ECLI:NL:RBOBR:2016:3828

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
7 juli 2016
Publicatiedatum
18 juli 2016
Zaaknummer
01/865141-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor voorbereidingshandelingen tot het uitvoeren van cocaïne en hennep

Op 7 juli 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in Malta in 1975. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de uitvoer van cocaïne en hennep, en van witwassen van een bedrag van € 281.440. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte betrokken was bij het voorbereiden van de uitvoer van cocaïne, waarbij onder andere verpakkingsmaterialen en notities zijn aangetroffen die duiden op drugshandel. De verdachte werd op 17 december 2015 aangehouden in een hotel, waar diverse in beslag genomen goederen zijn aangetroffen, waaronder verpakkingsmaterialen en een aanzienlijk geldbedrag. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden bewezen dat hij een wezenlijke bijdrage had geleverd aan het witwassen van het geld, en sprak hem vrij van dat onderdeel van de aanklacht. Echter, de rechtbank achtte de voorbereidingshandelingen voor de drugshandel wel bewezen. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 16 maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest. De rechtbank oordeelde dat de in beslag genomen goederen verbeurd verklaard moesten worden, omdat deze bestemd waren voor het begaan van het misdrijf. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865141-15
Datum uitspraak: 07 juli 2016
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] (Malta) op [geboortedatum] 1975,
wonende te [adresgegevens] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 29 maart 2016 en 23 juni 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 26 februari 2016.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 december 2015 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een)voorwerp(en), te weten:
een hoeveelheid geld van (in totaal) 281.440 euro of daaromtrent, althans een grote hoeveelheid geld,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van een of meer voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, en/of
van (een of meer van) voormeld(e) voorwerp(en) de werkelijke aard, herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing heeft verborgen of heeft verhuld, dan wel heeft verborgen of verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die voorwerp(en) was/waren,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat geld - onmiddellijk of middellijk- afkomstig was uit enig misdrijf;
2.
hij in of omstreeks de periode van 12 december 2015 tot en met 17 december2015 in de gemeente Gilze en Rijen en/of te Eindhoven en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren vaneen of meer hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of (ander(e)) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen
A. verpakkingsmateria(a)l(en), bestaande uit (onder meer) 8, althans een aantal, (grote) zakken met IKEA kussens en/of een jute zak en/of geurvreters(deels) bestemd en/of te gebruiken voor het verpakken en/of het vervoer en/of het maskeren van de geur van cocaïne, in ieder geval een of meer middel(en)vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
en/of
B. een of meer notitie(s) met daarop geschreven (grote) bedragen en/of aantallen en/of hoeveelheden en/of adressen en/of teksten (waaronder de tekst(en) "TAXY (TAXI)" en/of "TAXI KEV SELL" en/of "BLUE BA (BLUE BASE)"),duidende op dan wel verband houdende met de aan- en/of verkoop en/of het vervoer van cocaïne, in ieder geval een of meer middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
en/of
C. een hoeveelheid geld, te weten 281.440 euro, althans enig deel daarvan, bestemd en/of te gebruiken voor de aankoop van cocaïne, in ieder geval een of meer middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s)wist(en) of ernstige redenen had(den) om te vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) en/of dat geld bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
3.
hij in of omstreeks de periode van 12 december 2015 tot en met 17 december2015 in de gemeente Gilze en Rijen en/of te Eindhoven en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, stoffen en/of voorwerpen en/of gegevens en/of gelden, te weten:
A. verpakkingsmateria(a)l(en), bestaande uit (onder meer) 8 (grote) zakken met IKEA kussens en/of een jute zak en/of geurvreters (deels) bestemd en/of te gebruiken voor het verpakken en/of het vervoer en/of het maskeren van de geur van een of meer middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II
en/of
B. een of meer notitie(s) met daarop geschreven (grote) bedragen en/of aantallen en/of hoeveelheden en/of adressen en/of teksten (waaronder de tekst "GREEN") duidende op danwel verband houdende met de aan- en/of verkoop en/of het vervoer van een of meer middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II
en/of
C. een hoeveelheid geld, te weten 281.440 euro, althans enig deel daarvan, bestemd en/of te gebruiken voor de aankoop van een of meer middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II
bestemd tot het plegen van een of meer feit(en) strafbaar gesteld in artikel11, derde en/of vijfde lid, van de Opiumwet, te weten:
het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van (een) grote hoeveelheid/hoeveelheden van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
voorhanden heeft gehad,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden(en)had(den) om te vermoeden dat voormelde stoffen en/of voorwerpen en/of gegevens en/of gelden bestemd was/waren tot het plegen van voornoemd(e) feit(en);
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Verdachte wordt het medeplegen van witwassen van 281.440 euro (feit 1) en het medeplegen van voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet (feit 2 en 3) verweten.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht alle feiten wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Vrijspraak ten aanzien van alle feiten.
Het oordeel van de rechtbank.
Op 16 december 2015 wordt medeverdachte [medeverdachte 1] op Airport Eindhoven gecontroleerd door de douane Hij voert een koffer met zich mee met daarin stapels bankbiljetten, na telling blijkt dit 281.440 euro te zijn. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft niet aangegeven een dergelijk groot bedrag bij zich te hebben en hij wordt daarna aangehouden op verdenking van witwassen
.Op enkele bankbiljetten is het cijfer 5, 10, of 20 geschreven. Daarnaast bevat zijn koffer onder andere een laptop Toshiba, een notebook Acer, een zwart notitieboek en een documentenmap met diverse papieren. Naast zijn koffer heeft medeverdachte [medeverdachte 1] een rugzak bij zich met onder andere een Iphone 4, een Samsung telefoon, een blauw notitieboekje, geurvreters en een geldbedrag van 1.606 euro. In de zakken van medeverdachte [medeverdachte 1] wordt een Iphone 6S en een portemonnee (met 210 euro) aangetroffen. Bij zijn insluitingsfouillering wordt nog eens 735 euro gevonden en een kleine hoeveelheid wit poeder, vermoedelijk cocaïne.
Medeverdachte [medeverdachte 1] verklaart in zijn eerste verhoor – samengevat - dat het aangetroffen geldbedrag van hem en ene [betrokkene 1] is en dat hij met hem had afgesproken in een Van der Valk hotel, teneinde inkopen te doen voor hun zaak. De zaak had volgens medeverdachte [medeverdachte 1] betrekking op het kopen van vrachtauto’s en onderdelen van BMW’s. Hij zegt onderdelen van BMW’s en vrachtauto’s naar Malta te vervoeren. [betrokkene 1] zou het papierwerk regelen. In een later door medeverdachte [medeverdachte 1] afgelegde verklaring komt hij daar op terug en verklaart hij dat hij het geld alleen aan hem – medeverdachte [medeverdachte 1] - toebehoort. In de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] is een persoon gevonden onder de naam [betrokkene 1] met een telefoonnummer. De politie heeft aan dit telefoonnummer gekoppelde boekingsgegevens opgevraagd, waaruit is gebleken dat dit nummer is gekoppeld aan verdachte [verdachte] . Medeverdachte [medeverdachte 1] herkent verdachte ook van een foto als de persoon met wie hij samenwerkt. Uit nader onderzoek bleek dat verdachte verbleef in Van der Valk hotel Gilze alwaar hij op 17 december 2015 is aangehouden.
Op de hotelkamer van het Van der Valk hotel in Gilze, waar verdachte verbleef, werden onder andere in beslag genomen: acht grote zakken IKEA kussens, een (roze) Nike rugzak met daarin verpakkingsmaterialen, geurvreters, een Iphone 6, een Samsung telefoon, een laptop, een notebook, (gebruikersartikelen voor) harddrugs (door de politie beschreven als een zogenaamde slikkersbol) en softdrugs, een portemonnee, diverse informatieboekjes betreffende transport en logistiek Europa, een hotelboeking op naam van verdachte en een moneybelt met 1.127,25 euro. Verdachte heeft in zijn tweede verhoor met betrekking tot de in de hotelkamer aangetroffen bagage verklaard dat dit inpakmateriaal betreft, dat hij de spullen haalt bij IKEA, omdat je die niet hebt in Malta. Ook heeft verdachte verklaard dat hij een deel van het bij hem in beslag genomen geld van medeverdachte [medeverdachte 1] heeft gekregen. Dit is door medeverdachte [medeverdachte 1] bevestigd.
Op de Iphone 4 welke onder medeverdachte [medeverdachte 1] in beslag is genomen, zijn onder andere diverse afbeeldingen aangetroffen waarop goederen te zien zijn die mogelijk verpakt zijn voor verzending, van grote (waarschijnlijk vacuüm) zakken met ogenschijnlijk marihuana en van een gesealde zak met daarop een logo van een paard en met een witte substantie erin.
De politie geeft aan dat het hun ambtshalve bekend is dat drugskartels cocaïne voorzien van een logo. Tijdens het onderzoek aan de roze rugzak van verdachte worden daarin verpakkingsmaterialen aangetroffen; soortgelijke grote vacuümzakken als op de foto’s in de Iphone 4 en onder andere jute zakken. Uit één van die jute zakken komt een wietlucht. Tevens is aan een jute zak een geurvreter bevestigd. Verdachte heeft verklaard de roze Nike rugzak op verzoek van medeverdachte [medeverdachte 1] mee naar Nederland te hebben genomen, hetgeen door medeverdachte [medeverdachte 1] is bevestigd.
Op de hotelkamer van verdachte worden twee notitieblaadjes – uit een schrijfblokje van het Van der Valk hotel- aangetroffen. Op één liggen marihuana-resten en het tweede is kapot gescheurd. Op de notities staan grote getallen vermeld. In het blauw notitieboekje in de rugzak van medeverdachte [medeverdachte 1] worden de volgende notities gevonden: “Taxi kev sell” en “1:43.000, 2: 42.500, 200:42.500” en los in die rugzak een blaadje met de volgende notities: “Vodafone Red”, “green”, “100.000” en “Blue Bass”, “65.000”.
Los in de koffer van medeverdachte [medeverdachte 1] wordt een briefje aangetroffen met de volgende notities: “56.500 + 26.800 = 82.500 – 25.000, 57.500 total”. Zowel op het geld in de koffer van medeverdachte [medeverdachte 1] als in de moneybelt in beslaggenomen op de hotelkamer van verdachte staan getallen in een vergelijkbaar handschrift geschreven.
In het zwarte notieboekje uit de koffer van medeverdachte [medeverdachte 1] staan diverse notities met daarop adressen, telefoonnummers, namen en (geld)bedragen. Onder andere adressen van Kwantum, Ikea en hotels.
In de documentenmap in de koffer van medeverdachte [medeverdachte 1] worden een aantal noties aangetroffen met grote getallen, namen en adressen. Daarnaast werd een notitie aangetroffen –op een blaadje van een notitieschrift van het Van der Valk hotel Gilze-Tilburg- met daarop berekeningen en daar achter vermeldt “green” en “taxy”. Verdachte heeft verklaard dat de woorden ‘green’ en ‘cheese’ en ‘taxi’ andere benamingen zijn voor cannabis en cocaïne.
Gezien de bedragen en de vermeldingen erbij vermoedt de politie dat het een notitie is met betrekking tot inkoopprijzen van verdovende middelen. De politie onderbouwt dat middels uitleg van terminologie en corresponderende drugsprijzen.
Voorts is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat vanaf de computer van verdachte, onder de naam [betrokkene 2] , e-mails zijn verzonden betrekking hebbend op onder andere de verzending van huishoudelijke goederen door [expediteur] . [medewerker bedrijf] , medewerker van [expediteur] heeft verklaard dat hij zendingen heeft verzorgd naar Malta, dat medeverdachte [medeverdachte 1] meestal de goederen kwam brengen en tevens blijkt daaruit dat [medewerker bedrijf] bekend was met e-mails van [betrokkene 2] .
De rechtbank hecht geen geloof aan de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] dat het onder hem aangetroffen geldbedrag van 281.440 euro bedoeld was voor de aankoop in het kader van een door hem met verdachte gerund bedrijf. Dit gelet op de sterk wisselende en tegenstrijdige verklaring die door hem daarover zijn afgelegd. Daarnaast heeft verdachte ontkend dat hij met medeverdachte [medeverdachte 1] in auto-onderdelen handelt en zij plannen hadden om een vrachtauto te kopen. Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat in een legale branche het niet gebruikelijk is dat bedrijfsaankopen met dit soort grote contante geldbedragen worden betaald, met geld dat contant uit een ander land wordt meegenomen.
Voorts hecht de rechtbank geen geloof aan de door medeverdachte [medeverdachte 1] gegeven alternatieve verklaringen voor de aanwezigheid van de geurvreters en de vacuüm plastic zakken, namelijk om op de hotelkamer te kunnen roken en de geur daarvan te verbloemen, dan wel om de goederen tegen regen te beschermen. Evenmin acht de rechtbank geloofwaardig dat de kussens zouden dienen ter bescherming van auto-onderdelen tijdens transport. Op geen enkele wijze is overigens gebleken van het vervoer van dergelijke goederen.
Alles samengenomen is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het onder medeverdachte [medeverdachte 1] aangetroffen geldbedrag bestemd is geweest ter financiering van de aankoop van drugs, en wel de aankoop cocaïne en een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, en dat voorts de materialen als de IKEA kussen, jutezakken en geurvreters bestemd zijn geweest om deze drugs te verpakken dan wel de geur daarvan te maskeren. De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat de door verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] verrichte handelingen duiden op een nauwe en doelbewuste samenwerking gericht op de uitvoer van cocaïne en hennep, zodat medeplegen kan worden bewezen.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder feit 1 ten laste gelegde. Het geldbedrag is feitelijk bij medeverdachte [medeverdachte 1] aangetroffen. Naar het oordeel van de rechtbank kan verdachte niet via de medeplegen-variant betrokken worden bij het witwassen, nu niet kan worden bewezen dat verdachte een voor medeplegen vereiste wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het voorhanden hebben van en het verhullen van de illegale herkomst van het bij de medeverdachte aangetroffen geld. Het gegeven dat het bij medeverdachte [medeverdachte 1] aangetroffen geld bestemd was voor de gezamenlijk aankoop van drugs, is daarvoor onvoldoende.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen -in onderling verband en samenhang bezien- komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
2.
in de periode van 12 december 2015 tot en met 17 december 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen en vervoeren van cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden
A. verpakkingsmaterialen, bestaande uit (onder meer) 8 (grote) zakken met IKEA kussens en een jute zak en geurvreters (deels) bestemd en/of te gebruiken voor het verpakken en/of het vervoer en/of het maskeren van de geur van cocaïne,
en
B. notities met daarop geschreven (grote) bedragen en/of aantallen en/of hoeveelheden en/of adressen en/of teksten (waaronder de teksten "TAXY (TAXI)" en "TAXI KEV SELL" en "BLUE BA (BLUE BASE)"), duidende op dan wel verband houdende met de aan- en/of verkoop en/of het vervoer van cocaïne,
en
C. een hoeveelheid geld, bestemd en/of te gebruiken voor de aankoop van cocaïne,
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en verdachtes mededader wisten dat die voorwerpen en dat geld bestemd waren tot het plegen van dat feit;
3.
in de periode van 12 december 2015 tot en met 17 december 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, voorwerpen en gelden, te weten:
A. verpakkingsmaterialen, bestaande uit (onder meer) 8 (grote) zakken met IKEA kussens en een jute zak en geurvreters (deels) bestemd en/of te gebruiken voor het verpakken en/of het vervoer en/of het maskeren van de geur van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II
en
B. notities met daarop geschreven (grote) bedragen en/of aantallen en/of hoeveelheden en/of adressen en/of teksten (waaronder de tekst "GREEN") duidende op danwel verband houdende met de aan- en/of verkoop en/of het vervoer van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II
en
C. een hoeveelheid geld, bestemd en/of te gebruiken voor de aankoop van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II
bestemd tot het plegen van een of meer feit(en) strafbaar gesteld in artikel 11, derde en/of vijfde lid, van de Opiumwet, te weten:
het opzettelijk vervoeren van grote hoeveelheden van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, voorhanden heeft gehad,
terwijl hij, verdachte, en zijn mededader wisten dat voormelde voorwerpen en gelden bestemd waren tot het plegen van voornoemd feit.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest.
Ten aanzien van het beslag vordert hij onttrekking aan het verkeer van 8 grote plastic zakken met 8 kussens van IKEA en 1 Nike rugzak.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Algehele vrijspraak. Ten aanzien van het beslag refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt het plegen van voorbereidingshandelingen ten aanzien van onder meer het buiten Nederland brengen/vervoeren van cocaïne en hennep. Het betreffen strafbare feiten die de samenleving ernstig ondermijnen. Het gebruik van drugs kan bovendien ernstige gezondheidsrisico’s met zich meebrengen.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat hij de tot op heden ondergane detentie heeft doorgebracht in een voor hem een vreemd land en dat dit in beginsel ook zal gelden voor nog door hem te ondergane gevangenisstraf. De rechtbank is van oordeel dat daarmee de detentie als zwaarder gekwalificeerd kan worden.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank verdachte van een feit vrijspreekt en van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn die tot het begaan van het misdrijf zijn vervaardigd of bestemd en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorden.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 33, 33a, 47, 57
Opiumwet art. 10a, 11a.

DE UITSPRAAK

T.a.v. feit 1:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
T.a.v. feit 2 en feit 3:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 2:
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel
10 van de Opiumwet, voor te bereiden: voorwerpen en gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit
T.a.v. feit 3:
medeplegen van voorwerpen en gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.
T.a.v. feit 2 en feit 3: * Gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht.
* Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten: 8 grote plastic zakken met 8 kussens van de IKEA en 1 Nike rugzak, meerkleurig.
* Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 3 maart 2016 reeds geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.J. Bokhorst, voorzitter,
mr. J.H.P.G. Wielders en mr. S.B.C. Nicolaes, leden,
in tegenwoordigheid van L.M.E. de Roo, griffier,
en is uitgesproken op 7 juli 2016.
Mr. J.H.P.G. Wielders is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.