Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juli 2016 in de zaak tussen
[eiseres] , kantoorhoudende te [plaats] , eiseres
het bestuur van de raad voor rechtsbijstand, verweerder
[derde-partij]te Deurne, (gemachtigde: F.P.J.M. Remmen).
Procesverloop
Overwegingen.
In dit geval staat ten tijde van de beëindiging van de werkzaamheden van eiseres vast dat de derde-partij beschikt over voldoende eigen vermogen. Op voorhand kan niet worden uitgesloten dat de derde-partij slechts zelf het initiatief neemt voor een boedelscheiding in de verwachting hier een hoger resultaat mee te kunnen bereiken. Het is niet waarschijnlijk dat zij een dergelijke procedure start in de verwachting dat een deel van het resultaat uit de verkoop van de echtelijke woning aan haar ex wordt toebedeeld. Het ligt op de weg van verweerder om in dit geval, analoog aan het beleid inzake overname van de zaak door een advocaat op betalende basis, een inschatting te maken van het te behalen resultaat. Dat kan de rechtbank niet zelf doen op basis van de beschikbare informatie in deze zaak. De rechtbank zal daarom niet de rechtsgevolgen in stand laten. Evenmin zal de rechtbank zelf in de zaak voorzien of verweerder de gelegenheid geven het gebrek te herstellen. In een nieuw besluit op bezwaar zal verweerder een inschatting moeten maken van het vermogen van de derde-partij na afronding van de boedelscheidingsprocedure en op basis daarvan beslissen of het primaire besluit alsnog moet worden herroepen.
Beslissing
mr. B. van der Bruggen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2016.