V. De rechtbank acht op grond van het vorenstaande bewezen dat verdachte mede de overval heeft gepleegd. De voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen betrokkenen is dusdanig evident aanwezig dat dit geen nadere bespreking behoeft.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen zoals uitgeschreven in de aan dit vonnis gehechte bewijsbijlage, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen
is dat verdachte:
parketnummer 01/865080-15
1.
op 04 maart 2015 te Oss, tezamen en in vereniging met anderen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning gelegen aan de [adres 2] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (circa 29.000 euro) en een hoeveelheid sieraden toebehorende aan [slachtoffer 1] , welke diefstal werd vooraf-gegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
hebbende hij, verdachte en/of zijn mededader(s):
-die [slachtoffer 2] met een koevoet meermalen met kracht op het hoofd en/of vervolgens op de
ribben geslagen en
-die [slachtoffer 1] met een hard voorwerp eenmaal met kracht in het gezicht geslagen en
-met kracht de ringen van de vingers van die [slachtoffer 1] losgetrokken en
-met kracht de armbanden en het horloge van de pols van die [slachtoffer 1] losgetrokken.
parketnummer 01/865050-15
4 A
op 19 maart 2015 te Heesch, gemeente Bernheze tezamen en in vereniging met anderen
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan [adres 5] heeft weggenomen een hoeveelheid hennepplanten en een telefoon en een babyfoon en een hoeveelheid sleutels en heeft weggenomen een personenauto en een portemonnee met inhoud toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, hebbende hij, verdachte en zijn mededaders,
-die [slachtoffer 5] vastgegrepen en terug de woning (gelegen aan [adres 5] ) in geduwd daarbij
die [slachtoffer 5] de woorden toegevoegd: "naar binnen, naar binnen" en
-een vuurwapen op (het hoofd en/of in de nek van) die [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] gedrukt en/of
gericht (gehouden).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van de feiten.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
De eis van de officier van justitie.(bijlage)
t.a.v. feit parketnummer 01/01/865080-15:
-een gevangenisstraf van 7 jaar met aftrek van voorarrest;
-opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft zich niet over de strafoplegging uitgelaten.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende ten nadele van verdachte in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee brutale en gewelddadige woningovervallen.
Slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] werden in hun slaapkamer, tijdens de slaap, verrast door drie mannen met gezichtsbedekking die hen om geld en goud sommeerden. Één van hen had een ijzeren koevoet in zijn handen. Hiermee zijn beide slachtoffers zonder enige aanleiding geslagen. Slachtoffer [slachtoffer 1] heeft hierdoor haar rechter jukbeen en rechter oogkas gebroken en [slachtoffer 2] liep een schedelbreuk op. Verdachte en zijn mededaders hebben circa € 29.000,= en vele gouden sieraden buitgemaakt. De ringen werden hierbij op hardhandige wijze van de vingers van slachtoffer [slachtoffer 1] afgetrokken. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat er excessief geweld is uitgeoefend op de slachtoffers, waaronder
op de destijds bijna 70-jarige [slachtoffer 1] . Het gaat hier om buitengewoon gewelddadig maar bovenal lafhartig handelen ten opzichte van volstrekt weerloze slachtoffers.
Slachtoffers [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] zagen zich in de vroege ochtenduren in hun woning geconfronteerd met drie gemaskerde daders waarvan één dader zichtbaar in het bezit was van een vuurwapen en dit wapen ook op dreigende wijze tegen de hoofden van de slacht-offers heeft gedrukt zodat de twee andere daders, waaronder verdachte, ongestoord de hennepplantage konden plunderen.
Het hoeft geen betoog dat verdachte door zijn handelen een grote inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en hun lichamelijke integriteit op grove wijze heeft geschonden, dit laatste met name in het geval van slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Een woningoverval, zeker wanneer daarbij sprake is van het gebruik van een vuurwapen of toepassing van buitensporig geweld, is voor de slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring waar zij nog jarenlang in het dagelijkse bestaan last van kunnen hebben. Immers, een woning is bij uitstek de plaats waar men zich veilig en geborgen moet kunnen voelen. Het spreekt voor zich dat de overvallen grote gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers hebben veroorzaakt. Uit de ter terechtzitting door [slachtoffer 1] voorgelezen slachtofferverklaring blijkt ook dat dit voor haar het geval is. Ze is ruim een jaar later, ondanks EMDR-therapie, nog alle nachten bang en is sedertdien niet meer gelukkig geweest. Het voelt alsof ze levenslang heeft gekregen. Bovendien blijkt uit haar verklaring dat de rechterkant van haar gezicht nog steeds, mogelijk blijvend, is verdoofd.
In de kern genomen karakteriseren de feiten zich door een grote minachting voor andermans persoonlijke belangen en eigendommen om zichzelf op een snelle en gemakzuchtige wijze ter verrijken, terwijl daaraan in de weg staande slachtoffers met zeer grof geweld worden gedwongen om mee te werken of uit de weg te gaan.
Dat het eigenbelang bij verdachte voorop staat ziet de rechtbank bevestigd in zijn (latere) verklaring over zijn gestelde betrokkenheid op de overval op de slachtoffers van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Een berekenende verklaring waarin hij zijn medeverdachte ontlast en zijn eigen aandeel beperkt tot een ondergeschikte en niet ten laste gelegde bijdrage.
Woningovervallen veroorzaken in zijn algemeenheid ook veel maatschappelijke onrust en verontwaardiging en voeden algemene gevoelens en angst en onveiligheid in de samenleving.
Kijkend naar de persoon van verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat hij niet mee heeft willen werken aan een gedragsdeskundig onderzoek en een rapport van de reclassering. Verdachte heeft geen enkel inzicht verschaft over de achtergronden van zijn criminele keuzes en daden. De rechtbank houdt, verdachte, bij gebreke van aanwijzingen voor het tegendeel, ten volle verantwoordelijk voor zijn handelen en gaat bij het bepalen van de strafmaat dan ook uit van volledige toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
De rechtbank heeft gezien dat verdachte in 2012 terzake van vermogensdelicten en een geweldsdelict met politie en justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank acht geen van belang zijnde omstandigheid aanwezig om in matigende zin mee rekening te houden.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Voor een overval op een woning met licht geweld c.q. bedreiging luidt het oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren. Voor een woningoverval met ander, ernstiger, geweld luidt dat oriëntatiepunt een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren.
De rechtbank acht uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een vrijheidsbeneming van lange duur op zijn plaats en oordeelt dat in verband met een
juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaar met aftrek van voorarrest.
De rechtbank zal een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank anders dan de officier van justitie feit 4A van parketnummer 01/865050-15 bewezen acht en de rechtbank voorts van oordeel is
dat de op te leggen straf recht doet aan de aard en ernst van de bewezenverklaarde
misdrijven en de feiten en omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden.
Voorlopige hechtenis.
Met inachtneming van het voorgaande is rechtbank van oordeel dat de schorsing van de voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang dient te worden opgeheven. Gezien de
aard en ernst van de bewezenverklaarde (12-jaars) feiten en de wijze waarop deze feiten hebben plaatsgevonden en de strafoplegging, zijn de persoonlijke belangen die verdachte bij het voortduren van de schorsing heeft volstrekt ondergeschikt aan de strafvorderlijke belangen en het belang dat de samenleving heeft bij het hervatten van de voorlopige hechtenis.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .(01/865080-15)
Het standpunt van de officier van justitie.
Integrale toewijzing van de materiële kosten en matiging van de gevorderde immateriële schade. Het toegewezen bedrag vermeerderen met de wettelijke rente. Hoofdelijke aansprakelijkheid en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
Primair: niet-ontvankelijkverklaring gezien de bepleite vrijspraak.
Subsidiair: matiging van de immateriële schade.
Het oordeel van de rechtbank.De rechtbank acht toetsend aan de maatstaf van redelijkheid en billijkheid toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een bedrag van € 5.000,= als immateriële schadevergoeding en een bedrag van € 1.252,50 als materiële schadever-
goeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf respectievelijk de datum van het delict en vanaf de datum van de indiening van de vordering, telkens tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in het hoger gevorderde bedrag aan immateriële schade, omdat dit onderdeel van de vordering niet eenvoudig is vast te stellen. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van dit onderdeel (in zoverre) zou een uitgebreide behandeling zou vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoer-legging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf respectievelijk de datum van het delict (immateriële schade) en vanaf de datum van de indiening van de vordering (materiële schade), telkens tot aan de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1](01/865080-15)
Het standpunt van de officier van justitie.
Integrale toewijzing van de materiële kosten en matiging van de gevorderde immateriële schade. Het toegewezen bedrag vermeerderen met de wettelijke rente. Hoofdelijke aansprakelijkheid en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
Primair: niet-ontvankelijkverklaring gezien de bepleite vrijspraak..
Subsidiair: niet-ontvankelijkverklaring in de posten waar nog een claim van de verzekering loopt en van het gestelde weggenomen geldbedrag, nu de hoogte van dat laatste bedrag niet vaststaat. Matiging van de immateriële schade.
Het oordeel van de rechtbank.De rechtbank acht toetsend aan de maatstaf van redelijkheid en billijkheid toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een bedrag van € 5.000,= als immateriële schadevergoeding en een bedrag van € 35.733,76 als materiële schadever-
goeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf respectievelijk de datum van het delict en vanaf de datum van de indiening van de vordering, telkens tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal een bedrag van € 1.000,= van de post diefstal geld afwijzen, nu dit geldbedrag in de woning is teruggevonden en aldus ten onrechte is gevorderd..
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in het hoger gevorderde bedrag aan immateriële schade, omdat dit onderdeel van de vordering niet eenvoudig is vast te stellen. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van dit onderdeel (in zoverre) zou een uitgebreide behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoer-legging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf respectievelijk de datum van het delict (immateriële schade) en vanaf de datum van de indiening van de vordering (materiële schade), telkens tot aan de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De vorderingen van de benadeelde partij [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4](01/865050-15, feiten 1 en 2)
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich te dier zake niet expliciet uitgelaten.
Het standpunt van de verdediging.
Niet-ontvankelijkverklaringen van de benadeelde partijen in de vorderingen gezien de bepleite vrijspraken.
Het oordeel van de rechtbank..De rechtbank zal de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van de feiten waarop de vorderingen van de benadeelde partijen betrekking hebben. De rechtbank zal de telkens de kosten van partijen
compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
Beslag.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de inbeslaggenomen schoenen,
nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave hiervan.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 57, 60a, 63, 310 en 312.
DE UITSPRAAK
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feiten 1, 2 en 3 van parketnummer 01/865050-15) is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het ten laste gelegde onder parketnummers 01/865080-15 en 01/865050-15
feit 4 A bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. 01/865080-15:diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.t.a.v. 01/865050-15 feit 4A:diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.