Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
- Zij zet zich in om het mestoverschot van de provincie te beëindigen en heeft hiervoor een investering gedaan van circa € 2.000.000,- in een moderne innovatieve installatie die 200.000 ton mest per jaar kan verwerken. Zij heeft 100 varkensbedrijven als klant waar zij de mest niet meer kan ophalen. De mestputten onder de stallen van deze bedrijven staan vol en deze bedrijven kunnen nergens anders terecht. Dat betekent dat deze varkensbedrijven hun verplichtingen niet kunnen nakomen en ook in overtreding geraken.
- De eerste last heeft tot gevolg dat het bedrijf direct moet stoppen en dat er 30 werknemers op straat komen te staan.
- De Franse afnemer van de dikke mestfractie zal geen product meer kunnen krijgen van het bedrijf en als klant wegvallen.
- Verzoekster kan haar bedrijf opereren binnen de haar toegestane emissies.
Verweerder heeft echter ook de keuze gemaakt om géén begunstigingstermijn in het besluit op te nemen met betrekking tot de inname van mest. Dat betekent dat het bedrijf direct moet stoppen. De voorzieningenrechter sluit niet uit dat de varkensbedrijven die contracten met verzoekster hebben gesloten door een dergelijke plotselinge innamestop in problemen kunnen komen. Verzoekster heeft toegelicht dat in de praktijk langlopende contracten worden gesloten tussen boeren en mestverwerkende bedrijven en bovendien sprake is van vervangende verwerkingsovereenkomsten. Verder heeft verzoekster aangegeven dat de varkensbedrijven niet van de ene op de andere dag hun mest kunnen gaan leveren aan een andere mestverwerker. Deze argumenten heeft verweerder niet goed weersproken. Daarom is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder niet had kunnen overgaan tot het gelasten van een directe innamestop van het bedrijf. Weliswaar kan de inname van mest door het bedrijf zelf direct worden gestaakt, maar verweerder had in dit geval ook rekening moeten houden met de gevolgen van deze innamestop voor de varkensbedrijven die vaste klant zijn van verzoekster. Het bestreden besluit is op dit onderdeel niet gemotiveerd en daarmee in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
€ 992,00 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 496,00 en een wegingsfactor 1).
Beslissing
- schorst de eerste last in het bestreden besluit (met betrekking tot de overtreding van voorschrift 11.1.1 van de vergunning) tot en met zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- bepaalt dat deze voorziening vervalt zodra verzoekster in 2016 meer dan 75.000 ton mest heeft ingenomen;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening voor het overige af;