ECLI:NL:RBOBR:2016:3976

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
25 juli 2016
Publicatiedatum
25 juli 2016
Zaaknummer
01/845261-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor wederspannigheid met letsel, oplichting en poging tot oplichting

Op 25 juli 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van wederspannigheid met letsel, twee oplichtingen en een poging tot oplichting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 11 april 2016 zich met geweld heeft verzet tegen de aanhouding door een politieagent, wat resulteerde in letsel voor de agent. Daarnaast heeft de verdachte op 10 april 2016 in Sint Michielsgestel twee slachtoffers opgelicht door hen te misleiden met valse voorwendselen, waarbij hij hen heeft bewogen tot de afgifte van geld en een auto. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Tevens is de verdachte veroordeeld tot twee weken hechtenis voor de overtreding van de Wegenverkeerswet en een ontzegging van de rijbevoegdheid van vier maanden. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De verdachte is ook verplicht om schadevergoeding te betalen aan het slachtoffer.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845261-16
Parketnummers vorderingen: 05/017854-14 en 96/015354-14
Datum uitspraak: 25 juli 2016
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1980] ,
wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd te: PI Limburg Zuid - De Geerhorst.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 juli 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 15 juni 2016.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 april 2016 te 's-Hertogenbosch toen de aldaar dienstdoende [verbalisant 1] , hoofdagent van de politie Oost-Brabant, verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 326 Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had aangehouden en vastgegrepen, althans vast had teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner bediening, door opzettelijk gewelddadig een ijzeren poort, meermalen, dicht te duwen tegen het lichaam en/of arm van die voornoemde [verbalisant 1] en/of tegen zijn jukbeen en/of oog te slaan, waarvan voornoemde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] enig lichamelijk letsel (te weten een zwellingen en/of schaafplekken en/of gekneusde handwortelbeentje en/of gekneusde ribben) bekwam;
2.
hij op of omstreeks 10 april 2016 te Sint Michielsgestel, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van een personenauto, althans enig goed, hebbende verdachte toen aldaar met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven- valselijke en/of listiglijk en/of bedriegelijk en/of in strijd met de waarheid
--tegen voornoemde [slachtoffer 1] heeft gezegd dat hij woonachtig was op het adres [adres 2] te Sint Michielsgestel en dat hij zichzelf buiten had gesloten,
-tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat hij geld nodig had voor een taxi om naar zijn vriendin in Raamsdonksveer te gaan en dat hond nog in de woning was,
-tegen die [slachtoffer 1] desgevraagd heeft gezegd dat hij niet een raam kon ingooien omdat hij daartegen niet verzekerd was, waardoor die [slachtoffer 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3.
hij op of omstreeks 10 april 2016 te Sint Michielsgestel, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf, om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 2] te bewegen tot de afgifte van een geldbedrag van vijftig (50) euro, althans enig goed, hebbende verdachte toen aldaar met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijke en/of listiglijke en/of bedriegelijk en/of in strijd met de waarheid - - tegen voornoemde [slachtoffer 2] heeft gezegd dat hij woonachtig was in de straat [adres 3] in Sint Michielsgestel en dat hij zichzelf buiten had gesloten, - tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat zijn vriendin bij hem weg was en het onmogelijk was nu zijn woning binnen te komen, en dat hij geld nodig had voor een taxi, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij in of omstreeks de periode van 9 april 2016 tot en met 10 april 2016 te 's-Hertogenbosch, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van vijftig (50) euro, althans enig goed, hebbende verdachte toen aldaar met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven- valselijke en/of listiglijk en/of bedriegelijk en/of in strijd met de waarheid -
-tegen voornoemde [slachtoffer 3] gezegd dat zij zijn moeder kende welke regelmatig in de winkel kwam,
-tegen die [slachtoffer 3] gezegd dat hij alles kwijt was en/of hij vijftig (50) euro kon lenen zodat hij met een taxi naar huis kon gaan,
waardoor die [slachtoffer 3] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
5.
hij op of omstreeks 11 april 2016 te 's-Hertogenbosch als bestuurder van een voertuig (personenvoertuig), daarmee rijdende op de weg, Sumatrastraat en/of Rijnstraat en/of Jacob van Maerlandstraat en/of Van Veldekekade en/of Hadewychstraat,
- een stopteken heeft genegeerd van (een) politieambtena(a)r(en) [verbalisant 2] en/of [verbalisant 1] en/of
- op de Sumatrastraat zijn snelheid heeft vermeerderd en/of
- een rotonde is opgetreden en/of vervolgens zijn voertuig de rotonde linksom, tegen het verkeer in, heeft gestuurd en/of hij over de verhoging in het midden van de rotonde is gereden en/of - de Jacob van Maerlantstraat is in gereden en/of vervolgens zijn snelheid heeft vermeerderd naar ongeveer 80 tot 90 kilometer per uur, in elk geval met een te hoge snelheid, terwijl de maximale toegestane snelheid ter plaatse 30 kilometer per uur is. - tussen de Jacob van Maerlandstraat en de Van Veldekekade zijn voertuig, meermalen, door een bocht heeft gestuurd, waardoor zijn voertuig met twee wielen los kwam van de grond en/of
- op de Hadewychstraat met zeer hoge snelheid, in elk geval met een, voor een veilig verkeer ter plaatse, te hoge snelheid door de bocht is gereden en/of
- vervolgens met hoge snelheid een parkeervak inreed,

door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;

De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De vorderingen na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 05/017854-14 is aangebracht bij vordering van 1 juni 2016. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de Politierechter Overijssel locatie Almelo d.d. 10 juni 2015. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.
De zaak met parketnummer 96/015354-14 is aangebracht bij vordering van 1 juni 2016. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de Politierechter Gelderland locatie Zutphen d.d. 4 maart 2015. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de feiten wettig en overtuigend bewezen. Hij voert daartoe onder meer het navolgende aan:
Ten aanzien van feit 1:
Verdachte heeft ter zitting een nagenoeg bekennende verklaring afgelegd. Hij ontkent [verbalisant 1] geslagen te hebben. Uit het proces-verbaal van aangifte van [verbalisant 1] en het op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van [verbalisant 3] blijkt echter dat verdachte wel degelijk [verbalisant 1] geslagen heeft. De officier van justitie hecht meer waarde aan de op ambtseed opgemaakte processen-verbaal dan aan hetgeen verdachte hierover ter zitting heeft verklaard.
Ten aanzien van feit 2 tot en met feit 4:
Er zijn processen-verbaal van aangifte en verdachte heeft deze feiten ter terechtzitting bekend. Verdachte heeft leugenachtige verklaringen afgelegd die er op waren gericht geld dan wel (uiteindelijk) een auto afhandig te maken.
Ten aanzien van feit 5:
Ook dit feit wordt door verdachte ter terechtzitting erkend. Daarnaast ligt er een proces-verbaal van bevindingen. Verdachte heeft gevaar op de weg veroorzaakt.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft zich op het standpunt gesteld dat alle feiten kunnen worden bewezen, met dien verstande dat partiele vrijspraak dient te volgen voor het onderdeel ‘
en/of tegen zijn jukbeen en/of oog te slaan’ in feit 1, nu verdachte dit ontkent en een van de drie verbalisanten niet relateert dat er is geslagen door verdachte, en voorts partiele vrijspraak dient te volgen voor wat betreft het aannemen van een valse naam in feit 3 en 4.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De rechtbank hanteert de volgende bewijsmiddelen:
Ten aanzien van feit 1:
Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] d.d. 11 april 2016, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (ZD p. 32, 33):
Op 11 april 2016 waren wij belast met surveillance te ’s-Hertogenbosch. Wij hoorden van collega’s dat zij bezig waren een aangifte op te nemen van oplichting. De eigenaresse van een rode Volkswagen Golf had haar auto meegegeven aan een voor haar onbekende man en door familie van haar was gezien dat deze op de kruising Hadewijchstraat met de Melis Stokestraat in ’s-Hertogenbosch zou staan. Wij kregen het verzoek om in de omgeving van de auto post in te nemen omdat de verwachting was dat de verdachte weer in de auto zou gaan rijden en deze dan aangehouden kon worden voor oplichting danwel verduistering.
Wij zagen een rode Volkswagen rijden en wij zagen, terwijl wij direct achter de auto reden, dat het kenteken van deze auto [kenteken 1] betrof en dat dit de auto was die wij zochten. Wij zagen dat één mannelijke bestuurder in de auto zat. Wij zagen dat de bestuurder de snelheid van de auto verhoogde en niet aan ons stopteken voldeed. Wij zijn de auto blijven volgen en zagen dat de auto op de Hadewijchstraat remde en met hoge vaart een parkeervak in reed. Wij zagen dat de bestuurder uit de auto sprong en wegrende. Wij zetten te voet de achtervolging in. Aan het begin van de brandgang kon ik, [verbalisant 1] , de verdachte vastpakken, echter deze wenste niet mee te werken. Ik zag en voelde dat verdachte de poort met kracht dicht duwde in mijn richting. Ik had verdachte nog steeds vast. Doordat verdachte de poort dichtduwde zat ik met mijn hand tussen de poort en de muur en voelde hierdoor hevige pijn. Ik keek verdachte meerdere malen in zijn ogen en zag aan zijn blik en houding dat hij helemaal buiten zinnen was en niet mee zou gaan werken. Ik zag dat verdachte zijn rechterarm naar achteren bewoog en mij met kracht met zijn vuist op mijn linkeroog en jukbeen sloeg. Ik voelde hierdoor erge pijn aan mijn jukbeen. Ik zag dat ondertussen en mij bekende collega in burger aan kwam lopen. Vervolgens kwam ik, [verbalisant 2] , aan. Hierop hebben wij samen met collega [verbalisant 3] de poort open geduwd en verdachte aangehouden. Wij merkten dat verdachte zich tijdens zijn aanhouding hevig bleef verzetten en wild om zich heen bleef slaan en schoppen. Ik, [verbalisant 1] heb door de klap van verdachte op mijn oog een zwelling aan mijn linkerjukbeen. Door het verzet tijdens de aanhouding heb ik tevens letsel opgelopen aan mijn linkerhand.
• Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 3] d.d. 12 april 2016, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: (ZD p. 35):
Op 11 april 2016 was ik, [verbalisant 3] , doende met een algehele verkeerscontrole in de wijk Zuid te ’s-Hertogenbosch. Op die dag hoorde ik dat collega’s doende waren met een achtervolging waarbij de verdachte geen gehoor gaf aan stoptekens en gevaarlijk rijgedrag vertoonde. Ik hoorde dat de verdachte zijn voertuig tot stilstand had gebracht en te voet probeerde te vluchten. Ik zag dat de man linksaf een brandgang in rende en collega [verbalisant 1] er achteraan rende. Ik zag collega [verbalisant 1] tussen het ijzeren hekwerk en een muur klem zitten. Ik zag dat verdachte met gebalde vuist collega [verbalisant 1] tegen zijn hoofd sloeg in de hoop dat collega [verbalisant 1] hem los zou laten zodat verdachte zou kunnen vluchten.
• Het proces-verbaal van aangifte door [verbalisant 1] d.d. 12 april 2016, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (ZD p. 39):
Op 11 april 2016 was ik, [verbalisant 1] , werkzaam als agent, in uniform gekleed, in de gemeente ’s-Hertogenbosch. Door de in het proces-verbaal van bevindingen onder nummer 2016080079-14 gerelateerde eenvoudige mishandeling ondervond en ondervind ik nog steeds pijn. Ik heb hieraan het volgende letsel overgehouden: schaafplekken op beide armen en zwelling op mijn linker jukbeen.
• Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 4] dd. 17 mei 2016, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (ZD p. 7):
Uiteindelijk letsel [verbalisant 1] :
Het handwortelbeentje bleek niet gebroken te zijn, maar een flinke kneuzing. Hij bleek twee gekneusde ribben te hebben welke vermoedelijk ontstaan zijn doordat hij tijdens het incident tussen het hek en de muur werd klemgezet. De schaafplekken waren goed aan het genezen en ook was de zwelling bij het linkeroog inmiddels weg.
• De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 juli 2016 [2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb inderdaad op 11 april 2016 een poort dicht geduwd tegen de verbalisant.
Bewijsoverweging feit 1
Ten aanzien van feit 1 overweegt de rechtbank dat zij wat betreft het door verdachte betwiste onderdeel ‘
en/of tegen zijn jukbeen en/of oog te slaan’ meer waarde hecht aan de aangifte en de ambtsedig opgemaakte processen-verbaal van de verbalisanten, zoals hiervoor genoemd, dan aan de ontkennende verklaring van verdachte ter terechtzitting. Daarbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij ten tijde van dit feit onder invloed was van cocaïne. Dit maakt zijn verklaring minder betrouwbaar.
Op basis van genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de poort met geweld heeft dichtgeduwd tegen het lichaam en de arm van [verbalisant 1] en dat verdachte [verbalisant 1] tegen zijn jukbeen heeft geslagen waardoor deze letsel heeft opgelopen.
Ten aanzien van de feiten 2, 3, 4 en 5
Ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4 overweegt de rechtbank dat deze feiten op basis van de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 juli 2016 en de processen-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 11 april 2016 (feit 2, ZD p. 49-51), [slachtoffer 2] d.d. 12 april 2016 (feit 3, ZD p. 54-55) en [slachtoffer 3] d.d. 20 april 2016 (feit 4, ZD p. 66-67) wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Ten aanzien van feit 5 overweegt de rechtbank dat dit feit op grond van de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 juli 2016 en het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] d.d. 11 april 2016 (ZD, p. 32-33) wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte ten aanzien de feiten 2, 3, 4 en 5 zal de rechtbank met toepassing van artikel 359 lid 3 Sv volstaan met voornoemde opsomming van de bewijsmiddelen.

Bewezenverklaring

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 11 april 2016 te 's-Hertogenbosch toen de aldaar dienstdoende [verbalisant 1] , hoofdagent van de politie Oost-Brabant, verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 326 Wetboek van Strafrecht, had vastgegrepen, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner bediening, door opzettelijk gewelddadig een ijzeren poort dicht te duwen tegen het lichaam en arm van die voornoemde [verbalisant 1] en tegen zijn jukbeen te slaan, waarvan voornoemde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] enig lichamelijk letsel (te weten zwellingen en schaafplekken en gekneusd handwortelbeentje en gekneusde ribben) bekwam;
2.
op 10 april 2016 te Sint Michielsgestel met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van een personenauto, hebbende verdachte toen aldaar met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven- listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid - tegen voornoemde [slachtoffer 1] gezegd dat hij woonachtig was op het adres [adres 2] te Sint Michielsgestel en dat hij zichzelf buiten had gesloten,
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij geld nodig had voor een taxi om naar zijn vriendin in Raamsdonksveer te gaan en dat de hond nog in de woning was,
- tegen die [slachtoffer 1] desgevraagd gezegd dat hij niet een raam kon ingooien omdat hij daartegen niet verzekerd was, waardoor die [slachtoffer 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3.
op 10 april 2016 te Sint Michielsgestel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf, om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] te bewegen tot de afgifte van een geldbedrag van vijftig (50) euro, hebbende verdachte toen aldaar met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - listiglijke en bedrieglijk en in strijd met de waarheid - tegen voornoemde [slachtoffer 2] gezegd dat hij woonachtig was in de straat [adres 3] in Sint Michielsgestel en dat hij zichzelf buiten had gesloten, - tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat zijn vriendin bij hem weg was en het onmogelijk was nu zijn woning binnen te komen, en dat hij geld nodig had voor een taxi,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
omstreeks 10 april 2016 te 's-Hertogenbosch met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van vijftig (50) euro, hebbende verdachte toen aldaar met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven- listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid -
- tegen voornoemde [slachtoffer 3] gezegd dat zij zijn moeder kende welke regelmatig in de winkel kwam,
- tegen die [slachtoffer 3] gezegd dat hij alles kwijt was en/of hij vijftig (50) euro kon lenen zodat hij met een taxi naar huis kon gaan,

waardoor die [slachtoffer 3] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;

5.
hij op 11 april 2016 te 's-Hertogenbosch als bestuurder van een voertuig (personenvoertuig), daarmee rijdende op de weg, Sumatrastraat en Rijnstraat en Jacob van Maerlandstraat en Van Veldekekade en Hadewychstraat,
- een stopteken heeft genegeerd van politieambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 1] en
- op de Sumatrastraat zijn snelheid heeft vermeerderd en
- een rotonde is opgetreden en vervolgens zijn voertuig de rotonde linksom, tegen het verkeer in, heeft gestuurd en hij over de verhoging in het midden van de rotonde is gereden en - de Jacob van Maerlantstraat is in gereden en vervolgens zijn snelheid heeft vermeerderd naar ongeveer 80 tot 90 kilometer per uur, terwijl de maximaal toegestane snelheid ter plaatse 30 kilometer per uur is. - tussen de Jacob van Maerlandstraat en de Van Veldekekade zijn voertuig meermalen door een bocht heeft gestuurd, waardoor zijn voertuig met twee wielen los kwam van de grond en
- op de Hadewychstraat met hoge snelheid een parkeervak inreed, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt.
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 1 tot en met 4:
een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van de tijd doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis en met als bijzondere voorwaarden - kort gezegd - reclasseringstoezicht, meldplicht, ambulante behandeling bij een GGZ, tevens inhoudende een klinische opname voor de duur van maximaal 7 weken en opname in een begeleide woonvorm/maatschappelijke opvang.
Ten aanzien van feit 5:
Hechtenis voor de duur van 2 weken en acht maanden ontzegging van de rijbevoegdheid
Tevens wordt door de officier van justitie de tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde straffen onder parketnummers 05/017854-14 en 96/015354-14 gevorderd en toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 400,- te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe kan zich vinden in de eis van de officier van justitie. Zij verzoekt evenwel afwijzing van de vorderingen tot tenuitvoerlegging zodat verdachte meteen met zijn behandeling kan beginnen, een en ander zoals is verwoord in de daartoe opgemaakte psychologische rapportage d.d. 6 juli 2016 betreffende verdachte.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft bij het plegen van de oplichtingszaken gehandeld uit puur eigenbelang en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de slachtoffers. Hij heeft diverse mensen volledig verzonnen verhalen voorgehouden, teneinde geld dan wel een auto te bemachtigen. Hierdoor heeft hij misbruik gemaakt van het vertrouwen van deze personen.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan wederspannigheid waardoor een verbalisant letsel heeft opgelopen en heeft hij gevaarlijk rijgedrag vertoond.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte vele malen eerder voor oplichting werd veroordeeld tot met name (voorwaardelijke) gevangenisstraffen. Verdachte heeft voorts de onderhavige strafbare feiten gepleegd tijdens de proeftijden van eerdere veroordelingen. Van twee van deze voorwaardelijke veroordelingen wordt thans de tenuitvoerlegging gevorderd.
Ten tijde van het plegen van deze feiten verkeerde verdachte bovendien onder invloed van verdovende middelen waarvan hij de negatieve werking op zijn gedrag kende of moest begrijpen. Desondanks heeft hij die middelen toch gebruikt.
De rechtbank neemt voorts in aanmerking het psychologisch rapport opgemaakt door mw. drs. S. Labrijn, GZ-psycholoog, d.d. 6 juli 2016 betreffende verdachte. Hieruit blijkt dat
bij verdachte sprake is van zowel ziekelijke stoornissen (een chronische verslavingsziekte van cocaïne momenteel in detentie in gedwongen remissie en een obsessief compulsieve stoornis) als van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens (een persoonlijk-heidsstoornis NAO met het meest in het oog springend antisociale, borderline, narcistische kenmerken) met als differentiaaldiagnose (diagnose die thans niet volledig kan worden onderbouwd maar waar aanwijzingen voor zijn) zwakbegaafdheid. Mede vanwege het feit dat verdachte bij de psycholoog niets wilde verklaren over de feiten kon de psycholoog geen oordeel aangaande de toerekeningsvatbaarheid geven. De psycholoog adviseert
een kortdurend klinisch traject, gericht op resocialisatie en een begeleid wonen project, gevolgd door een langdurige ambulante (deeltijd) behandeling. Dit kan volgens haar geschieden in het kader van een voorwaardelijke straf met reclasseringstoezicht en de bijzondere voorwaarden dat betrokkene zich onder behandeling laat stellen en meewerkt aan het geadviseerde traject.
De rechtbank neemt voorts in aanmerking het aanvullend reclasseringsrapport d.d. 8 juli 2016 betreffende verdachte, waarbij de reclassering zich heeft aangesloten bij voornoemd advies van mw. S. Labrijn. De reclassering adviseert oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf met daarbij als bijzondere voorwaarden - kort gezegd - een meldplicht, een behandelverplichting bestaande uit een ambulante behandeling en een kortdurende klinische opname, en opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel dat voor wat betreft de misdrijven onder feit 1, 2, 3 en 4 in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden.
De rechtbank acht uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een vrijheidsbeneming van lange duur op zijn plaats.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen, rekening houdende met voornoemde persoonlijke omstandigheden van verdachte en om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld, zoals deze zijn verwoord in het aanvullend reclasseringsadvies d.d. 8 juli 2016.
Voor wat betreft de overtreding onder feit 5 is de rechtbank van oordeel dat een hechtenis van twee weken en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 4 maanden passend en geboden is.
De vordering van de benadeelde partij [verbalisant 1] werkzaam bij Reg.pol.oost-Brabant (feit 1)
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering in zijn geheel toewijsbaar.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe verzoekt de vordering te matigen nu zij vrijspraak vraagt voor het onderdeel in de tenlastelegging
“tegen zijn jukbeen en/of oog te slaan”.
Beoordeling.De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 april 2016 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 april 2016 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 05/017854-14.

De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.

Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 96/015354-14.

De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 18, 24c, 27, 36f, 45, 57, 62, 181, 326
Wegenverkeerswet 1994 art. 5, 177, 179

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde
onder feit 1, 2, 3, 4 en 5bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op
de navolgende misdrijven (feit 1 tot en met 4) en overtreding (feit 5):
T.a.v. feit 1: Wederspannigheid terwijl het misdrijf enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft T.a.v. feit 2: oplichting T.a.v. feit 3: poging tot oplichting T.a.v. feit 4: oplichting T.a.v. feit 5: Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).

T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3, feit 4:Gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27Wetboek van Strafrecht waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2jaren

Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering, waarbij de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
- zich binnen 5 werkdagen volgend op het onherroepelijk vonnis bij Novadic Kentron reclassering te 's-Hertogenbosch, telefoonnummer 073-6409696, zal melden, en zich hierna zal blijven melden, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
- wordt verplicht om zich te laten behandelen voor zijn persoonlijkheidsproblematiek bij de dichtstbijzijnde organisatie voor forensische psychiatrische zorg, zulks ter beoordeling van reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven. Daarbij wordt veroordeelde tevens verplicht mee te werken aan een kortdurende klinische opname ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek voor de duur van maximaal 7 weken, indien dit door reclassering noodzakelijk wordt geacht, waarbij de veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
- wordt verplicht om vanaf een nog door de reclassering te bepalen datum te verblijven in een begeleide woonvorm of soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling aan de reclassering, en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit nodig acht. Dit kan ook de verplichting inhouden tot het aanvaarden van woonbegeleiding bij zelfstandige woonruimte. Veroordeelde is dan verplicht richtlijnen en adviezen van de woonbegeleider op te volgen.

T.a.v. feit 5:

Hechtenis voor de duur van 2 weken
Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (bromfietsen daaronder begrepen) voor de duur van 4 maanden

T.a.v. feit 1:Maatregel van schadevergoeding van EUR 400,00 subsidiair 8 dagen hechtenis

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [verbalisant 1] van een bedrag van EUR 400,= (zegge: vierhonderd euro) ter zake immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 dagen hechtenis.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 april 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij :

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 1] , van een bedrag van EUR 400,= (zegge: vierhonderd euro), ter zake immateriële schade. Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 april 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.

Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:Last tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Overijssel locatie Almelo d.d. 10 juni 2015, gewezen onder parketnummer 05/017854-14 , te weten: 8 maanden gevangenisstraf.

Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:Last tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Gelderland locatie Zutphen d.d. 4 maart 2015, gewezen onder parketnummer 96-015354-14 , te weten: 2 weken gevangenisstraf.

Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. Senden, voorzitter,
mr. R.M.L. Heemskerk-Pleging en mr. A.M. de Koning, leden,
in tegenwoordigheid van Y.A.M. van Erp, griffier,
en is uitgesproken op 25 juli 2016.
Mr. De Koning is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Mr. Heemskerk-Pleging is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant District ‘s-Hertogenbosch, registratienummer PL2100-2016082181 Z, aantal doorgenummerde pagina’s: 84 (hierna: ZD).
2.Verklaring verdachte ter zitting van 11 juli 2016