ECLI:NL:RBOBR:2016:3822

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 juli 2016
Publicatiedatum
18 juli 2016
Zaaknummer
01/879248-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van beveiliger voor diefstallen en verduistering in kazerne

Op 19 juli 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen een beveiliger die verantwoordelijk werd gehouden voor meerdere diefstallen en verduistering binnen de Generaal-Majoor de Ruyter van Steveninckkazerne te Oirschot. De verdachte, geboren in 1979, werd beschuldigd van het wegnemen van diverse goederen, waaronder geldkisten, elektrische apparatuur en brandstof, die toebehoorden aan het Ministerie van Defensie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op verschillende tijdstippen tussen 1 januari 2009 en 8 april 2014 deze goederen wederrechtelijk had toegeëigend. De zaak kwam aan het licht na een onderzoek dat begon met een dagvaarding op 1 juni 2016, en de zitting vond plaats op 5 juli 2016.

De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan diefstal, verduistering en poging tot diefstal. Bij de strafoplegging werd rekening gehouden met de schending van de redelijke termijn, aangezien de behandeling van de zaak meer dan twee jaar had geduurd. De rechtbank legde een taakstraf op van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank benadrukte dat de verdachte het vertrouwen van zijn werkgever had geschonden en dat zijn daden schade en overlast hadden veroorzaakt. Desondanks werd ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die inmiddels weer werk had gevonden en bezig was met schuldhulpverlening.

De rechtbank besloot tot teruggave van in beslag genomen goederen aan de rechtmatige eigenaar, het Ministerie van Defensie, en verklaarde de verdachte strafbaar voor de bewezen feiten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is gepubliceerd op Rechtspraak.nl.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/879248-14
Datum uitspraak: 19 juli 2016
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
wonende te [adresgegevens] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 juli 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 1 juni 2016.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 01 januari 2009 tot en met 08 april 2014 op de Generaal-Majoor de Ruyter van Steveninckkazerne te Oirschot, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een groene geldkist, voorzien van een geldbedrag, een grijze geldkist, voorzien van een geldbedrag, meerdere VVV-bonnen, meerdere stuks elektrische apparatuur (spelcomputer (PSP), fotocamera, beamer, kappersset), ladder (telesteps), een of meerdere stuks elektrische gereedschappen (kettingzaag, boormachines, cirkelzaagmachine, schaafmachine, multimeter) en/of een of meerdere jerrycans met als inhoud brandstof (diesel), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het Ministerie van Defensie, [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 01 januari 2009 tot en met 08 april 2014 op de Generaal-Majoor de Ruyter van Steveninckkazerne te Oirschot, althans in Nederland, opzettelijk een groene geldkist, voorzien van een geldbedrag, eeen grijze geldkist, voorzien van een geldbedrag, meerdere VVV-bonnen, meerdere stuks elektrische apparatuur (spelcomputer (PSP), fotocamera, beamer, kappersset), ladder (telesteps), een of meerdere stuks elektrische gereedschappen (kettingzaag, boormachines, cirkelzaagmachine, schaafmachine, multimeter) en/of een of meerdere jerrycans met als inhoud brandstof (diesel), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het Ministerie van Defensie, [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welke goederen verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten als beveiliger, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2. hij in of omstreeks de periode van 17 augustus 2012 tot en met 08 april 2014 op de Generaal-Majoor de Ruyter van Steveninckkazerne te Oirschot, althans in Nederland, opzettelijk een sleutel (een loper, merk Nemef), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan het Ministerie van Defensie, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als beveiliger, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3. hij op of omstreeks 30 maart 2014 op de Generaal-Majoor de Ruyter van Steveninckkazerne te Oirschot, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan het Ministerie van Defensie, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat weg te nemen geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of een valse sleutel, immers heeft hij, verdachte, het sleutelkastje van de muur getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 maart 2014 op de Generaal-Majoor de Ruyter van Stevenicnkkazerne te Oirschot, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een sleutelkast, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het Ministerie van Defensie, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1. op tijdstippen in de periode 01 november 2009 tot en met 08 april 2014 op de Generaal-Majoor de Ruyter van Steveninckkazerne te Oirschot, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een groene geldkist, voorzien van een geldbedrag, een grijze geldkist, voorzien van een geldbedrag, meerdere VVV-bonnen, meerdere stuks elektrische apparatuur (spelcomputer (PSP), fotocamera, beamer, kappersset), ladder (telesteps), meerdere stuks elektrische gereedschappen (kettingzaag, boormachines, cirkelzaagmachine, schaafmachine, multimeter) en jerrycans met als inhoud brandstof (diesel), toebehorende aan het Ministerie van Defensie, [benadeelde 1] of [benadeelde 2] ;
2. in de periode van 17 augustus 2012 tot en met 08 april 2014 op de Generaal-Majoor de Ruyter van Steveninckkazerne te Oirschot, opzettelijk een sleutel (een loper, merk Nemef), die toebehoorde aan het Ministerie van Defensie, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3. op 30 maart 2014 op de Generaal-Majoor de Ruyter van Steveninckkazerne te Oirschot, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een geldbedrag, toebehorende aan een ander dan aan verdachte, en dat weg te nemen geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak, het sleutelkastje van de muur heeft getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.

Ten aanzien van feit 1 primair, feit 2 en feit 3 primair:
- gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest waarvan 3 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren
Ten aanzien van het beslag:
- teruggave aan de rechtmatige eigenaar (Defensie) van de in beslag genomen televisie en zaklamp (Maglite)
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsrapport d.d. 29 juni 2016 en het hierin genoemde strafadvies
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende een lange periode een grote hoeveelheid (veelal kostbare) goederen weggenomen van het terrein en uit de gebouwen die toebehoren aan Defensie terwijl verdachte daar toentertijd werkzaam was als beveiliger. Hij heeft daarmee het vertrouwen dat zijn werkgever in hem stelde ernstig geschonden. Diefstallen veroorzaken overlast en schade. Uit verdachtes handelen spreekt minachting voor andermans eigendom. Verdachte heeft daarbij uitsluitend gehandeld uit eigen belang en geldelijk gewin.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte zelf is getroffen door de gevolgen van de door hem gepleegde strafbare feiten, nu hij hierdoor zijn baan heeft verloren en in financiele problemen is geraakt. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij inmiddels weer werk heeft gevonden en op zoek is naar een vaste baan zodat hij een start kan maken met een schuldhulpverleningstraject.
Voorts zal de rechtbank in aanmerking nemen dat verdachte na zijn aanhouding en inverzekeringstelling in onderhavige zaak alweer een periode van ruim 2 jaar op vrije voeten is en dat niet is gebleken dat verdachte in deze periode contacten met politie en justitie heeft gehad met betrekking tot het plegen van nieuwe strafbare feiten. In zoverre lijkt verdachte zijn leven te hebben gebeterd.
Bovendien stelt de rechtbank vast dat de redelijke termijn is geschonden omdat als uitgangspunt dient te worden genomen dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting in eerste aanleg binnen 2 jaren dient te zijn afgerond. In casu is sedert de datum van inverzekeringstelling van verdachte op 8 april 2014 tot aan de datum van onderhavig vonnis een periode van 2 jaar en ruim 3 maanden verstreken.
De rechtbank acht het op grond van het voorgaande op dit moment niet meer passend en noodzakelijk verdachte terug te sturen naar de gevangenis. Zij is van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf van 240 uur passend en geboden is. De voorwaardelijke straf dient niet alleen om de ernst van de gepleegde feiten te benadrukken, maar tevens als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden opnieuw de fout in te gaan.

Beslag.

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan de rechthebbende (Defensie) nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 45, 57, 310, 311, 321.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven en verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

T.a.v. feit 1:diefstal, meermalen gepleegd T.a.v. feit 2:verduistering T.a.v. feit 3 primair:poging tot diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braakDe rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straffen.

T.a.v. feit 1 primair, feit 2, feit 3 primair:* Taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank waardeert een in verzekering doorgebrachte dag op 2 uur te verrichten arbeid.
*
Gevangenisstrafvoor de duur van
6 maanden voorwaardelijkmet een proeftijd van 2 jaren.

T.a.v. het beslag:* teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een televisie en een zaklantaarn (Maglite) aan Defensie, die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

Dit vonnis is gewezen door:
mr. P.J.H. van Dellen, voorzitter,
mr. M. Senden en mr. E.W. van den Heuvel, leden,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Meurs, griffier,
en is uitgesproken op 19 juli 2016.