In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 8 juli 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 15 januari 2016 in Eindhoven heeft geprobeerd een prostituee onder bedreiging van een mes geld afhandig te maken. De verdachte is beschuldigd van poging tot afpersing, waarbij hij het slachtoffer met een mes heeft bedreigd en heeft geëist dat zij hem geld zou geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de poging tot afpersing, maar heeft hem vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.
De rechtbank heeft de verdachte een jeugddetentie opgelegd van 179 dagen, met aftrek van voorarrest, en een voorwaardelijke PIJ-maatregel voor de duur van drie jaar met een proeftijd van twee jaar. De voorwaarden van de PIJ-maatregel omvatten onder andere een klinische behandeling en begeleiding door de reclassering. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die lijdt aan een autistische stoornis en andere psychische problemen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is en dat een pedagogische aanpak noodzakelijk is.
De rechtbank heeft ook de adviezen van gedragsdeskundigen en de reclassering overgenomen, die hebben gepleit voor een klinische behandeling in een instelling voor jeugdigen. De rechtbank heeft de voorwaarden voor de PIJ-maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaard, gezien het hoge recidivegevaar en de noodzaak van behandeling. De uitspraak is gedaan in het belang van de verdere ontwikkeling van de verdachte en de veiligheid van de samenleving.