ECLI:NL:RBOBR:2016:4057

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 juli 2016
Publicatiedatum
28 juli 2016
Zaaknummer
01/879320-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van brutale en gewelddadige woningovervallen en bedrijfsinbraken met zware straffen en schadevergoeding aan slachtoffers

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 29 juli 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij meerdere gewelddadige woningovervallen en bedrijfsinbraken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten een vijftal delicten heeft gepleegd, waaronder een poging tot moord/doodslag, twee woningovervallen en twee bedrijfsinbraken. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de feiten 2 tot en met 5, waarbij hij werd vrijgesproken van de poging tot moord/doodslag. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 11 jaar op, wat zwaarder was dan de eis van de officier van justitie. Daarnaast werd de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan de slachtoffers van de overvallen, met bedragen variërend van € 6.252,50 tot € 40.733,76. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan brutale en gewelddadige misdrijven, waarbij hij de slachtoffers ernstig had benadeeld en hen met geweld had bedreigd. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die door de overvallen in hun persoonlijke levenssfeer en veiligheid zijn aangetast. De rechtbank oordeelde dat de opgelegde straf en schadevergoedingen recht deden aan de gepleegde feiten en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/879320-15
Datum uitspraak: 29 juli 2016
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1992] ,
wonende te [woonplaats] , [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 juli 2016 en 15 juli 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 9 juni 2015. De tenlastelegging is op de terechtzitting van 11 september 2015 aangepast conform het bepaalde bij artikel 314a Sv.
Nadat de tenlastelegging voorts op de terechtzitting van 8 juli 2016 is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 13 januari 2015 te Oss, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met een (honkbal)knuppel, althans met een hard en/of zwaar voorwerp meermalen, althans eenmaal met (aanzienlijke) kracht op/tegen het hoofd en/of de benen van die [slachtoffer 1] heeft geslagen (al dan niet terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; (artikel 289 / 287 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)
2. hij op of omstreeks 21 februari 2015 te Helmond tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een slagerij gelegen aan de [adres 2] heeft weggenomen een hoeveelheid vlees en/of een hoeveelheid garnalen en/of een hoeveelheid messen en/of een hoeveelheid (keuken- en/of snij)machines en/of een hoeveelheid weegschalen en/of een hoeveelheid snijplanken en/of een hoeveelheid barbecues en/of een hoeveelheid gasflessen en/of een hoeveelheid broodmanden en/of een hoeveelheid plastic lepels en/of een hoeveelheid afvalbakken en/of een hoeveelheid (ham)haken en/of een hoeveelheid beeldschermen en/of een hoeveelheid bewakingscamera's en/of een decoder en/of een koffiezetapparaat en/of een biertap en/of een messenslijper en/of een hogedrukreiniger en/of een bestelauto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
(artikel 311 Wetboek van Strafrecht)
3. hij op of omstreeks 12 maart 2015 te Oss tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een vriescel, behorende bij een bedrijfspand gelegen aan de [adres 3] heeft weggenomen een hoeveelheid vlees, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
(artikel 311 Wetboek van Strafrecht)
4. hij op of omstreeks 19 maart 2015 te Heesch, gemeente Bernheze, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
A.
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een woning gelegen aan [adres 4] ) heeft weggenomen een hoeveelheid hennep(planten) en/of een telefoon en/of een babyfoon en/of een hoeveelheid sleutels en/of een personenauto en/of een portemonnee met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
B.
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid hennep(planten) en/of een telefoon en/of een babyfoon en/of een hoeveelheid sleutels en/of een personenauto en/of een portemonnee met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), als volgt heeft/hebben gehandeld, hebbende hij, verdachte en/of zijn mededader(s),
-die [slachtoffer 3] vastgegrepen en/of (terug) de woning (gelegen aan [adres 4] ) in
geduwd en/of (daarbij) die [slachtoffer 3] de woorden toegevoegd: "naar binnen, naar
binnen" en/of
-een vuurwapen op (het hoofd en/of in de nek van) die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] gedrukt en/of
gericht (gehouden);
(artikel 312 / 317 Wetboek van strafrecht)
5. hij op of omstreeks 04 maart 2015 te Oss, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning gelegen aan de [adres 5] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (30.000 euro) en/of een hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij bezit van het gestolene te verzekeren, hebbende hij, verdachte en/of zijn mededader(s):
-die [slachtoffer 6] met een koevoet, althans met een hard en/of scherp en/of zwaar voorwerp
meermalen, althans eenmaal met (aanzienlijke) kracht op het hoofd en/of vervolgens op de
ribben geslagen en/of
-die [slachtoffer 5] met een (hard en/of scherp en/of zwaar) voorwerp meermalen, althans
eenmaal met (aanzienlijke) kracht in het gezicht geslagen en/of
-(met kracht) de ringen van de vingers van die [slachtoffer 5] losgetrokken en/of
-(met kracht) de armbanden en/of het horloge van de pols,
althans de arm van die [slachtoffer 5]
losgetrokken;
(artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs.
Inleiding.
Verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij telkens samen met medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] een vijftal delicten heeft gepleegd, te weten - kort gezegd - een poging tot moord/doodslag, twee woningovervallen en twee bedrijfsinbraken.
Het standpunt van de officier van justitie.
Op de in het schriftelijk requisitoir uitgewerkte gronden heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank tot een bewezenverklaring zal komen van de feiten 2 t/m 5 en dat de verdachte van het tenlastegelegde onder feit 1 zal worden vrijgesproken
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft op gronden als vermeld in de pleitnota integrale vrijspraak bepleit.
Het oordeel van de rechtbank.
t.a.v. feit 1.
De rechtbank acht met de officier van justitie en de verdediging niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het bewijs schiet tekort om de verdachte op de plaats van het delict te kunnen plaatsen.
t.a.v. feit 2.
De rechtbank is van oordeel dat uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, zoals vervat in de aan dit vonnis gehechte bewijsbijlage A, in onderling verband en samenhang bezien, dusdanig evident het daderschap van de verdachte bij deze bedrijfsinbraak blijkt, dat zonder nadere motivering kan worden volstaan met de enkele verwijzing naar de desbetreffende bewijsmiddelen. De rechtbank merkt de rol van de verdachte bij de bedrijfsinbraak aan als die van medepleger met in elk geval [medeverdachte 1] . De diverse door de verdediging aangevoerde verweren worden naar het oordeel van de rechtbank in het licht van de daarop betrekking hebbende bewijsmiddelen, bijeengenomen, ook afdoende weerlegd.
Behalve dat er bij verdachte vlees is aangetroffen afkomstig van de onderhavige inbraak, acht de rechtbank met name het daags na de inbraak gevoerde tapgesprek tussen verdachte en [medeverdachte 1] van belang. Naar het oordeel van de rechtbank heeft dit tapgesprek, in het licht van de overige bewijsmiddelen, onmiskenbaar betrekking op de bij de inbraak tevens weggenomen en later in brand gestoken bedrijfsauto van [slachtoffer 2] . [medeverdachte 1] zegt bij dit tapgesprek tegen [verdachte] “ja, afmaken hè!” waarop [verdachte] antwoordt dat het goed komt. Iets meer dan een uur later kan de bij [medeverdachte 1] in gebruik zijnde Ford Focus op grond van de bakengegevens geplaatst worden op de locatie waar en luttele minuten voor het moment dat de bedrijfsbus van [slachtoffer 2] brandend wordt aangetroffen in Volkel. Niet alleen kan [verdachte] via het aangetroffen vlees in verband worden gebracht met de inbraak in de slagerij, maar dus ook via het zich ontdoen van de bij die inbraak weggenomen bedrijfsbus.
Gelet op deze voor het daderschap van de verdachte redengevende feiten en omstandigheden mag van de verdachte worden verlangd dat hij met een die redengevendheid ontzenuwende verklaring komt. Nochtans heeft de verdachte zich gedurende de gehele procedure wat betreft dit feit op zijn zwijgrecht beroepen. Ook ter terechtzitting heeft hij op prangende vragen van de rechtbank over de herkomst van het bij hem aangetroffen vlees en het hiervoor genoemde tapgesprek met [medeverdachte 1] geen antwoord willen geven. De rechtbank betrekt het uitblijven van een redelijke verklaring van de verdachte ten aanzien van deze belastende feiten en omstandigheden bij het waarderen van het voorhanden bewijs. Zij legt die in het nadeel van de verdachte uit.
t.a.v. feit 3.
De rechtbank stelt op grond van de in de bewijsbijlage B opgenomen en weergegeven bewijsmiddelen onder meer vast - dat verdachte op 12 maart 2015 om 02:13 uur c.q. 02:16 uur, dat wil zeggen de nacht van de inbraak, samen met onder meer [medeverdachte 1] in diens auto is vertrokken;
-dat deze auto vervolgens vanaf 02:17 uur tot 03:59 uur in de directe nabijheid van de plaats
van het delict heeft stilgestaan;
-dat verdachte kort na 03:59 uur bij [betrokkene 1] met ‘iets’ is langsgegaan;
-dat er vanaf 04:11 uur grote bedrijvigheid bij de woning van verdachte heeft geheerst waarbij
meerdere personen betrokken zijn geweest;
-dat verdachtes telefoonnummer kort voor 05:00 uur kan worden getraceerd naar de plaats van
het delict;
-dat verdachte om 05:47 uur dozen zijn woning heeft binnengedragen;
- dat verdachte diezelfde dag om 15:59 uur en 17:02 uur telefoongesprekken heeft gevoerd met
een inhoud die onmiskenbaar past bij de inbraak en
-dat bij [medeverdachte 1] daadwerkelijk goederen afkomstig van deze inbraak
zijn aangetroffen.
De rechtbank leidt uit de inhoud van deze bewijsmiddelen, bezien in onderling verband en samenhang, het daderschap van verdachte bij deze bedrijfsinbraak af, als zijnde medepleger met in elk geval [medeverdachte 1] . Dat verdachte als medepleger van de inbraak kan worden aangemerkt volgt naar het oordeel van de rechtbank uitdrukkelijk uit de inhoud van het op 12 maart 2015 te 15:31 uur door verdachte met [betrokkene 1] gevoerde telefoongesprek, nu daaruit verdachtes kennelijke zeggenschap over de onderwerpelijke buit kan worden afgeleid.
Ook ten aanzien van dit feit heeft de rechtbank het achterwege laten van een redelijke ontzenuwende verklaring door de verdachte voor de uit de bewijsmiddelen voortvloeiende redengevende feiten en omstandigheden in zijn nadeel bij de waardering van het bewijs betrokken.
t.a.v. feit 4A
I. De rechtbank stelt op grond van de in de bewijsbijlage C opgenomen en weergegeven bewijsmiddelen onder meer het volgende vast.
Op 18 maart 2015 om 16:23 uur en 16:25 trommelt verdachte medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] telefonisch op om bij hem langs te komen. [verdachte] zegt in dit verband nog tegen [medeverdachte 1] dat hij is gebeld door ‘de neus’ en dat je dan wel weet waarover het gaat. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] geven gevolg aan het verzoek van verdachte en zitten omstreeks 17:01 uur in zijn achtertuin.
Op 19 maart 2015 te 03:41 uur verlaten verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de woning van verdachte te [gemeente 1] , stappen in de auto van [medeverdachte 1] en rijden weg. [medeverdachte 1] is aan de bestuurderszijde ingestapt.
Op 19 maart 2015 tussen 04:21 uur en 05:16 uur bevindt de Volkswagen Golf, [kenteken 1] , in gebruik bij [medeverdachte 1] , zich op circa 5 minuten loopafstand van het adres [adres 4] te [gemeente 2] .
Op 19 maart 2015 rond 04:45 uur worden de bewoners ( [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] ) van de woning gelegen aan [adres 4] te [gemeente 2] overvallen door drie mannen met bivakmutsen. Éen van hen is in het bezit van een zwart/zilverkleurig vuurwapen (pistool). Twee van de daders, waaronder de man met het vuurwapen, zijn bijna even groot (rond 1.78 meter) en de derde man is circa 20 centimeter groter. De man met het vuurwapen blijft bij de bewoners staan en de twee andere mannen nemen hennepplanten mee van de op de zolder gelegen hennepkwekerij. De drie daders rijden hierna weg in de auto van slachtoffer [slachtoffer 3] . In deze auto ligt ook de portemonnee van [slachtoffer 3] met daarin diverse pasjes.
Verdachte en [medeverdachte 1] zijn respectievelijk 1,78 meter en 1, 76 meter. Medeverdachte [medeverdachte 2] is een kop groter. Dat verdachte en [medeverdachte 1] ongeveer dezelfde lengte hebben en dat medeverdachte [medeverdachte 2] beduidend langer is, is ook ter terechtzitting door de rechtbank vastgesteld.
Verdachte benadert op 19 maart 2015 tussen 05:44:41 uur en 05:47:43 uur meerdere personen, waaronder [betrokkene 2] om hem te komen helpen.
De auto van [medeverdachte 1] rijdt op 19 maart 2015 omstreeks 06:10 uur weg van de woning van verdachte.
Verdachte voert op 19 maart 2015 in de tijdspanne van 09:53 uur t/m 14:55 uur vele telefoon-gesprekken met [betrokkene 1] over iets wat verdachte voor hem heeft. Er wordt druk onderhandeld over de prijs ervan.
Verdachte vraagt op 19 maart 2015 te 10:02 uur zijn broer [betrokkene 4] om langs te komen om mensen op te komen halen.
Op 19 maart 2015 omstreeks 19:01 uur wordt in de woning van [medeverdachte 1] een herenportemonnee aangetroffen alsmede een rijbewijs, een identiteitsbewijs en een (Rabo) bankpas telkens ten name van slachtoffer [slachtoffer 3] . Voorts wordt een donkere jas aangetroffen die sterk naar hennep ruikt, terwijl nergens in de woning hennep is gevonden. Het betreft een dik gewatteerde herenjas, heupmodel, merk Munero Ramez, waarvan meerdere naden en beide ellebogen zijn afgezet met bruin leer. Op camerabeelden van 19 maart 2015 om 03:32:36 uur en 03:32:54 uur afkomstig van de woning van verdachte draagt [medeverdachte 1] een jas met een zeer sterke gelijkenis aan deze jas.
Op 19 maart 2015 rond 19:47 uur worden op het dak van de woning van medeverdachte [medeverdachte 2] een paar werkhandschoenen aangetroffen. Volgens de betrokken verbalisant roken deze handschoenen enorm naar hennep.
Op 19 maart 2015 rond 18:47 uur wordt in de woning van verdachte een zak met henneptoppen aangetroffen. Er is in elk geval sprake van 35 gram hennepplanten met steel. Voorts worden in zijn woning een zwart/zilverkleurig vuurwapen (pistool) en een bivakmuts aangetroffen.
In een OVC-gesprek met zijn echtgenote [betrokkene 3] zegt [medeverdachte 1] dat ‘het kutte is met die andere zaak dat ze een portemonnee’. [betrokkene 3] zegt dat ze van anderen heeft gehoord dat verdachte dat nooit mee naar huis had mogen nemen.
In een OVC-gesprek op 7 mei 2015 verneemt verdachte van zijn vader dat deze op 5 mei 2015 [betrokkene 2] (
zo leidt de rechtbank af uit de context van de bewijsmiddelen)heeft opgezocht en haar heeft bevraagd over de inhoud van haar verhoor diezelfde dag. Het woord weed valt. Zijn vader vertelt ook nog dat hij naar de afkoper is geweest en deze heeft aan-geraden zich op zijn zwijgrecht te beroepen. Verdachte bevestigt in ditzelfde gesprek dat het bij hem aangetroffen vuurwapen van hem is.
In een OVC-gesprek van 10 juni 2015 verneemt verdachte van zijn moeder dat zij diezelfde dag [betrokkene 1] heeft aangesproken voorafgaand aan zijn verhoor die dag en tegen hem heeft gezegd dat hij moest zwijgen.
II. De inhoud en strekking van de diverse telefoongesprekken kort na de overval en de daarop volgende telefoongesprekken met [betrokkene 1] in combinatie met de inhoud van de OVC-gesprekken met zijn ouders en het 14 uur na de overval (een roof van hennepplanten) in
de woning van verdachte aantreffen van hennepplanten met steel, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank de conclusie dat verdachte kort na de overval hennepknippers (waaronder [betrokkene 2] ) heeft benaderd en geregeld en aansluitend in onderhandeling is getreden met een afnemer van de hennep ( [betrokkene 1] ).
Nu voorts uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte kort voor de overval met zijn medeverdachten naar de plaats van het delict is gereden, er ondubbelzinnig sprake is van drie daders waarvan de beschreven lengtes naadloos passen bij die van verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , zij na de overval gezamenlijk in de auto van slachtoffer [slachtoffer 3] zijn weggereden met medeneming van de buit, op 19 maart 2015 bij medeverdachten voorwerpen zijn aangetroffen die in rechtstreeks verband kunnen worden gebracht met de overval en diezelfde dag bij verdachte, naast eerdergenoemde hennepplanten met steel, tevens een vuurwapen (pistool) gelijkend op het aan de slachtoffers getoonde vuurwapen alsmede een bivakmuts is aangetroffen, acht de rechtbank bewezen dat verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de overval heeft gepleegd en dat verdachte degene is geweest die de slachtoffers heeft bedreigd met het vuurwapen terwijl de medeverdachten de hennepplanten hebben gepakt. Hiermee is tevens de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachten gegeven.
III. De overtuiging van de rechtbank dat verdachte een van de daders is van de overval wordt ook hier versterkt door het beroep van verdachte op zijn zwijgrecht gedurende het vooronderzoek en zijn selectieve gebruik van het zwijgrecht ter terechtzitting. Ter zitting van
8 juli 2016 heeft verdachte vragen van de rechtbank niet willen beantwoorden. Eerst nadat hij daartoe door middel van vragen van zijn raadsman was uitgenodigd, heeft de verdachte een scenario aangedragen, inhoudende dat hij niet bij de overval betrokken is geweest, doch om 03:41 uur na een urenlange echtelijke ruzie samen met medeverdachten is weggereden en bij zijn broer [betrokkene 4] is gaan afkoelen. Behoudens enkele kleine vragen van de rechtbank ter verduidelijking, heeft de verdachte geen verdere vragen hierover willen beantwoorden.
De rechtbank acht dit scenario in het licht van de hiervoor benoemde bewijsmiddelen, het tijdstip waarop verdachte het scenario heeft gepresenteerd, het gebrek aan enig ondersteunend aanknopingspunt in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting en de weigerachtige houding van verdachte om de gestelde urenlange echtelijke ruzie nader te concretiseren en in dat verband te volstaan met de enkele opmerking dat dit een privé aangelegenheid betreft, geloofwaardig noch aannemelijk. Het komt de rechtbank veeleer voor dat er sprake is van een ingestudeerde op het dossier afgestemde en geprepareerde verklaring.
Een en ander betekent dat de verdachte ook met betrekking tot dit feit geen redelijke ontzenuwende verklaring heeft gegeven voor de voor zijn daderschap redengevende feiten en omstandigheden. Ook hier zal de rechtbank dit in het nadeel van de verdachte laten meewegen bij de waardering van het voorhanden bewijs.
IV. Dat het dossier geen bakengegevens van de Volkswagen Golf [kenteken 1] bevat ter bevestiging van de waarneming van verbalisant dat verdachte en medeverdachten om 03:41 uur in de auto in gebruik bij [medeverdachte 1] zijn gestapt en weggereden, leidt naar het oordeel van de rechtbank niet tot de conclusie dat die waarneming van de verbalisant onjuist is geweest. De verbalisant relateert immers niet meer dan dat [medeverdachte 1] om 03:29 uur bij de woning van [verdachte] arriveert in ‘een auto’ maar er wordt door deze verbalisant kennelijk geen merk of type waargenomen. Als verdachte [verdachte] later tezamen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in die auto stapt duidt de verbalisant deze auto aan als ‘de auto van [medeverdachte 1] ’. Geenszins staat echter vast dat dit de Volkswagen Golf met [kenteken 1] betreft.
Bovendien nog te minder, nu toch de slachtoffers [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en getuige [getuige] verklaren over drie daders waarvan de onderlinge lengtes naadloos passen bij die van verdachte en medeverdachten in combinatie met het feit dat is waargenomen dat de Volkswagen Golf met [kenteken 1] zich omstreeks 06:10 uur bij de woning van verdachte bevond met als bestuurder [medeverdachte 1] .
t.a.v. feit 5
I. De rechtbank stelt op grond van de in de bewijsbijlage D opgenomen en weergegeven bewijsmiddelen onder meer het volgende vast.
Verdachte zegt op 4 maart 2015 te 00:22 uur in een telefoongesprek met [medeverdachte 1] dat hij er nu aankomt en vraagt [medeverdachte 1] om open te doen.
Medeverdachte [medeverdachte 2] bevindt zich die dag tussen 01:10:59 en 01:13:05 uur op het balkon van de woning van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] woont in de directe nabijheid
van de plaats delict aan de [adres 5] te [gemeente 1]
Op 4 maart 2015 omstreeks 02:00 uur worden slachtoffers [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] in de slaap-kamer van de woning gelegen aan de [adres 5] te [gemeente 1] in hun slaap verrast door drie jonge mannen met gezichtsbedekking. De mannen eisen goud en geld. Een van de daders is langer dan de andere twee. De langste man slaat de slachtoffers met een oranje koevoet. Slachtoffer [slachtoffer 5] wordt ermee in het gezicht geraakt. De langste man spreekt met een licht Surinaams accent. De twee andere daders zijn Nederlanders. De woning wordt door de mannen doorzocht en de uiteindelijke buit bestaat uit een geldbedrag van circa 29.000 euro en vele sieraden die grotendeels van de vingers van slachtoffer [slachtoffer 5] zijn afgetrokken. De dagschoot van de voordeur is verbroken.
In de gang en badkamer van de woning van de slachtoffers zijn schoensporen aangetroffen veroorzaakt door de linkerschoen van een paar in de woning van medeverdachte [medeverdachte 2] aangetroffen schoenen van het merk Nike.
Op 19 maart 2015 is in de woning van verdachte een tas met drie hoofdbedekkingen aangetroffen, waaronder een zwarte bivakmuts met enkel twee gaten voor de ogen.
Verdachte is 1,78 meter. Medeverdachte [medeverdachte 2] is een kop groter.
Op 23 maart 2015 is in de schuur behorende bij de woning van verdachte een oranje koevoet aangetroffen met daarop het DNA van slachtoffer [slachtoffer 5] . De braakschade aan de voordeur van de woning van slachtoffer [slachtoffer 5] is door deze koevoet veroorzaakt. De betreffende koevoet is van verdachte.
In afgeluisterde gesprekken met zijn broer spreekt medeverdachte [medeverdachte 2] kortstondig met een buitenlands accent.
De rechtbank stelt - als tussenconclusie – vast dat [medeverdachte 2] een van de (tenminste) drie daders is geweest van de overval op de [adres 5] te [gemeente 1] .
II. [medeverdachte 2] heeft bij de rechter-commissaris als getuige de navolgende – voor verdachte ontlastende - verklaring afgelegd. Rond de zomer van 2014 heeft hij in Nijmegen in het park, toen hij daar veel kwam om te blowen, een Antilliaanse jongen leren kennen. In februari 2015 heeft deze Antilliaanse jongen hem 1500 euro geleend voor zijn appartement omdat hij in geldnood zat. Er was geen terugbetalingstermijn afgesproken, het geld moest gewoon zo snel mogelijk terug. Ze hebben ook geen telefoonnummers en adressen uitgewisseld. Hij kent wel zijn naam, maar die wil hij niet noemen in verband met de veiligheid van hemzelf en zijn vriendin.
Twee dagen voor het feit -als [medeverdachte 2] in het park in Nijmegen is om te blowen- spreekt de Antilliaanse jongen hem aan dat hij binnen een week zijn geld terug wil. Als [medeverdachte 2] dan aangeeft dat zijn inkomen nog steeds te laag is zegt de Antilliaan: “ik weet het goed gemaakt, ik weet in [gemeente 1] nog ergens geld te halen en jij gaat me daarbij helpen”. Hij moest een dag later om 01.30u klaar staan bij de grote Albert Heijn in Oss en zorgen dat hij iets te breken had. [medeverdachte 2] verklaart in shock toegestemd te hebben. Hij heeft vooraf de koevoet bij [verdachte] geleend. “Als ik gereedschap nodig had, kon ik dat pakken gevraagd en ongevraagd. Wij vertrouwen elkaar blindelings. Ik moest het wel netjes terug brengen.”
Voor dat hij naar de Albert Heijn ging is hij nog een sigaret gaan roken bij [medeverdachte 1] .
Bij de Albert Heijn ontmoet hij de Antiliaan en een andere jongen. Ze hebben vervolgens de auto in de buurt geparkeerd. De deur beneden stond open. De deur boven heeft de andere jongen die erbij was met de koevoet open gebroken. [medeverdachte 2] verklaart buiten te zijn blijven staan. Nadat hij hoort dat er geschreeuwd of gevochten werd –het was een kabaal- loopt hij in het donker op het geluid af de woning in. Het was aan de linker kant ergens en hij heeft een paar keer ‘”hee!” geroepen. Toen hij geen reactie kreeg is hij naar buiten gerend. Hij heeft in de buurt van de auto gewacht. Later ziet hij dat de Antiliaan en de andere jongen een tasje in de auto leggen en het park in lopen naast de parkeerplaats. Hij heeft vervolgens de koevoet uit de auto genomen en is naar huis gegaan. Hij heeft thuis zijn handen gewassen en het breekijzer afgedaan. Dat was helemaal smerig, het leek op bloed. De dag erna heeft hij -zonder [verdachte] te informeren over vorenstaande- het breekijzer terug gebracht.
Naar het oordeel van de rechtbank kan aan deze lezing van [medeverdachte 2] volstrekt geen geloof worden gehecht.
In de kern komt de verklaring van [medeverdachte 2] er op neer dat hij zonder concrete terugbetalingstermijn of andere afspraken 1500 euro leent van iemand die hij alleen maar van de straat kent, zonder uitwisseling van telefoonnummers en adresgegevens. Nog daargelaten dat een dergelijke gang van zaken moeilijk voorstelbaar is – immers, deze Antilliaanse man leent een aanzienlijk geldbedrag uit zonder zekerheid dat hij dit ooit nog terugbetaald krijgt, althans zonder zekerheid dat hij [medeverdachte 2] ooit nog weet te achterhalen voor een terugbetaling nu hij geen contactgegevens van hem heeft gekregen – is het nog moelijker voorstelbaar dat deze persoon vervolgens ter terugbetaling van de schuld [medeverdachte 2] betrekt bij en een belangrijke rol toebedeelt bij de uitvoering van een zeer ernstig strafbaar feit, zonder hem echt goed te kennen en zonder zich er eerst van te vergewissen of hij voor zoiets wel ‘uit het juiste hout’ zou zijn gesneden. [medeverdachte 2] moest er immers naar eigen zeggen “bij zijn mocht het uit de hand lopen” en had kennelijk een belangrijke taak door “buiten bij de deur te staan”, klaarblijkelijk ten behoeve van de uitkijk gedurende een gewelddadige woningoverval door de andere twee. De rechtbank kan hier simpelweg geen geloof aan hechten.
Maar de verklaring van [medeverdachte 2] herbergt nog meer ongeloofwaardige aspecten.
Zo kan de rechtbank zich eveneens moeilijk voorstellen dat de daders van de overval op de [adres 5] , na heftig geweld te hebben gepleegd op de bewoners maar hen wel levend en in staat om de politie te alarmeren achter te hebben gelaten, eerst naar hun auto lopen om daarin de tas met koevoet te leggen, deze onafgesloten achter laten om vervolgens het park in te lopen. Daarmee zouden ze kennelijk achteloos het levensgrote risico voor lief nemen dat de intussen gealarmeerde politie de auto aantreft met daarin de koevoet en andere mogelijke sporen die naar de daders leiden. Veel meer zou het dan voor de hand hebben gelegen dat de daders met gebruikmaking van die auto zo snel als mogelijk na de overval de plaats van het delict zouden ontvluchten. Het door verdachte geschetste scenario is op dit punt minstgenomen onaannemelijk.
Voorts wijst de rechtbank nog op het feit dat [medeverdachte 2] zijn vriendschap met [verdachte] als hecht beschrijft. In dat verband heeft [medeverdachte 2] verklaard dat hij en [verdachte] “elkaar blindelings vertrouwen”. Tegen die achtergrond is het – uitgaande van de lezing van [medeverdachte 2] – naar het oordeel van de rechtbank ook niet goed voor te stellen dat de verdachte, zoals hij heeft verklaard, de bij de overval gebruikte koevoet bij [verdachte] in de schuur terughangt zonder deze in te lichten over het incident waarbij die koevoet was gebruikt. [medeverdachte 2] wist dat de koevoet gebruikt was om de voordeur mee open te breken en hij heeft minstgenomen ernstig moeten vermoeden dat deze ook gebruikt was bij geweldplegingen op de bewoners. Hij had immers geschreeuw en gevecht gehoord vanuit de woning en naar eigen zeggen was de koevoet, toen hij deze uit de auto viste, besmeurd met iets dat leek op bloed. Goede redenen waarom hij heeft nagelaten om [verdachte] in te lichten over het voorval waarmee de koevoet was gebruikt, heeft [medeverdachte 2] niet gegeven. De rechtbank heeft die ook niet kunnen vinden; te minder, als daarbij in aanmerking wordt genomen dat [verdachte] en [medeverdachte 2] blijkens het onder 4 bewezenverklaarde feit 15 dagen later wel samen een gewapende woningoverval uitvoeren.
Bovendien wordt de lezing van [medeverdachte 2] weersproken door de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, meer specifiek de verklaringen van beide aangevers die verklaren over drie daders aan het bed, terwijl als van de verklaring van [medeverdachte 2] zou moeten worden uitgegaan, niet meer dan twee personen aan het bed van de slachtoffers zouden kunnen hebben gestaan. Redenen waarom aan de verklaringen van [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5] op dit punt zou moeten worden getwijfeld heeft de rechtbank echter niet gevonden. Zij hebben steeds consistent verklaard dat er drie daders waren die plotseling aan het bed stonden en de overval hebben gepleegd. Hun waarnemingen zijn evident betrouwbaar gebleken. Zo hebben zij bijvoorbeeld ieder voor zich verklaard dat de daders een oranje koevoet bij zich hadden, een specifiek detail dat objectief bezien naderhand blijkt te kloppen. Dat zij zich omtrent het aantal daders hebben vergist, is dan ook op geen enkele wijze aannemelijk geworden.
Ten slotte weegt de rechtbank bij het beoordelen van de geloofwaardigheid en aannemelijkheid van de verklaring van [medeverdachte 2] mee dat diens verklaring niet verifieerbaar is geworden doordat hij telkens heeft geweigerd om de naam van de door hem bedoelde Antilliaanse man te noemen en dat deze verklaring in een laat stadium en na kennisname van de inhoud van het strafdossier op dit punt is afgelegd.
Op grond van de vaststelling dat de schoensporen in de woning van de slachtoffers zijn veroorzaakt door schoenen die bij [medeverdachte 2] in beslag zijn genomen, in samenhang bezien met de verklaring van [medeverdachte 2] dat hij bij de overval betrokken is geweest, acht de rechtbank bewezen dat [medeverdachte 2] een van de drie daders is geweest die de slachtoffers aan hun bed hebben zien staan. Op basis van hetgeen hierboven is overwogen hecht de rechtbank geen enkel geloof aan de verklaring van [medeverdachte 2] voor zover deze inhoudt dat [verdachte] niet bij de overval betrokken is geweest. Bij gebreke van aanwijzingen voor een ander oordeel, moet deze verklaring geacht worden te zijn afgelegd ten einde hem zelf een kleinere rol bij de overval toe te dichten en om tegelijkertijd bij de rechtbank ingang te doen vinden dat zijn [verdachte] niet bij deze overval betrokken is geweest, hoewel diens oranje koevoet met de daarop aangetroffen sporen van een van de slachtoffers in samenhang bezien met hetgeen overigens tot bewijs wordt gebezigd, anders indiceren. De rechtbank licht dat hierna toe.
III. Zoals hiervoor reeds is besproken, is verdachte ruim twee weken na de onderhavige overval samen met twee andere daders, waaronder medeverdachte [medeverdachte 2] , ook als medepleger betrokken geweest bij een gewelddadige woningoverval op 19 maart 2015. Bij die overval was eveneens sprake van drie daders met gezichtsbedekking, waaronder een dader die zichtbaar langer was dan de andere twee daders.
De rechtbank zal voor het bewijs van de onderhavige overval op 4 maart 2015 (feit 5) mede de redengevende feiten en omstandigheden bezigen die aan de bewezenverklaring van het soortgelijke incident van 19 maart 2015 (feit 4A) ten grondslag liggen.
IV. De rechtbank leidt uit de omstandigheid dat [verdachte] ruim anderhalf uur voor de overval naar de woning van [medeverdachte 1] is gegaan, alwaar 40 minuten later ook [medeverdachte 2] aanwezig is geweest, terwijl ongeveer een uur later de overval is gepleegd, in samenhang bezien met de omstandigheid dat het de koevoet van [verdachte] is geweest, waarmee de te overvallen woning werd opengebroken en een van de slachtoffers werd geslagen, en dit alles gecombineerd met de aan de bewezenverklaring van feit 4A ten grondslag liggende redengevende feiten en omstandigheden, af dat verdachte een van de daders is geweest.
De overtuiging van de rechtbank dat verdachte een van de daders is van de overval wordt ook hier versterkt door het beroep van verdachte op zijn zwijgrecht gedurende het geding tot
aan de terechtzitting van 8 juli 2016 over de in zijn schuur aangetroffen koevoet met daarop
DNA van het slachtoffer [slachtoffer 5] . Van verdachte mag in beginsel verlangd worden dat hij hiervoor met een redelijke verklaring komt. Verdachte heeft tot aan de zitting van 8 juli 2016 hierover echter geen enkele uitleg willen geven, doch zonder verdere vragen te willen beantwoorden volstaan met het zich achter de niet aannemelijke verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] te scharen over de bewuste nacht door te verklaren dat hij inderdaad gereedschap aan vrienden uitleent.
V. De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat verdachte met twee mededaders,
waaronder medeverdachte [medeverdachte 2] , de betreffende woning is binnengedrongen en gezamenlijk de slaapkamer is ingelopen waarna de slachtoffers om geld en goud werd gesommeerd en beiden ernstig werden mishandeld met onder meer de oranje koevoet. De woning is doorzocht en na het uiteindelijk aantreffen van de goederen van hun gading hebben zij de woning gezamenlijk verlaten. De rechtbank acht op grond van het voren-staande bewezen dat verdachte de overval heeft medegepleegd. De voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen betrokkenen is dusdanig evident
aanwezig dat dit geen nadere bespreking behoeft.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen zoals uitgeschreven in de aan dit vonnis gehechte bewijsbijlage, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
2. omstreeks 21 februari 2015 te Helmond tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een slagerij gelegen aan de [adres 2] heeft weggenomen een hoeveelheid vlees en een hoeveelheid garnalen en een hoeveelheid messen en een hoeveelheid (keuken- en/of snij)machines en een hoeveelheid weegschalen en een hoeveelheid snijplanken en een hoeveelheid barbecues en een hoeveelheid gasflessen en een hoeveelheid broodmanden en een hoeveelheid plastic lepels en een hoeveelheid afvalbakken en een hoeveelheid (ham)haken en een hoeveelheid beeldschermen en een hoeveelheid bewakingscamera's en een decoder en een koffiezetapparaat en een biertap en een messenslijper en een hogedrukreiniger en een bestelauto toebehorende aan [bedrijf 1] en/of [slachtoffer 2] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak.
3. op 12 maart 2015 te Oss tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een vriescel, behorende bij een bedrijfspand gelegen aan de [adres 3] , heeft weggenomen een hoeveelheid vlees toebehorende aan [bedrijf 2] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaf door middel van braak.;
4 A op 19 maart 2015 te Heesch, gemeente Bernheze tezamen en in vereniging met anderen
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan [adres 4] heeft weggenomen een hoeveelheid hennepplanten en een telefoon en een babyfoon en een hoeveelheid sleutels en heeft weggenomen een personenauto en een portemonnee met inhoud toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, hebbende hij, verdachte en zijn mededaders,
-die [slachtoffer 3] vastgegrepen en terug de woning (gelegen aan [adres 4] ) in geduwd daarbij
die [slachtoffer 3] de woorden toegevoegd: "naar binnen, naar binnen" en
-een vuurwapen op (het hoofd en/of in de nek van) die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] gedrukt en/of
gericht (gehouden).
5.
op 04 maart 2015 te Oss, tezamen en in vereniging met anderen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning gelegen aan de [adres 5] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (circa 29.000 euro) en een hoeveelheid sieraden toebehorende aan [slachtoffer 5] , welke diefstal werd vooraf-gegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
hebbende hij, verdachte en/of zijn mededader(s):
-die [slachtoffer 6] met een koevoet meermalen met kracht op het hoofd en/of vervolgens op de
ribben geslagen en
-die [slachtoffer 5] met een hard voorwerp eenmaal met kracht in het gezicht geslagen en
-met kracht de ringen van de vingers van die [slachtoffer 5] losgetrokken en
-met kracht de armbanden en het horloge van de pols van die [slachtoffer 5] losgetrokken.
De bewijsmiddelen die betrekking hebben op de feiten 2 en 3 worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
De bewijsmiddelen die betrekking hebben op de feiten 4A en 5 worden in onderling verband en samenhang beschouwd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feiten.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf.
De eis van de officier van justitie.(bijlage 1)
-een gevangenisstraf van 10 jaar met aftrek van voorarrest;
-opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang.
Het standpunt van de verdediging.
Een forse matiging van de gevorderde gevangenisstraf.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende ten nadele van verdachte in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee brutale en gewelddadige woningovervallen en twee bedrijfsinbraken. In de kern genomen karakteriseren alle feiten zich door een grote minachting voor ander- mans persoonlijke belangen en eigendommen en zij zijn door de verdachte kennelijk enkel gepleegd om zichzelf op een snelle en gemakzuchtige wijze te verrijken, terwijl daaraan in de weg staande slachtoffers met zeer grof geweld worden gedwongen om mee te werken of uit de weg te gaan.
Slachtoffers [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] werden in hun slaapkamer, tijdens de slaap, verrast door drie mannen met gezichtsbedekking die hen om geld en goud sommeerden. Één van hen had een ijzeren koevoet in zijn handen. Hiermee zijn beide slachtoffers zonder enige aanleiding geslagen. Slachtoffer [slachtoffer 5] heeft hierdoor haar rechter jukbeen en rechter oogkas gebroken en [slachtoffer 6] liep een schedelbreuk op. Verdachte en zijn mededaders hebben circa € 29.000,= en vele gouden sieraden buitgemaakt. De ringen werden hierbij op hardhandige wijze van de vingers van slachtoffer [slachtoffer 5] afgetrokken. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat er excessief geweld is uitgeoefend op de slachtoffers, waaronder op de destijds bijna 70-jarige [slachtoffer 5] . Het gaat hier om buitengewoon gewelddadig maar bovenal lafhartig handelen ten opzichte van volstrekt weerloze slachtoffers.
Slachtoffers [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zagen zich in de vroege ochtenduren in hun woning geconfronteerd met drie gemaskerde daders waarvan één dader zichtbaar (verdachte) in het bezit was van een vuurwapen en dit wapen ook op dreigende wijze tegen de hoofden van de slachtoffers heeft gedrukt zodat de twee andere daders, waaronder verdachte, ongestoord de hennepplantage konden plunderen.
Het hoeft geen betoog dat verdachte door zijn handelen een grote inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en hun lichamelijke integriteit op grove wijze heeft geschonden, dit laatste met name in het geval van slachtoffers [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] . Een woningoverval, zeker wanneer daarbij sprake is van het gebruik van een vuurwapen of toepassing van buitensporig geweld, is voor de slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring waar zij nog jarenlang in het dagelijkse bestaan last van kunnen hebben. Immers, een woning is bij uitstek de plaats waar men zich veilig en geborgen moet kunnen voelen. Het spreekt voor zich dat de onderhavige overvallen grote gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers hebben veroorzaakt. Uit de ter terechtzitting door slachtoffer [slachtoffer 5] voorgelezen slachtofferverklaring blijkt ook dat dit voor haar het geval is. Ze is ruim een jaar later, ondanks EMDR-therapie, nog alle nachten bang en is sedertdien niet meer gelukkig geweest. Het voelt alsof ze levenslang heeft gekregen. Bovendien blijkt uit haar verklaring dat de rechterkant van haar gezicht nog steeds, mogelijk blijvend, verdoofd is.
Woningovervallen veroorzaken in zijn algemeenheid veel maatschappelijke onrust en verontwaardiging en voeden algemene gevoelens en angst en onveiligheid in de samenleving. Dat laatste geldt evenzeer voor de door verdachte gepleegde twee bedrijfsinbraken, die bovendien tot aanzienlijke schade en veel overlast bij de benadeelden hebben geleid. Met name de inbraak in [bedrijf 1] is van een zelden vertoonde omvang, die de bedrijfsvoering heeft ontwricht en ook klanten heeft gedupeerd. Kijkend naar de aard en hoeveelheid van de weggenomen goederen moet de organisatiegraad bij deze inbraak hoog zijn geweest.
Kijkend naar de persoon van verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat hij niet mee heeft willen werken aan een gedragsdeskundig onderzoek en een rapport van de reclassering. Verdachte heeft geen enkel inzicht verschaft over de achtergronden van zijn criminele keuzes en daden. De rechtbank houdt verdachte, bij gebreke van aanwijzingen voor het tegendeel, ten volle verantwoordelijk voor zijn handelen en gaat bij het bepalen van de strafmaat dan ook uit van volledige toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
De rechtbank heeft gezien dat verdachte in 2009 en 2010 ook terzake van vermogens-delicten is veroordeeld.
De rechtbank acht geen van belang zijnde omstandigheid aanwezig om in matigende zin rekening te houden bij het bepalen van de op te leggen straf.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Voor een overval op een woning met licht geweld c.q. bedreiging luidt het oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren. Voor een woningoverval met ander, ernstiger, geweld luidt dat oriëntatiepunt een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren.
De rechtbank acht uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een vrijheidsbeneming van lange duur op zijn plaats en oordeelt dat in verband met een
juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 11 jaar met aftrek van voorarrest.
De rechtbank zal een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde straf de aard en ernst van met name de bewezenverklaarde feiten 4A en 5 en de feiten en omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden, onvoldoende tot uitdrukking brengt.
Voorlopige hechtenis.
Met inachtneming van het voorgaande is rechtbank van oordeel dat de schorsing van de voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang dient te worden opgeheven. Gezien de aard en ernst van met name de bewezenverklaarde (12-jaars) feiten 4A en 5 en de wijze waarop deze feiten hebben plaatsgevonden en de strafoplegging, zijn de persoonlijke belangen die verdachte bij het voortduren van de schorsing heeft volstrekt ondergeschikt aan de strafvorderlijke belangen en het belang dat de samenleving heeft bij het hervatten van de voorlopige hechtenis.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1](feit 1)
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich te dier zake niet expliciet uitgelaten.
Het standpunt van de verdediging.
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering gezien de bepleite vrijspraak.

Het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft. De rechtbank zal de kosten van de partijen compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .(feit 2)
Het standpunt van de officier van justitie.
Integrale toewijzing, hoofdelijkheid en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
Primair: niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering gezien de bepleite vrijspraak.
Subsidiair: toewijzing tot een gematigd bedrag
Het oordeel van de rechtbank.De rechtbank acht de vordering toetsend aan de maatstaf van redelijkheid en billijkheid,
in haar geheel toewijsbaar.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoer-legging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] .(feit 5)
Het standpunt van de officier van justitie.
Integrale toewijzing van de materiële kosten en matiging van de gevorderde immateriële schade. Het toegewezen bedrag vermeerderen met de wettelijke rente. Hoofdelijke aansprakelijkheid en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
Primair: niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering gezien de bepleite vrijspraak.
Subsidiair: afwijzing van de vordering omdat de vordering door DAS is ingediend terwijl het dossier geen machtiging daartoe van de benadeelde partij bevat.
Meer subsidiair: Niet-ontvankelijkverklaring omdat de vordering niet eenvoudig van aard is gezien de mogelijke medeschuld van benadeelde partij [slachtoffer 5] .
Het oordeel van de rechtbank.De rechtbank stelt allereerst vast dat zich in het dossier een ondertekende machtiging d.d. 4 juli 2016 door de benadeelde partij ten behoeve van DAS bevindt.
De rechtbank acht toetsend aan de maatstaf van redelijkheid en billijkheid toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een bedrag van € 5.000,= als immateriële schadevergoeding en een bedrag van € 1.252,50 als materiële schadever-
goeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf respectievelijk de datum van het delict en vanaf de datum van de indiening van de vordering, telkens tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in het hoger gevorderde bedrag aan immateriële schade, omdat dit onderdeel van de vordering niet eenvoudig is vast te stellen. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van dit onderdeel (in zoverre) zou een uitgebreide behandeling zou vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoer-legging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf respectievelijk de datum van het delict en vanaf de datum van de indiening van de vordering, telkens tot aan de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5](feit 5)
Het standpunt van de officier van justitie.
Integrale toewijzing van de materiële kosten en matiging van de gevorderde immateriële schade. Het toegewezen bedrag vermeerderen met de wettelijke rente. Hoofdelijke aansprakelijkheid en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
Primair: niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering gezien de bepleite vrijspraak.
Subsidiair: Niet-ontvankelijkverklaring omdat de vordering niet eenvoudig van aard is gelet op de mogelijke medeschuld van benadeelde partij en er onduidelijkheid bestaat omtrent
de afdoening van de verzekeringsclaim en het gestelde weggenomen geldbedrag. Het gevorderde bedrag smartengeld is bovendien buitensporig hoog.
Het oordeel van de rechtbank.De rechtbank acht toetsend aan de maatstaf van redelijkheid en billijkheid toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een bedrag van € 5.000,= als immateriële schadevergoeding en een bedrag van € 35.733,76 als materiële schadever-
goeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf respectievelijk de datum van het delict en vanaf de datum van de indiening van de vordering, telkens tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal een bedrag van € 1.000,= van de post diefstal geld afwijzen, nu dit geldbedrag in de woning is teruggevonden.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in het hoger gevorderde bedrag aan immateriële schade, omdat dit onderdeel van de vordering niet eenvoudig is vast te stellen. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van dit onderdeel (in zoverre) zou een uitgebreide behandeling zou vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoer-legging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf respectievelijk de datum van het delict en vanaf de datum van de indiening van de vordering, telkens tot aan de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Beslag.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van straf-vordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 57, 60a, 63, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht..
DE UITSPRAAK
De rechtbank
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het ten laste gelegde onder feit 2, feit 3, feit 4A en feit 5 bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 2:diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.t.a.v. feit 3:diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.t.a.v. feit 4A .:diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.t.a.v. feit 5:diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straf en maatregelen.

t.a.v. feit 2, feit 3, feit 4A. en feit 5:Gevangenisstrafvoor de duur van 11 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Opheffingvan het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis met ingang van heden.
t.a.v. feit 1:Niet-ontvankelijkverklaringvan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , in de vordering. Compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.
t.a.v. feit 2:Maatregelvan schadevergoeding van € 13.773,00 subsidiair 100 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] , van een bedrag van € 13.773, = bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 65 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een materiële schadevergoeding. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van € 13.733,= , zijnde een materiële schadevergoeding.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
t.a.v. feit 5:Maatregelvan schadevergoeding van € 6.252,50 subsidiair 66 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 6] van een bedrag van € 6.252,50 , bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 66 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van
€ 5.000,= immateriële schade en een bedrag van € 1.252,50 materiële schade. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalings-verplichting niet op. Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict (immateriële schade) respectievelijk vanaf de datum van de indiening van de vordering (materiële schade), telkens tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 6] van een bedrag van € 6.252,50, te weten € 5.000,= immateriële schade en € 1.252,50 materiële schade. Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict (immateriële schade) respectievelijk met ingang van de datum van de indiening van de vordering (materiële schade), telkens tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het hoger gevorderde bedrag aan immateriële schade niet ontvankelijk is.
t.a.v. feit 5:Maatregelvan schadevergoeding van € 40.733,76 subsidiair 234 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5] van een bedrag van € 40.733,7 6, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 234 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van € 5.000,= immateriële schade en een bedrag van € 35.733,76 materiële schade. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict (immateriële schade) respectievelijk vanaf de datum van de indiening van de vordering (materiële schade), telkens tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 5] van een bedrag van € 40.733,76 , te weten € 5.000,= immateriële schade en € 35.733,76 materiële schade. Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict (immateriële schade) respectievelijk vanaf de datum van de indiening van de vordering (materiële schade), telkens tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het hoger gevorderde bedrag aan immateriële schade niet ontvankelijk is.
Wijst af een bedrag van EUR 1.000,= (post diefstal geld)
t.a.v. beslag.Teruggave inbeslaggenomen goed aan verdachte, te weten: een personenauto
(VW-Golf [kenteken 2] )
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.P.J. Scheele, voorzitter,
mr. E.C.P.M. Valckx en mr. S.B.C. Nicolaes, leden,
in tegenwoordigheid van D.A. Koopmans, griffier,
en is uitgesproken op 29 juli 2016.