylmethylketon) (bedoeld voor de productie van amfetamine, althans synthetische drugs), voorhanden gehad, waarvan verdachte wist of ernstig redenen had te vermoeden, dat die bestemd was tot het plegen van dat/die feit(en);
4.
hij op of omstreeks 04 april 2016 te Dordrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 8496, althans een groot aantal zegels bevattende LSD (Lysergide), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende LSD (Lysergide), zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, danwel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Moeten de resultaten van de doorzoeking in de woning en de garagebox van het bewijs worden uitgesloten?

Het verweer van de raadsvrouw.

De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat er sprake is van een aantal onherstelbare vormverzuimen in het kader van het voorbereidend onderzoek. Kort samengevat heeft zij aangevoerd:
dat de doorzoeking van de woning en daarop volgende doorzoeking van de garageboxen hebben plaatsgevonden zonder dat er daarvoor voldoende verdenking was tegen verdachte;
dat de weergave van de laatste gesproken zinnen van het verhoor van verdachte op 16 april 2016 (dat hij de schuldige is) in het daarvan opgemaakte proces-verbaal niet conform de werkelijkheid is. Er zijn geen opnamen van het verhoor beschikbaar, waardoor op dat punt cliënt niet de mogelijkheid heeft aan te tonen wat hij daadwerkelijk heeft gezegd tijdens het verhoor;
dat bij het veiligstellen van biologische sporen op de aangetroffen vuurwapens een onherstelbare fout is gemaakt. Daarmee is verdachte de mogelijkheid ontnomen zijn onschuld aan te tonen nu het forensisch onderzoek niet langer uitgevoerd kan worden.
Naast een schending van artikel 8 van het EVRM is er sprake van schending van artikel 6 van het EVRM. Er is sprake van ernstige schendingen. Bewijsuitsluiting van de in de garagebox aangetroffen goederen dient het gevolg te zijn ter verzekering van een eerlijk proces voor verdachte.

Het standpunt van de officier van justitie.

Op grond van de in het dossier genoemde feiten en omstandigheden was er sprake van een redelijk vermoeden van schuld aan een Opiumwetdelict. De doorzoeking is derhalve rechtmatig.
Het door de raadsvrouw bedoelde proces-verbaal van verhoor zal wat de officier van justitie betreft niet bijdragen aan het bewijs, zodat wat de verdediging heeft gesteld over dit de onjuistheid van de erkenning door verdachte in dit proces-verbaal, niet relevant is.
Gesteld noch gebleken is dat er ten aanzien van de wapens opzettelijk fouten zijn gemaakt door de politie. Nu er geen forensisch bewijs is met betrekking tot de wapens moet het aanwezige bewijs nog kritischer worden bekeken, maar voor bewijsuitsluiting is geen grond.
De officier van justitie is van mening dat er geen sprake is van vormverzuimen zodat het verweer van de raadsvrouw moet worden verworpen.
Het oordeel van de rechtbank met betrekking tot het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting.
Ten aanzien van de verdenking.
In het onderzoek Explorer is uit inzet van diverse technische en tactische opsporingsmiddelen gebleken dat het pand aan de [adres 1] dagelijks wordt bezocht door een groot aantal personen, waarvan de verdenking is dat die zich bezig houden met de handel in verdovende middelen. Tijdens de OVC-gesprekken in de loods wordt door de verdachten al dan niet in versluierde taal gesproken over synthetische drugs.
Verdachte [verdachte] is als een van die bezoekers geïdentificeerd. In de periode van 25 maart 2014 tot en met 14 november 2015 heeft verdachte de loods aan de [adres 1] bezocht en deelgenomen aan een aantal OVC-gesprekken.
In het proces-verbaal van verdenking noemt de politie een twaalftal OVC-gesprekken (pag. 183 tot en met 185) waaraan verdachte heeft deelgenomen. Volgens de materie-expert Synthetische Drugs en Precursoren [verbalisant 2] worden tijdens deze gesprekken diverse malen woorden gebruikt die in verband kunnen worden gebracht met synthetische drugs en cocaïne.
Daarnaast is er een BHV-mutatie van 13 juli 2014, waarin wordt gemeld dat [verdachte] in de [adres 2] woont. Bij de woning is het een gaan en komen van mannen (…). Het is volgens de melder overduidelijk te zien dat er geld wordt gegeven aan [verdachte] die dan vervolgens een zakjes overhandigd aan de persoon die het geld heeft gegeven aan [verdachte] . (…) Dit speelt zich dagelijks af vanaf laat in de middag tot laat in de avond.
Uit de Justitiële Documentatie is de politie bovendien gebleken dat verdachte in 2006 voor de Wet wapens en munitie en in 2012 en 2014 voor Opiumwetdelicten is veroordeeld.
Gelet op deze feiten en omstandigheden is de verdenking ontstaan dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf in de zin van de Opiumwet.
Op 22 maart 2016 heeft de rechter-commissaris beslist dat een doorzoeking zal worden verricht op de adressen [adres 3] , zijnde het gba-adres van verdachte en [adres 2] , zijnde de vermoedelijke feitelijke verblijfplaats van verdachte. Op 4 april 2016 heeft op beide adressen na machtiging door en onder leiding van de rechter-commissaris een doorzoeking plaatsgevonden.
Tijdens de doorzoeking in de woning [adres 2] zijn meerdere pillen aangetroffen, waarvan de verdenking bestond dat dit MDMA betrof. Tijdens de doorzoeking in de woning zijn tevens sleutels aangetroffen die vervolgens bleken te passen op de sloten waarmee twee in de buurt van die woning gelegen garageboxen (in het dossier onder meer aangeduid als gelegen aan de [adres 5] en hierna ook als zodanig aan te duiden) waren afgesloten. Onder leiding van de officier van justitie is de toegang verschaft tot deze garageboxen en heeft daar een doorzoeking plaatsgevonden.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de hiervoor geconstateerde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, vóór de doorzoeking in de woning [adres 2] reeds het redelijk vermoeden bestond dat de verdachte zich had schuldig gemaakt aan overtreding van de Opiumwet. De doorzoeking in de woning is dan ook rechtmatig, zodat geen sprake is van een vormverzuim. Tijdens de doorzoeking in de woning zijn onder andere pillen aangetroffen, waardoor de verdenking jegens verdachte alleen maar is versterkt. Dat later na onderzoek is gebleken dat een aantal aangetroffen pillen geen MDMA bevatten, doet niets aan de verdenking op dat moment af. In de woning werden kentekenbewijzen aangetroffen van een motor en twee bromfietsen en werd verbalisanten bekend dat de motor van verdachte zou staan in een garage ergens in de buurt van de woning. Daarnaast zijn in de woning sleutels aangetroffen, waarvan bij onderzoek er één of meer bleken te passen op de sloten waarmee een tweetal garageboxen in de buurt waren afgesloten. Naar aanleiding van hetgeen is aangetroffen in de woning, is onder leiding van de officier van justitie overgegaan tot doorzoeking van de twee garageboxen. Ook hier was het naar het oordeel van de rechtbank voldoende redelijk vermoeden van schuld in de zin van artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering en heeft de doorzoeking in de garageboxen, voor welke plaats voor verder onderzoek ook voldoende aanleiding was, rechtmatig plaatsgevonden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er geen sprake is van een vormverzuim.
Ten aanzien van het proces-verbaal verhoor van verdachte d.d. 13 april 2016.
Wat er ook zij van wat de raadsvrouw over de onjuistheid van het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 13 april 2016 heeft opgemerkt, de rechtbank zal dit proces-verbaal niet gebruiken voor het bewijs. Om die reden behoeft dit verweer naar het oordeel van de rechtbank niet verder te worden besproken.
Ten aanzien van het niet correct veiligstellen van sporen op de vuurwapens.
Uit de processen-verbaal van politie (pag. 558 en 574) blijkt dat bij de inbeslagneming van de wapens ter voorkoming van contaminatie door de verbalisant gebruik is gemaakt van de voorgeschreven beschermingsmiddelen. De officier van justitie heeft toegegeven dat er daarna bij de politie iets fout is gegaan, waardoor het niet mogelijk is gebleken op de vuurwapens aanwezige forensische sporen deugdelijk te (doen) onderzoeken. De rechtbank is van oordeel dat er in zoverre sprake is van een onherstelbaar vormverzuim tijdens het voorbereidend onderzoek. Gesteld noch gebleken is echter dat er zijdens de politie opzettelijk onjuist of hoogst onzorgvuldig is gehandeld.
Ook het recht van verdachte op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM is naar het oordeel van de rechtbank voldoende gewaarborgd. Daarnaast is er geen sprake van dat als gevolg van het geconstateerde vormverzuim bewijsmateriaal is verkregen. Ook hierom kan dit vormverzuim niet tot bewijsuitsluiting leiden. De rechtbank verwijst naar het arrest van de Hoge Raad van 20 maart 2004, ECLI:NL:HR:2004:AM2533, in het bijzonder rechtsoverweging 3.6.4.
Gelet op het hiervoor overwogene zal de rechtbank geen rechtsgevolg verbinden aan het geconstateerde vormverzuim en volstaan met de constatering van het verzuim.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat het verweer van de raadsvrouw tot bewijsuitsluiting van de resultaten van de doorzoekingen geen doel treft. Het verweer wordt dan ook verworpen.

Vrijspraak ten aanzien van de feiten 2 en 3.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de onder 2 en 3 subsidiair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak bepleit van de feiten 2 en 3 op de tenlastelegging.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de feiten 2 en 3.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 2 en 3 primair en subsidiair is ten laste gelegd.
In de bij verdachte in gebruik zijnde garagebox nummer aan de [adres 5] zijn op 4 april 2016 de onder 2 ten laste gelegde geneesmiddelen, te weten Senforce 100 en Vidalista 20 in vijf vuilniszakken aangetroffen. Tevens is in de garagebox een jerrycan aangetroffen met daar ongeveer 2,5 liter van een hoeveelheid van een materiaal bevattende BMK (benzylmethylketon).
Verdachte ontkent wetenschap te hebben gehad van de aanwezigheid van deze pillen en de jerrycan met BMK in de garagebox.
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor betrokkenheid van verdachte bij de feiten 2 en 3, nu uit het onderzoek ter terechtzitting en het dossier is gebleken dat er meerdere personen toegang hebben gehad tot de betreffende garagebox en deze goederen los zijn aangetroffen in de garagebox. Met name gelet op de plaats waar de goederen in de garagebox zijn aangetroffen, valt naar het oordeel van de rechtbank niet met een voldoende mate van zekerheid uit te sluiten dat deze goederen zonder medeweten van verdachte door een ander dan verdachte daar zijn achtergelaten. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de onder 2 en 3 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten.

Bewijs ten aanzien van de feiten 1 en 4.

Inleiding.
In de garagebox aan de [adres 5] zijn in de afgesloten kofferzadels van een tweetal scooters twee wapens, munitie en LSD-zegels aangetroffen.
De vraag moet worden beantwoord of verdachte deze voorwerpen opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de onder 1 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak bepleit van de feiten onder 1 en 4.
Er hadden meerdere personen toegang tot de garagebox. Niet kan worden bewezen dat verdachte enige mate van wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de verboden goederen. Verschillende personen kunnen verantwoordelijk zijn voor het plaatsen van de goederen in de garagebox. Tevens kan uit het dossier niet worden afgeleid dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een ander, zodat ook geen sprake kan zijn van medeplegen.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De bewijsmiddelen.
Op 4 april 2016 heeft er onder leiding van de rechter-commissaris een doorzoeking plaatsgevonden in de woning op het adres [adres 2] . [2]
Verdachte werd ten tijde van de doorzoeking in voornoemde woning aangetroffen. [3]
In voornoemde woning zijn onder meer de navolgende goederen aangetroffen:
- een heuptasje op de (ouder)slaapkamer. In het tasje werd het rijbewijs en vaarbewijs van verdachte aangetroffen. Tevens werden drie kentekenbewijzen van voertuigen, te weten van een Yamaha, kenteken [kenteken 1] , een Piaggio, kenteken [kenteken 2] , en een Sym, kenteken [kenteken 3] , aangetroffen. [4]
- sleutels van de hiervoor genoemde voertuigen; [5]
- sleutels, waarvan is gebleken dat dit toegangssleutels waren van de garageboxen aan de [adres 5] . [6]
Uit bevraging van de kentekens is gebleken dat een motor, merk Yamaha, kenteken [kenteken 1] , een scooter, merk Piaggio, kenteken [kenteken 2] , en een scooter, merk Sym, kenteken [kenteken 3] , op naam van verdachte staan. [7]
Tijdens de doorzoeking op 4 april 2016 in voornoemde woning gaf de vriendin van verdachte aan dat hij (hiermee refererend aan [verdachte] ) gisteren nog motor heeft gereden. Tevens gaf ze aan dat er een garagebox in de buurt moest zijn, maar niet precies wist waar. Een van de aanwezige wijkagenten gaf aan dat er garageboxen waren gelegen achter de flat aan de [straat] , zijnde de [adres 5] . Door middel van een sleutel aangetroffen in de woning heeft men toegang verschaft van de garagebox voorzien van nummer [nummer 1] en deze vervolgens doorzocht. Door bewoners van het aangrenzende flatgebouw werd medegedeeld dat wanneer nummer [nummer 1] open stond, de garagebox van nummer [nummer 2] ook altijd geopend werd en deze bij elkaar horen.
In opdracht van de officier van justitie is middels sleutels, wederom aangetroffen in de woning [adres 2] , toegang verschaft tot de desbetreffende garagebox. Er stond onder meer een motor, merk Yamaha. Verbalisant [verbalisant 1] probeerde de sleutel aangetroffen in de woning [adres 2] . Deze paste en werkte. [8]
Onder leiding van de officier van justitie mr. Simpelaar en in aanwezigheid van de hulpofficier van justitie [hulpfofficier van justitie] is op 4 april 2016 voor een doorzoeking ter inbeslagneming onder meer de garagebox aan de [adres 5] betreden. De garagebox is geopend met in de woning aan de [adres 2] aangetroffen sleutels. [9]
In de garagebox [adres 5] zijn onder meer een witte en een grijze scooter aangetroffen. [10]
In de witte scooter, merk Sym, kenteken [kenteken 3] , zijn in de afgesloten bergplaats onder het zadel de navolgende goederen aangetroffen en in beslag genomen:
* een vuurwapen, revolver, met 5 patronen, verpakt in een stoffen handdoek die in een plastic tas zat.
* in een plastic tas: 17 vellen LSD-strips met paddenstoelen erop, waarvan 16 vellen met 500 zegels en 1 vel met 496 zegels. [11] [12] [13]
De sleutel van de bromfiets is afkomstig uit de verzamelde sleutels uit de woning [adres 2] . [14] De revolver was geladen. [15]
Het vuurwapen (ZBRAA16008-318431) is onderzocht en betreft een revolver, Smith & Wesson, kaliber 6,35 mm. Het wapen functioneerde naar behoren.
De revolver is een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3, van de Wet wapens en munitie, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III, onder 1, van de Wet wapens en munitie. [16]
De 5 patronen (ZBRAA16008-319202) zijn onderzocht en betreffen 5 kogelpatronen Geco, 6,35 mm.
Dit betreft munitie in de zin van artikel 1, onder 4, van de Wet wapens en munitie, gelet op artikel 2, lid 2, categorie III, van de Wet wapens en munitie. [17]
In de grijze scooter, merk Piaggio, kenteken [kenteken 4] , zijn in een plastic tas in de afgesloten bergplaats onder het zadel de navolgende goederen aangetroffen en in beslag genomen:
* een zwart vuurwapen, namelijk een pistool, alsmede 7 patronen met houder en 12 patronen. [18] [19] [20]
De sleutel van de bromfiets is afkomstig uit de verzamelde sleutels uit de woningVan [adres 2] . [21]
Het vuurwapen (ZBRAA16008-318429) is onderzocht en betreft een pistool, merk Walther, P22, kaliber 6,35 mm, semi automatisch. In de huidige staat is het pistool een scherp schietend vuurwapen, centraalvuur. Het pistool bleek naar behoren te functioneren.
Het pistool is een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3, van de Wet wapens en munitie, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III, onder 1, van de Wet wapens en munitie. [22]
De aangetroffen munitie (ZBRAA16008-319201 en ZBRAA16008-319223)
is onderzocht. Het betreft 12 patronen (8 x Geco, 2x CBC EN 2 X S & B) en 7 kogelpatronen 3 x GFL, 2x S&B en 2 x CBC), 6.35 mm. Dit betreft munitie in de zin van artikel 1, onder 4, van de Wet wapens en munitie, gelet op artikel 2, lid 2, categorie III, van de Wet wapens en munitie. [23]
Van de in totaal 8.496 aangetroffen zegels zijn 50 zegels bemonsterd onder SIN AADK6783NL. [24]
Uit NFI-onderzoek is gebleken dat de monsters SIN AADK6783NL (50 zegels in diverse kleuren) LSD bevatten. LSD is vermeld op lijst I behorend bij de Opiumwet. Een zegel bevat één dosering LSD. [25]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de in zijn garagebox aan de [adres 5] aangetroffen grijze en witte scooter van hem zijn. Het in de woning aangetroffen tasje met daarin de kentekenbewijzen van de scooters is van hem. Hij heeft voornoemde garagebox op 4 april 2016 en daarvoor in gebruik gehad. Op het moment van de doorzoeking op 4 april 2016 verbleef hij in de woning [adres 2] . [26]
[betrokkene 1] meldde zich op 4 april 2016 bij de politie en heeft tegenover de politie verklaard dat hij heeft gezien dat de politie is binnengevallen in de woning van [betrokkene 2] .
Hij heeft zijn motor weggehaald uit de garagebox. Naast de motor lagen er alleen maar een motorhoes en een slot van [betrokkene 1] in de garagebox. Hij had enkel toestemming van [verdachte] zijn motor te stallen in de garagebox aan de [adres 5] . [27] Ook [betrokkene 3] heeft verklaard dat hij gebruik maakte van de garagebox aan de [adres 5] . De aangetroffen vuurwapens, munitie en LSD behoren echter niet aan hem toe. [28]
De overwegingen.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Ter terechtzitting heeft verdachte aangevoerd dat de aangetroffen wapens, munitie en LSD-zegels niet van hem zijn. Twee dagen voor de doorzoeking heeft verdachte gezien dat de scooters niet op dezelfde plaats in de garagebox stonden. De sleutels van de scooters lagen normaliter onder het voorwiel van de desbetreffende scooters. Hij gebruikt de scooters zelf niet en heeft het vermoeden dat andere mensen zijn scooters uit de garagebox zonder zijn toestemming hebben gebruikt met gebruikmaking van de sleutels die onder de voorwielen lagen. Omdat verdachte niet wilde dat er zonder zijn toestemming gebruik werd gemaakt van de scooters heeft hij toen de sleutels van de scooters meegenomen en in de woning aan de [adres 2] gelegd.
Als reden voor het normaliter neerleggen van de sleutels van de scooters onder het voorwiel heeft verdachte aangegeven dat de scooters op deze wijze verplaatst konden worden als iemand ergens bij moest in de garagebox en de scooter daarbij in de weg stond.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank constateert dat verdachte meerdere keren bij de politie is gehoord en zich toen telkens heeft beroepen op zijn zwijgrecht ten aanzien van de scooters en hetgeen daarin is aangetroffen. Ook bij de rechter-commissaris heeft verdachte zich beroepen op zijn zwijgrecht. De eerst op de zitting ingenomen stelling van verdachte dat de sleutels een aantal dagen vóór de doorzoeking onder de voorwielen van de scooters lagen, wordt voorts niet door enig bewijsmiddel ondersteund, in het bijzonder niet door de verklaringen van de twee andere gebruikers van de garagebox, te weten [betrokkene 3] en [betrokkene 1] (getuige [betrokkene 3] verklaart ter terechtzitting dat hij in een of meer motorvoertuigen in de loods sleutels in het contact heeft zien zitten [29] , maar verklaart niet over een sleutel onder het voorwiel. [betrokkene 1] verklaart niets over de sleutels van de scooters. Ook de aangevoerde reden waarom de sleutels onder het voorwiel gelegd zouden zijn, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Verdachte heeft ter terechtzitting immers desgevraagd toegegeven dat een scooter ook relatief makkelijk kan worden verschoven zonder de beschikking te hebben over de sleutels van de scooter.
De verklaringen van verdachte over de scooters zijn bovendien niet goed met elkaar te rijmen waar hij enerzijds verklaart dat de sleutels onder het voorwiel werden gelegd zodat de scooters makkelijk konden worden verplaatst en anderzijds verklaart dat hij de sleutels mee naar huis heeft genomen omdat hij zag dat de scooters waren verplaatst.
De rechtbank acht de hiervoor weergegeven ontkennende verklaring van verdachte daarom niet aannemelijk, in het bijzonder ook niet zijn stelling dat de sleutel van de scooter onder het voorwiel van die scooter heeft gelegen.
Ook anderszins is niet aannemelijk geworden dat een ander of anderen dan verdachte over een sleutel van de scooter(s) hebben beschikt en dat die andere persoon of personen dan de aangetroffen voorwerpen in de scooter(s) zouden hebben gelegd. Verdachte heeft hierover op de zitting slechts een vermoeden geuit en kan of wil verder geen namen van die persoon of personen noemen. Deze stelling van verdachte vindt ook geen steun in het dossier en is niet aannemelijk geworden.
Uit de bewijsmiddelen blijkt verder dat de garagebox aan de [adres 5] bij verdachte in gebruik is. Verdachte noemt deze garagebox ter terechtzitting ‘zijn garagebox’ en de sleutels van deze garagebox worden in de woning waar verdachte op het moment van de doorzoeking verblijft, aangetroffen. Verdachte maakt ook gebruik van deze garagebox om daar onder meer zijn motor te stallen. In de garagebox worden onder meer twee afgesloten scooters aangetroffen en de motor van verdachte. De scooters zijn eigendom van verdachte en staan op zijn naam. De sleutels en de kentekenbewijzen van deze scooters zijn in de woning waar verdachte op dat moment verbleef aangetroffen. De kentekenbewijzen van de scooters zaten in een heuptasje van verdachte. Naast deze kentekenbewijzen zaten ook het rijbewijs, vaarbewijs en kentekenbewijs van de motor van verdachte in voornoemd tasje.
De afgesloten zadelkoffers zijn met de in de woning aangetroffen sleutels geopend en in de zadelkoffers zijn voornoemde vuurwapens, munitie en LSD-zegels aangetroffen.
Op grond van deze feiten en omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de in de afgesloten zadelkoffers van de scooters aangetroffen voorwerpen aan verdachte toebehoorden en dat verdachte de beschikking had over deze goederen.
Er is geen enkele aanwijzing dat een ander dan verdachte deze goederen in de afgesloten zadelkoffers van de scooter heeft gelegd. Dat een ander of anderen gebruik maakten van de scooter is een enkel vermoeden dat verdachte heeft geuit, waarvoor geen enkele ondersteuning in het dossier aanwezig is.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder feit 1 ten laste gelegde revolver, het pistool en de 24 kogelpatronen op 4 april 2016 te Dordrecht voorhanden heeft gehad, zoals hierna onder 1 bewezen zal worden verklaard.
Voorts acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 4 april 2016 te Dordrecht 8.496 zegels bevattende LSD (Lysergide) opzettelijk aanwezig heeft gehad, zoals hierna onder 4 bewezen zal worden verklaard.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen eventueel, in onderling samenhang en verband bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
1.
op 04 april 2016 te Dordrecht twee vuurwapens van categorie III, te weten een revolver (merk Smith & Wesson) en een pistool (merk Walther P22) en munitie, te weten 24 kogelpatronen van categorie III, voorhanden heeft gehad.
4.
op 04 april 2016 te Dordrecht, opzettelijk aanwezig heeft gehad 8496 zegels bevattende LSD (Lysergide), zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 3 primair: vrijspraak;
Ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 subsidiair en 4:
  • een gevangenisstraf van 3 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht ;
  • onttrekking aan het verkeer van de goederen vermeld onder 6, 7, 8, 11 tot en met 24 op de beslaglijst;
  • verbeurdverklaring van de goederen vermeld onder 4 en 5 op de beslaglijst;
  • teruggave van de goederen vermeld onder 2 (personenauto Renault Megane), 25 (telefoon) en 26 (telefoon) op de beslaglijst aan verdachte en
  • teruggave van de goederen vermeld onder 9 en 10 aan de rechthebbende [betrokkene 3] .
De officier van justitie merkt voorts op dat op het in beslag genomen geld vermeld onder 2 op de beslaglijst inmiddels conservatoir beslag is gelegd en op de onder 3 vermelde motorfiets inmiddels beslag rust in het onderzoek [onderzoek] onder parketnummer 01/993317-16, zodat ten aanzien van deze voorwerpen in de onderhavige zaak geen beslissing meer behoeft te worden genomen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte draagt de zorg voor de kinderen op het moment dat zijn partner aan het werk is.
Verdachte heeft de afgelopen vijf jaar geen documentatie op het gebied van de Wet wapens en munitie gehad. In een eerdere strafzaak heeft verdachte 368 dagen langer in detentie verbleven dan de uiteindelijk aan hem opgelegde gevangenisstraf. Mocht de rechtbank tot oplegging van een straf komen, dan verzoekt de raadsvrouw daar rekening mee te houden en de op de leggen straf op die grond te matigen.
De raadsvrouw heeft verzocht geen gevangenisstraf op te leggen langer dan de duur die verdachte in voorlopige hechtenis heeft verbleven.
Tot slot heeft de raadsvrouw de teruggave verzocht van de Renault Megane, de sleutelkaart van deze auto, de twee scooters en de twee telefoons, aan verdachte.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank voor zover voorhanden aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
Verdachte heeft een grote hoeveelheid LSD-zegels voorhanden gehad. Gelet op de grote hoeveelheid kan het niet anders dan dat deze zegels bestemd waren voor de handel in deze drugs. Het is algemeen bekend dat harddrugs schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van deze middelen. Bovendien bekostigen gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen.
Verdachte heeft tevens twee wapens met bijbehorende munitie, verborgen in twee scooters, voorhanden gehad. Eén van de wapens was geladen. Bij het andere wapen zat een houder met patronen. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens verhoogt het risico op een levensbedreigend geweldsdelict, zeker in combinatie met drugsdelicten. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens.
Ten nadele van verdachte heeft de rechtbank meegewogen dat uit een verdachte betreffende uittreksel Justitiële Documentatie blijkt dat verdachte eerder, in 2012 en 2014, tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen is veroordeeld voor onder meer Opiumwetdelicten. Kennelijk hebben deze eerdere veroordelingen hem er niet van weerhouden opnieuw de fout in te gaan.
Ter terechtzitting is niet gebleken dat verdachte het laakbare van zijn handelen inziet.
De rechtbank ziet geen aanleiding bij de strafoplegging rekening te houden met de strafzaak van 2014, waarbij verdachte langer in detentie zou hebben gezeten dan de opgelegde straf, zoals door de raadsvrouw is aangevoerd, nu deze zaak geen verband houdt met deze strafzaak.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank , anders dan de officier van justitie, niet bewezen acht de aan verdachte ten laste gelegde feiten 2 en 3 en de rechtbank voorts van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.

Beslag.De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn met betrekking tot de feiten zijn begaan en/of voorwerpen waarbij, niettegenstaande de vrijspraak wordt vastgeteld dat een strafbaar feit is begaan. Voors zijn de voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.

De rechtbank is voorts van oordeel dat een aantal in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen aan het verkeer onttrokken dienen te worden verklaard, omdat blijkens het onderzoek ter terechtzitting deze voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane misdrijven zijn aangetroffen, terwijl deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan en/of ter voorbereiding van soortgelijke misdrijven en deze voorwerpen toebehoren aan verdachte en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in beslag genomen personenauto Renault Megane, de scooter Piaggio, de scooter Sym, de twee telefoons en een pot Kamagra aan verdachte, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van deze in beslag genomen goederen.
De rechtbank zal voorts de teruggave gelasten van de in beslag genomen geldtelmachine en het sealapparaat aan de rechthebbende [betrokkene 3] , nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van deze in beslag genomen goederen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 36b, 36c, 36d, 57,
Opiumwet art. 2, 10
Wet wapens en munitie art. 2, 26, 55.

DE UITSPRAAK

T.a.v. feit 2, feit 3 primair en subsidiair: Vrijspraak.
Verklaart het onder 1 en 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd en Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie. T.a.v. feit 4: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C, van de Opiumwet gegeven verbod Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
T.a.v. feit 1, feit 4:
Gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
van het Wetboek van Strafrecht.
Onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen goederen, te weten de navolgende goederen vermeld op de beslaglijst:
6. wapen 7. wapen
8. munitie
11. 12 patronen
12. 7 patronen
13. 5 patronen
14. wapen
15. 33 pillen roze
16. 18 pillen wit
18. 1 pil blauw
19. 1 pil rood
20. 5 vuilniszakken met strips erectiepillen
21 1 stuk hashish
22. plastic zakje met poeder
23. 15 vellen lsd strips
24. jerrycan met vloeistof Teruggave van de in beslag genomen goederen, te weten de navolgende goederen vermeld op de beslaglijst:
2. personenauto Renault Megane;
4. scooter, merk Piaggio, kenteken [kenteken 2] , ;
5. scooter, merk Sym, kenteken [kenteken 3] , 17. 1 stuk (planten) pot Kamagra,
25. telefoon, Blackberry Bold
26. telefoon Blackberry
aan verdachte. Teruggave in beslag genomen goederen, te weten de navolgende goederen vermeld op de beslaglijst:
9. geldtelmachine;
10. sealapparaat,
aan de rechthebbende, zijnde [betrokkene 3] .
Dit vonnis is gewezen door:
mr. L.G.J.M. van Ekert, voorzitter,
mr. I.L.A. Boer en mr. T. van de Woestijne, leden,
in tegenwoordigheid van L. Scholl, griffier,
en is uitgesproken op 1 augustus 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Eenheid Zeeland West-Brabant, Dienst Regionale Recherche, met proces-verbaal nummer 48, onderzoeksnummer ZBRAA16008 Seaford. afgesloten op 29 april 2016, pag. 1 tot en met 593 (mappen 1 en 2).
2.Proces-verbaal bevindingen pag. 505
3.Proces-verbaal bevindingen pag. 403
4.Proces-verbaal bevindingen, pag. 414-415
5.Proces-verbaal bevindingen pag. 506 (motor), 545 (scooters)
6.Proces-verbaal bevindingen pag. 506
7.Proces-verbaal bevindingen pag. 144-145
8.Proces-verbaal bevindingen pag. 505-506
9.Proces-verbaal bevindingen pag. 507-508
10.Overzicht goederen pag. 509
11.Overzicht goederen pag. 576
12.Proces-verbaal bevindingen pag. 544-545
13.Kennisgevingen van inbeslagneming, pag. 580 (5 patronen), pag. 582 (revolver), pag. 586 (LSD-strips)
14.Proces-verbaal bevindingen pag. 545
15.Proces-verbaal van bevindingen pag. 574
16.Proces-verbaal bevindingen, pag. 159
17.Proces-verbaal van bevindingen pag. 161
18.Proces-verbaal bevindingen pag. 545
19.Overzicht goederen pag. 560
20.Kennisgeving van inbeslagneming pag. 561 (pistool), pag. 567 (12 patronen) en pag. 569 (7 patronen)
21.Proces-verbaal bevindingen pag. 545
22.Proces-verbaal bevindingen pag. 158-159
23.Proces-verbaal bevindingen pag. 160-161
24.Proces-verbaal bevindingen pag. 577-579 en aanvraag onderzoek NFI pag. 535
25.Rapport NFI d.d. 2 mei 2016 (nagekomen) met zaaknummer 2016-04-20-176 (aanvraag 001), pag. 1-2
26.Verklaring verdachte ter terechtzitting
27.Proces-verbaal bevindingen pag. 167
28.Verklaring getuige [betrokkene 3] ter terechtzitting
29.Verklaring getuige [betrokkene 3] ter terechtzitting