V. Uit het hiervoor onder I. en II. weergegeven samenstel van feiten en omstandigheden volgt naar het oordeel van de rechtbank dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samen-werking tussen verdachte en medeverdachten tot het plegen van de roof. Verdachte kan aldus worden aangemerkt als medepleger van de overval.
t.a.v. feit 5.
De rechtbank acht met de officier van justitie en de verdediging niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen zoals uitgeschreven in de aan dit vonnis gehechte bewijsbijlage, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
1.
op 3 januari 2015 te Oss ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met anderen met dat opzet met een (honkbal)knuppel meermalen met kracht op het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geslagen (al dan niet terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
omstreeks 21 februari 2015 te Helmond tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een slagerij gelegen aan de [adres 2] heeft weggenomen een hoeveelheid vlees en een hoeveelheid garnalen en een hoeveelheid messen en een hoeveelheid (keuken- en/of snij)machines en een hoeveelheid weegschalen en een hoeveelheid snijplanken en een hoeveelheid barbecues en een hoeveelheid gasflessen en een hoeveelheid broodmanden en een hoeveelheid plastic lepels en een hoeveelheid
afvalbakken en een hoeveelheid (ham)haken en een hoeveelheid beeldschermen en een hoeveelheid bewakingscamera's en een decoder en een koffiezetapparaat en een biertap en een messenslijper en een hogedrukreiniger en een bestelauto toebehorende aan [bedrijf 1] en/of [slachtoffer 2] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak.
3.
op 12 maart 2015 te Oss tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een vriescel, behorende bij een bedrijfspand gelegen aan de [adres 3] , heeft weggenomen een hoeveelheid vlees toebehorende aan [bedrijf 2] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft door middel van braak.;
4 A
op 19 maart 2015 te Heesch, gemeente Bernheze tezamen en in vereniging met anderen
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan [adres 4] heeft weggenomen een hoeveelheid hennepplanten en een telefoon en een babyfoon en een hoeveelheid sleutels en heeft weggenomen een personenauto en een portemonnee met inhoud toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, hebbende hij, verdachte en zijn mededaders,
-die [slachtoffer 3] vastgegrepen en terug de woning (gelegen aan [adres 4] ) in geduwd en daarbij
die [slachtoffer 3] de woorden toegevoegd: "naar binnen, naar binnen" en
-een vuurwapen op (het hoofd en/of in de nek van) die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] gedrukt en/of
gericht (gehouden).
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van de feiten.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
De eis van de officier van justitie.(
bijlage 2)
T.a.v. feiten 1 t/m 4:
-een gevangenisstraf van 10 jaar met aftrek van voorarrest;
-opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang.
Het standpunt van de verdediging.
T.a.v. feiten 2 en 3: een gevangenisstraf conform de duur van het reeds ondergane voorarrest.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende ten nadele van verdachte in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee bedrijfsinbraken, een gewapende woningoverval en een poging tot doodslag met de kenmerken van een gewelddadige (poging tot een) woningoverval. In de kern genomen karakteriseren alle feiten zich door een grote minachting voor andermans eigendommen en zij zijn door de verdachte kennelijk enkel gepleegd om zichzelf op een snelle en gemakzuchtige wijze te verrijken, terwijl daaraan in de weg staande slachtoffers met zeer grof geweld worden gedwongen om mee te werken of uit de weg te gaan..
Slachtoffer [slachtoffer 1] is in de vroege ochtenduren door verdachte en zijn mededaders bij zijn woning opgewacht en vervolgens op nietsontziende, gewetenloze en uiterst gewelddadige wijze afgetuigd met knuppels terwijl er ook nog eens een geweer op hem werd gericht. Behalve dat het slachtoffer hierbij met kracht op zijn hoofd werd geslagen, onder meer terwijl hij weerloos op de grond lag, werd hij tevens op enig moment en nadat hij nogmaals ten val was gekomen, moedwillig en met beangstigende kracht meerdere keren op zijn rechterbeen geslagen als gevolg waarvan hij een gecompliceerde verbrijzelingsfractuur heeft opgelopen waarvan volledig herstel onzeker is. De verbalisant die de camerabeelden van het incident heeft uitgekeken omschrijft de betreffende slagen alsof de dader iets kapot wilde slaan. Hoewel het op het been uitgeoefende geweld niet bijdraagt aan de bewezenverklaarde poging tot doodslag, is het wel degelijk een omstandigheid waaraan de rechtbank zwaar tilt. Het gaat hier om buitengewoon gewelddadig maar bovenal lafhartig handelen waarmee ook nog welbewust een groot en levensbedreigend gevaar voor het slachtoffer in het leven is geroepen. Dat het letsel aan het hoofd van het slachtoffer uiteindelijk ‘beperkt’ is gebleven tot 43 hechtingen en niet tot fatale gevolgen heeft geleid, is niet aan het handelen van verdachte en zijn mededaders te danken geweest. Het hoeft geen betoog dat verdachte een grote inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en diens lichamelijke integriteit op grove wijze heeft aangetast. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Uit de toelichting op de vordering benadeelde partij blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is. Verdachte heeft zich bij zijn strafbaar handelen niet bekommerd om de gevolgen.
Twee andere slachtoffers, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , zagen zich in de vroege ochtenduren in hun woning geconfronteerd met drie gemaskerde daders waarvan één dader zichtbaar in het bezit was van een vuurwapen en dit wapen ook op dreigende wijze tegen de hoofden van de slachtoffers heeft gedrukt opdat de twee andere daders, waaronder verdachte, ongestoord de hennepplantage konden plunderen. Een woningoverval, zeker wanneer daarbij ter afdreiging een vuurwapen wordt gebruikt, is voor de slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring waar zij nog jarenlang last van kunnen hebben. Immers, een woning is bij uitstek de plaats waar men zich veilig en geborgen moet kunnen voelen. Het spreekt voor zich dat de onderhavige overval grote gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers heeft veroorzaakt. Verdachte heeft met die gevoelens geen rekening gehouden toen hij besloot
op gewelddadige en uiterst brutale wijze hennep(planten) te gaan roven.
De hiervoor genoemde gewelddadige delicten veroorzaken in zijn algemeenheid veel maatschappelijke onrust en verontwaardiging.
De twee bedrijfsinbraken hebben aanzienlijke schade en veel overlast bij de benadeelden veroorzaakt. Met name de inbraak in slagerij [slachtoffer 2] is van een zelden vertoonde omvang die de bedrijfsvoering heeft ontwricht en ook klanten heeft gedupeerd. Kijkend naar de aard en hoeveelheid van de weggenomen goederen moet de organisatiegraad bij deze inbraak hoog zijn geweest.
Voor alle feiten geldt dat dat deze algemene gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving aanwakkeren.
Kijkend naar de persoon van verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat hij niet mee heeft willen werken aan gedragsdeskundige onderzoeken en evenmin mee heeft willen werken aan het opstellen van een rapport door de reclassering. Verdachte heeft geen enkel inzicht verschaft over de achtergronden van zijn criminele keuzes en daden. De rechtbank houdt, verdachte, bij gebreke van aanwijzingen voor het tegendeel, ten volle verantwoordelijk voor zijn handelen en gaat bij het bepalen van de strafmaat dan ook uit van volledige toerekeningsvatbaarheid van verdachte. De rechtbank weegt voorts in het nadeel van verdachte mee dat hij eerder vanwege geweldsdelicten en vermogensdelicten is veroordeeld en dat de hierbij opgelegde straffen hem er kennelijk niet van hebben weerhouden om wederom strafbare feiten te plegen. Verdachte heeft feit 1 bovendien in de proeftijd van een eerdere veroordeling gepleegd. De rechtbank neemt het verdachte tot slot kwalijk dat hij op geen enkel moment van het strafgeding de indruk
heeft gewekt het kwalijke van zijn handelen in te zien.
De rechtbank acht geen van belang zijnde omstandigheid aanwezig om in matigende zin rekening te houden bij het bepalen van de op te leggen straf.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Voor een overval op een woning met licht geweld c.q. bedreiging luidt het oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren. Voor een woningoverval met ander, ernstiger, geweld luidt dat oriëntatiepunt een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren.
De rechtbank acht uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een vrijheidsbeneming van lange duur op zijn plaats en oordeelt dat in verband met een
juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 11 jaar met aftrek van voorarrest.
De rechtbank zal een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde straf de aard en
ernst van met name de bewezenverklaarde feiten 1 en 4A en de feiten en omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden, onvoldoende tot uitdrukking brengt.
Voorlopige hechtenis.
Met inachtneming van het voorgaande is rechtbank van oordeel dat de schorsing van de voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang dient te worden opgeheven. Gezien de
aard en ernst van met name de bewezenverklaarde (12-jaars) feiten 1 en 4A,de wijze waarop deze feiten hebben plaatsgevonden en de strafoplegging, zijn de persoonlijke belangen die verdachte bij het voortduren van de schorsing heeft volstrekt ondergeschikt aan de strafvorderlijke belangen en het belang dat de samenleving heeft bij het hervatten van de voorlopige hechtenis.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .(feit 1)
Het standpunt van de officier van justitie.
Toewijzing van het gevorderde bedrag aan materiële schade en matiging van het gevorderde bedrag aan immateriële schade. Het toegewezen bedrag vermeerderen met de wettelijke rente. Hoofdelijke aansprakelijkheid en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
Primair: niet-ontvankelijkheidverklaring gezien de bepleite vrijspraak.
Subsidiair: afwijzing van de posten onder 1.1 en 1.4 vanwege onvoldoende rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde feit. Matiging van de inkomensschade over 2016 en de gevorderde immateriële schade.
Het oordeel van de rechtbank.De rechtbank acht toetsend aan de maatstaf van redelijkheid en billijkheid toewijsbaar,
als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een bedrag van
€ 15.000,= als immateriële schadevergoeding en een bedrag van € 53.933,19 als materiële schadevergoeding vermeerderd met de wettelijke rente vanaf respectievelijk de datum van het delict en vanaf de datum van indiening van de vordering, telkens tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de onder post 1.3 mede opgevoerde sanitairkit (€ 7,09) en 2x een mars (€ 1,78) en in de post 1.6 ‘aanleg voortuin’, aangezien in zoverre geen sprake is van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade. De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in het hoger gevorderde bedrag aan immateriële schade, omdat dit onderdeel van de vordering niet eenvoudig is vast te stellen. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van dit onderdeel zou een uitgebreide behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op € 1.788,= terzake van kosten rechtsbijstand overeenkomstig het liquidatietarief rechtbanken en hoven (2 punten á € 894,= per punt). Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict (immateriële schade) dan wel vanaf de datum van de indiening van de vordering (materiële schade), telkens tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan
de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .(feit 2)
Het standpunt van de officier van justitie.
Integrale toewijzing, hoofdelijkheid en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
Referte aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.De rechtbank acht de vordering toetsend aan de maatstaf van redelijkheid en billijkheid ,
in haar geheel toewijsbaar.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoer-legging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] .(feit 5)
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich hierover niet expliciet uitgelaten.
Het standpunt van de verdediging.
Niet-ontvankelijkverklaringen van de benadeelde partijen in hun vorderingen gezien de bepleite vrijspraak.
Het oordeel van de rechtbank.De rechtbank zal de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarop de vorderingen van de benadeelde partijen betrekking hebben.
De rechtbank zal de kosten van partijen compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
Beslag.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van straf-vordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01/845346-12.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Bijzondere omstandig-heden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 45, 47, 57, 60a, 63, 287, 310,
311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 5 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij
Verklaart het ten laste gelegde onder feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4A bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 1:medeplegen van poging tot doodslag.t.a.v. feit 2:diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.t.a.v. feit 3:diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.t.a.v. feit 4 A:
diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.