ECLI:NL:RBOBR:2016:3829

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
7 juli 2016
Publicatiedatum
18 juli 2016
Zaaknummer
01/865142-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor witwassen en voorbereidingshandelingen met betrekking tot cocaïne en hennep

Op 7 juli 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van witwassen en het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de uitvoer van cocaïne en hennep. De verdachte werd op 16 december 2015 op Airport Eindhoven aangehouden met een koffer waarin een bedrag van 281.440 euro was aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat dit geld afkomstig was uit een misdrijf. Tijdens de rechtszittingen op 29 maart en 23 juni 2016 werd het bewijs tegen de verdachte gepresenteerd, waaronder verklaringen van medeverdachten en in beslag genomen goederen die verband hielden met de drugshandel. De rechtbank concludeerde dat de verdachte en zijn medeverdachte nauw samenwerkten om cocaïne en hennep te verhandelen, wat leidde tot de bewezenverklaring van de tenlastelegging. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 18 maanden op, met aftrek van voorarrest, en verklaarde het in beslag genomen geld verbeurd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen geloofwaardige verklaring had gegeven voor de herkomst van het geld en dat de omstandigheden van de zaak een zware straf rechtvaardigden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865142-15
Datum uitspraak: 07 juli 2016
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] [land] op [geboortedatum] 1978,
wonende te [adresgegevens] ,
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 29 maart 2016 en 23 juni 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 26 februari 2016.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 december 2015 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een)voorwerp(en), te weten:
een hoeveelheid geld van (in totaal) 281.440 euro of daaromtrent, althans een grote hoeveelheid geld,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van een of meer voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, en/of
van (een of meer van) voormeld(e) voorwerp(en) de werkelijke aard, herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing heeft verborgen of heeft verhuld, dan wel heeft verborgen of verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die voorwerp(en) was/waren,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat geld - onmiddellijk of middellijk- afkomstig was uit enig misdrijf;
2.
hij in of omstreeks de periode van 12 december 2015 tot en met 17 december2015 in de gemeente Gilze en Rijen en/of te Eindhoven en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren vaneen of meer hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of (ander(e)) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen
A. verpakkingsmateria(a)l(en), bestaande uit (onder meer) 8, althans een aantal, (grote) zakken met IKEA kussens en/of een jute zak en/of geurvreters(deels) bestemd en/of te gebruiken voor het verpakken en/of het vervoer en/of het maskeren van de geur van cocaïne, in ieder geval een of meer middel(en)vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
en/of
B. een of meer notitie(s) met daarop geschreven (grote) bedragen en/of aantallen en/of hoeveelheden en/of adressen en/of teksten (waaronder de tekst(en) "TAXY (TAXI)" en/of "TAXI KEV SELL" en/of "BLUE BA (BLUE BASE)"),duidende op dan wel verband houdende met de aan- en/of verkoop en/of het vervoer van cocaïne, in ieder geval een of meer middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
en/of
C. een hoeveelheid geld, te weten 281.440 euro, althans enig deel daarvan, bestemd en/of te gebruiken voor de aankoop van cocaïne, in ieder geval een of meer middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s)wist(en) of ernstige redenen had(den) om te vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) en/of dat geld bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
3.
hij in of omstreeks de periode van 12 december 2015 tot en met 17 december2015 in de gemeente Gilze en Rijen en/of te Eindhoven en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, stoffen en/of voorwerpen en/of gegevens en/of gelden, te weten:
A. verpakkingsmateria(a)l(en), bestaande uit (onder meer) 8 (grote) zakken met IKEA kussens en/of een jute zak en/of geurvreters (deels) bestemd en/of te gebruiken voor het verpakken en/of het vervoer en/of het maskeren van de geur van een of meer middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II
en/of
B. een of meer notitie(s) met daarop geschreven (grote) bedragen en/of aantallen en/of hoeveelheden en/of adressen en/of teksten (waaronder de tekst "GREEN") duidende op danwel verband houdende met de aan- en/of verkoop en/of het vervoer van een of meer middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II
en/of
C. een hoeveelheid geld, te weten 281.440 euro, althans enig deel daarvan, bestemd en/of te gebruiken voor de aankoop van een of meer middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II
bestemd tot het plegen van een of meer feit(en) strafbaar gesteld in artikel11, derde en/of vijfde lid, van de Opiumwet, te weten:
het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van (een) grote hoeveelheid/hoeveelheden van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
voorhanden heeft gehad,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden(en)had(den) om te vermoeden dat voormelde stoffen en/of voorwerpen en/of gegevens en/of gelden bestemd was/waren tot het plegen van voornoemd(e) feit(en);
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Inleiding.
Verdachte wordt het medeplegen van witwassen van 281.440 euro (feit 1) en het medeplegen van voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet (feit 2 en 3) verweten.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht alle feiten wettig en overtuigend bewezen.
De subsidiair naar voren gebrachte kwalificatie-uitsluitingsgrond door de verdediging is niet aan de orde. Er is immers geen direct bewijs dat het geld afkomstig is uit eigen misdrijf en in dat geval is de kwalificatie-uitsluitingsgrond niet van toepassing.
Het standpunt van de verdediging.
Vrijspraak ten aanzien van alle feiten.
Subsidiair ten aanzien van feit 1 stelt de raadsman dat indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van feit 2 en 3 er een kwalificatie-uitsluitingsgrond aan de orde is. Er zijn op dat moment voldoende concrete feiten en omstandigheden die er op duiden dat het geldbedrag afkomstig is uit enig misdrijf door hem zelf begaan. Uit de jurisprudentie blijkt dat het enkele verwerven of voorhanden hebben van een voorwerp dat afkomstig is uit eigen misdrijf, niet kan bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst daarvan. Zijn cliënt zou om die reden ontslagen moeten worden van alle rechtsvervolging.
Het oordeel van de rechtbank.
Op 16 december 2015 wordt verdachte op Airport Eindhoven gecontroleerd door de douane Hij voert een koffer met zich mee met daarin stapels bankbiljetten, na telling blijkt dit 281.440 euro te zijn. Verdachte heeft niet aangegeven een dergelijk groot bedrag bij zich te hebben en hij wordt daarna aangehouden op verdenking van witwassen
.Op enkele bankbiljetten is het cijfer 5, 10, of 20 geschreven. Daarnaast bevat zijn koffer onder andere een laptop Toshiba, een notebook Acer, een zwart notitieboek en een documentenmap met diverse papieren. Naast zijn koffer heeft verdachte een rugzak bij zich met onder andere een Iphone 4, een Samsung telefoon, een blauw notitieboekje, geurvreters en een geldbedrag van 1.606 euro. In de zakken van verdachte wordt een Iphone 6S en een portemonnee (met 210 euro) aangetroffen. Bij zijn insluitingsfouillering wordt nog eens 735 euro gevonden en een kleine hoeveelheid wit poeder, vermoedelijk cocaïne.
Verdachte verklaart in zijn eerste verhoor – samengevat - dat het aangetroffen geldbedrag van hem en ene [betrokkene 1] is en dat hij met hem had afgesproken in een Van der Valk hotel, teneinde inkopen te doen voor hun zaak. De zaak had volgens verdachte betrekking op het kopen van vrachtauto’s en onderdelen van BMW’s. Hij zegt onderdelen van BMW’s en vrachtauto’s naar Malta te vervoeren. [betrokkene 1] zou het papierwerk regelen. In een later door verdachte afgelegde verklaring komt hij daar op terug en verklaart dat hij het geld alleen aan hem – verdachte - toebehoort. In de telefoon van verdachte is een persoon gevonden onder de naam [betrokkene 1] met een telefoonnummer. De politie heeft aan dit telefoonnummer gekoppelde boekingsgegevens opgevraagd, waaruit is gebleken dat dit nummer is gekoppeld aan medeverdachte [medeverdachte 1] . Verdachte herkent [medeverdachte 1] ook van een foto als de persoon met wie hij samenwerkt. Uit nader onderzoek bleek dat medeverdachte [medeverdachte 1] verbleef in Van der Valk hotel Gilze, alwaar hij op 17 december 2015 is aangehouden.
Op de hotelkamer van het Van der Valk hotel in Gilze, waar medeverdachte [medeverdachte 1] verbleef, werden onder andere in beslag genomen: acht grote zakken IKEA kussens, een (roze) Nike rugzak met daarin verpakkingsmaterialen, geurvreters, een Iphone 6, een Samsung telefoon, een laptop, een notebook, (gebruikersartikelen voor) harddrugs (door de politie beschreven als een zogenaamde slikkersbol) en softdrugs, een portemonnee, diverse informatieboekjes betreffende transport en logistiek Europa, een hotelboeking op naam van verdachte en een moneybelt met 1.127,25 euro. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft in zijn tweede verhoor met betrekking tot de in de hotelkamer aangetroffen bagage verklaard dat dit inpakmateriaal betreft, dat hij de spullen haalt bij IKEA, omdat je die niet hebt in Malta. Ook heeft medeverdachte [medeverdachte 1] verklaard dat hij een deel van het bij hem in beslag genomen geld van verdachte heeft gekregen. Dit is door verdachte bevestigd.
Op de Iphone 4 welke onder verdachte in beslag is genomen, zijn onder andere diverse afbeeldingen aangetroffen waarop goederen te zien zijn die mogelijk verpakt zijn voor verzending, van grote (waarschijnlijk vacuüm) zakken met ogenschijnlijk marihuana en van een gesealde zak met daarop een logo van een paard en met een witte substantie erin.
De politie geeft aan dat het hun ambtshalve bekend is dat drugskartels cocaïne voorzien van een logo. Tijdens het onderzoek aan de roze rugzak van medeverdachte [medeverdachte 1] worden daarin verpakkingsmaterialen aangetroffen; soortgelijke grote vacuümzakken als op de foto’s in de Iphone 4 en onder andere jute zakken. Uit één van die jute zakken komt een wietlucht. Tevens is aan een jute zak een geurvreter bevestigd. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard de roze Nike rugzak op verzoek van verdachte mee naar Nederland te hebben genomen, hetgeen door verdachte is bevestigd.
Op de hotelkamer van medeverdachte [medeverdachte 1] worden twee notitieblaadjes – uit een schrijfblokje van het Van der Valk hotel- aangetroffen. Op één liggen marihuana-resten en het tweede is kapot gescheurd. Op de notities staan grote getallen vermeld. In het blauw notitieboekje in de rugzak van verdachte worden de volgende notities gevonden: “Taxi kev sell” en “1:43.000, 2: 42.500, 200:42.500” en los in die rugzak een blaadje met de volgende notities: “Vodafone Red”, “green”, “100.000” en “Blue Bass”, “65.000”.
Los in de koffer van verdachte wordt een briefje aangetroffen met de volgende notities: “56.500 + 26.800 = 82.500 – 25.000, 57.500 total”. Zowel op het geld in de koffer van verdachte als in de moneybelt in beslaggenomen op de hotelkamer van medeverdachte [medeverdachte 1] staan getallen in een vergelijkbaar handschrift geschreven.
In het zwarte notieboekje uit de koffer van verdachte staan diverse notities met daarop adressen, telefoonnummers, namen en (geld)bedragen. Onder andere adressen van Kwantum, Ikea en hotels.
In de documentenmap in de koffer van verdachte worden een aantal noties aangetroffen met grote getallen, namen en adressen. Daarnaast werd een notitie aangetroffen –op een blaadje van een notitieschrift van het Van der Valk hotel Gilze-Tilburg- met daarop berekeningen en daar achter vermeldt “green” en “taxy”. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat de woorden ‘green’ en ‘cheese’ en ‘taxi’ andere benamingen zijn voor cannabis en cocaïne.
Gezien de bedragen en de vermeldingen erbij vermoedt de politie dat het een notitie is met betrekking tot inkoopprijzen van verdovende middelen. De politie onderbouwt dat middels uitleg van terminologie en corresponderende drugsprijzen.
Voorts is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat vanaf de computer van medeverdachte [medeverdachte 1] , onder de naam [betrokkene 2] , e-mails zijn verzonden betrekking hebbend op onder andere de verzending van huishoudelijke goederen door [expediteur] [medewerker bedrijf] , medewerker van expediteur [expediteur] heeft verklaard dat hij zendingen heeft verzorgd naar Malta, dat verdachte meestal de goederen kwam brengen en tevens blijkt daaruit dat [medewerker bedrijf] bekend was met e-mails van [betrokkene 2] .
De rechtbank hecht geen geloof aan de verklaring van verdachte dat het onder hem aangetroffen geldbedrag van 281.440 euro bedoeld was voor de aankoop in het kader van een door hem met medeverdachte [medeverdachte 1] gerund bedrijf. Dit gelet op de sterk wisselende en tegenstrijdige verklaring die door hem daarover zijn afgelegd. Daarnaast heeft medeverdachte [medeverdachte 1] ontkend dat hij met verdachte in auto-onderdelen handelt en zij plannen hadden om een vrachtauto te kopen. Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat in een legale branche het niet gebruikelijk is dat bedrijfsaankopen met dit soort grote contante geldbedragen worden betaald, met geld dat contant uit een ander land wordt meegenomen.
Volgens de raadsman van verdachte dienen de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] als ongeloofwaardig terzijde te worden geschoven, nu hij steeds wisselende en tegenstrijdige verklaringen aflegt. De rechtbank overweegt dat zij met de raadsman constateert dat de verklaring van [medeverdachte 1] op onderdelen niet consistent is, maar dat zij niettemin delen van zijn verklaring voor het bewijs zal bezigen, voor zover deze voldoende ondersteuning vinden in andere bewijsmiddelen.
Voorts hecht de rechtbank geen geloof aan de door verdachte gegeven alternatieve verklaringen voor de aanwezigheid van de geurvreters en de vacuüm plastic zakken, namelijk om op de hotelkamer te kunnen roken en de geur daarvan te verbloemen, dan wel om de goederen tegen regen te beschermen. Evenmin acht de rechtbank geloofwaardig dat de kussens zouden dienen ter bescherming van auto-onderdelen tijdens transport. Op geen enkele wijze is overigens gebleken van het vervoer van dergelijke goederen.
Alles samengenomen is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het onder verdachte aangetroffen geldbedrag bestemd is geweest ter financiering van de aankoop van drugs, en wel de aankoop cocaïne en een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, en dat voorts de materialen als de IKEA kussen, jutezakken en geurvreters bestemd zijn geweest om deze drugs te verpakken dan wel de geur daarvan te maskeren.
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat de door verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] verrichte handelingen duiden op een nauwe en doelbewuste samenwerking gericht op de uitvoer van cocaïne en hennep, zodat medeplegen kan worden bewezen.
Witwassen
Verdachte heeft bij een controle op het vliegveld Eindhoven verklaard ongeveer 1.000 euro bij zich te hebben en voornemens te zijn 10 dagen in Nederland te gaan verblijven om te feesten. Na in latere verhoren te zijn geconfronteerd met het geldbedrag van 281.440 euro dat in zijn koffer was aangetroffen heeft verdachte wisselende verklaring afgelegd met betrekking tot de herkomst van dat geld. Verdachte heeft onder meer verklaard dat hij 4 á 5 jaar eerder zijn taxibedrijf zou hebben verkocht voor ongeveer 130.000 euro. Hij wist niet meer aan wie hij dat had verkocht. De rest van het geld dat hij bij zich had was afkomstig van – aldus verdachte - zijn huidige bedrijf dat handelt in auto’s. In een latere verklaring zegt verdachte dat hij een legale taxivergunning op naam had, dat hij niet het bedrijf heeft verkocht, maar de vergunning en wel voor 150.000 euro in plaats van 130.000 euro. Dan verklaart hij dat dat er echter niets op zijn naam stond. De vergunning stond op naam van [betrokkene 3] . Verdachte heeft de vergunning verkocht en de achternaam van [betrokkene 3] is hem niet bekend. Uit onderzoek van de politie is gebleken dat taxivergunningen op Malta niet mogen worden overgedragen. Verifieerbare informatie met betrekking tot zijn bedrijf en/of taxivergunning heeft verdachte verder niet verstrekt.
De rechtbank overweegt dat het fysiek vervoeren van grote geldbedragen in contanten een aanzienlijk veiligheidsrisico met zich mee brengt en uit het desgevraagd tegenover de douane noemen van een aanzienlijk lager geldbedrag dan verdachte bij zich had, leidt de rechtbank af dat het kennelijk de bedoeling was van verdachte om de meldgrens te ontduiken. Daarbij komt dat er sprake was van een grote hoeveelheid contant geld. Aldus is een drietal typologieën van witwassen op de onderhavige zaak van toepassing op basis waarvan, een vermoeden van witwassen jegens de verdachte is gerechtvaardigd. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op dit vermoeden van witwassen en de daarbij in aanmerking genomen feiten en omstandigheden, van de verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand volstrekt onwaarschijnlijk is. Gelet op hetgeen verdachte met betrekking tot de herkomst van het geld heeft verklaard, als hiervoor – samengevat – is weergegeven, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte geen concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand volstrekt onwaarschijnlijke verklaring heeft afgelegd over de herkomst van het geldbedrag. Al het voorgaande in overweging nemende is de rechtbank dan ook van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het bij de verdachte aangetroffen geldbedrag - middellijk of onmiddellijk - van misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dit wist.
Anders dan de officier van justitie, acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte ook dit feit in vereniging met medeverdachte [medeverdachte 1] heeft gepleegd, nu niet met bewijsmiddelen kan worden onderbouwd dat medeverdachte [medeverdachte 1] een voor medeplegen vereiste wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het voorhanden hebben van en het verhullen van de illegale herkomst van het geld. Het gegeven dat het bij verdachte aangetroffen geld bestemd was voor de gezamenlijk aankoop van drugs, is daarvoor onvoldoende.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat mocht de rechtbank komen tot een bewezenverklaring van de feiten 2 en 3, de kwalificatie-uitsluitingsgrond aan de orde is. De rechtbank gaat aan dat verweer voorbij nu dit verweer zonder nadere onderbouwing niet kan worden aangemerkt als een voldoende concretisering van zowel de door de verdachte gepleegde misdrijven als van het verband tussen die misdrijven en het aangetroffen geldbedrag. Uit rechtspraak van de Hoge Raad kan in dit verband worden afgeleid dat het primair op de weg van de verdachte ligt om gemotiveerd naar voren te brengen dat het voorwerp dat hij heeft verworven of voorhanden heeft, uit een door hem zelf begaan misdrijf afkomstig is. De verdachte moet daartoe met voldoende concretisering verweer voeren.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen -in onderling verband en samenhang bezien- komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 16 december 2015 te Eindhoven, een voorwerp, te weten: een hoeveelheid geld van in totaal 281.440 euro, voorhanden heeft gehad en van voormeld voorwerp de werkelijke aard, herkomst en de verplaatsing heeft verhuld, terwijl hij wist dat dat geld - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
2.
in de periode van 12 december 2015 tot en met 17 december 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen en vervoeren van cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden
A. verpakkingsmaterialen, bestaande uit (onder meer) 8 (grote) zakken met IKEA kussens en een jute zak en geurvreters (deels) bestemd en/of te gebruiken voor het verpakken en/of het vervoer en/of het maskeren van de geur van cocaïne,
en
B. notities met daarop geschreven (grote) bedragen en/of aantallen en/of hoeveelheden en/of adressen en/of teksten (waaronder de teksten "TAXY (TAXI)" en "TAXI KEV SELL" en "BLUE BA (BLUE BASE)"), duidende op dan wel verband houdende met de aan- en/of verkoop en/of het vervoer van cocaïne,
en
C. een hoeveelheid geld, bestemd en/of te gebruiken voor de aankoop van cocaïne,
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en verdachtes mededader wisten dat die voorwerpen en dat geld bestemd waren tot het plegen van dat feit;
3.
in de periode van 12 december 2015 tot en met 17 december 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, voorwerpen en gelden, te weten:
A. verpakkingsmaterialen, bestaande uit (onder meer) 8 (grote) zakken met IKEA kussens en een jute zak en geurvreters (deels) bestemd en/of te gebruiken voor het verpakken en/of het vervoer en/of het maskeren van de geur van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II
en
B. notities met daarop geschreven (grote) bedragen en/of aantallen en/of hoeveelheden en/of adressen en/of teksten (waaronder de tekst "GREEN") duidende op danwel verband houdende met de aan- en/of verkoop en/of het vervoer van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II
en
C. een hoeveelheid geld, bestemd en/of te gebruiken voor de aankoop van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II
bestemd tot het plegen van een of meer feit(en) strafbaar gesteld in artikel 11, derde en/of vijfde lid, van de Opiumwet, te weten:
het opzettelijk vervoeren van grote hoeveelheden van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, voorhanden heeft gehad,
terwijl hij, verdachte, en zijn mededader wisten dat voormelde voorwerpen en gelden bestemd waren tot het plegen van voornoemd feit.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de feiten in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest.
Ten aanzien van het beslag vordert hij verbeurdverklaring van de voorwerpen onder nummers 1 en 5 tot en met 11 van de beslaglijst en onttrekking aan het verkeer van de voorwerpen onder nummers 2, 3 en 4 van de beslaglijst.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Vrijspraak. Subsidiair ten aanzien van feit 1 ontslag van alle rechtsvervolging.
Ten aanzien van het beslag heeft de raadsman betoogd dat het geld teruggegeven zou moeten worden aan zijn cliënt.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan witwassen en aan het plegen van voorbereidingshandelingen ten aanzien van onder meer het buiten Nederland brengen/vervoeren van hoeveelheden cocaïne en hennep.
Het betreffen strafbare feiten die de samenleving ernstig ondermijnen. Het gebruik van drugs kan bovendien ernstige gezondheidsrisico’s met zich meebrengen.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat hij de tot op heden ondergane detentie heeft doorgebracht in een voor hem vreemd land en dat dit in beginsel ook zal gelden voor nog door hem te ondergane gevangenisstraf. De rechtbank is van oordeel dat daarmee de detentie als zwaarder gekwalificeerd kan worden.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke de voorwerpen zijn begaan of voorbereid en de voorwerpen ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorden.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn die tot het begaan van het misdrijf zijn vervaardigd of bestemd en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24, 27, 33, 33a, 33b, 36b, 36c, 47, 57, 420bis
Opiumwet art. 10a, 11a.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

T.a.v. feit 1:witwassen

T.a.v. feit 2:
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel
10 van de Opiumwet, voor te bereiden: voorwerpen en gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit
T.a.v. feit 3:
medeplegen van voorwerpen en gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen en maatregel.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3:
* Gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
* Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten: een geldbedrag van 281.440,-- euro, 2 stuks verpakkingsmateriaal, kleur rood, Vodafone.
* Onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen, te weten: 1 stuk crack, kleur wit, en 2 joints, waarvan 1 half opgerookt is.
Teruggave van de volgende inbeslaggenomen geldbedragen: 150 euro, 60 euro, 1560 euro, 34 euro, 12 euro, 720 euro, 5 euro.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.J. Bokhorst, voorzitter,
mr. J.H.P.G. Wielders en mr. S.B.C. Nicolaes, leden,
in tegenwoordigheid van L.M.E. de Roo, griffier,
en is uitgesproken op 7 juli 2016.
Mr. J.H.P.G. Wielders is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.