Overwegingen
De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
1. Het gaat hier om een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening. Uitgangspunt van de wet is dat een besluit van kracht blijft, ook als er bezwaar is gemaakt. De hoofdregel kan worden doorbroken door het treffen van een voorlopige voorziening. Als tegen een besluit bezwaar is gemaakt kan de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Verzoeker heeft aangevoerd dat die onverwijlde spoed is gelegen in zijn financiële situatie. Naast dit financiële belang heeft hij ook een persoonlijk belang gesteld, namelijk: dat hij vreest voor de aantasting van zijn goede naam. Ook heeft hij een beroep gedaan op het eigendomsrecht als neergelegd in artikel 1 van het eerste Protocol behorend bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
3. Verweerder heeft het bestaan van dit spoedeisend belang voor eiser niet betwist.
4. Hoewel ik twijfels heb of het hier aan de orde zijnde spoedeisend belang verder gaat dan enkel een financieel belang, zal ik aan die twijfels voorbijgaan. Ook in het geval slechts een financieel belang aan de orde is, ben ik namelijk van oordeel dat de voorlopige voorziening moet worden toegewezen.
5. Daartoe overweeg ik het volgende.
6. Als geen sprake is van enig spoedeisend belang, moet het verzoek om een voorlopige voorziening in beginsel worden afgewezen. Alleen als zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door verweerder ingenomen standpunt juist is en of het besluit in de bodemprocedure in stand zal blijven als het in bezwaar wordt gehandhaafd, bestaat toch aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Met andere woorden: er moet sprake zijn van een evident onrechtmatig besluit. Ik ben van oordeel dat die situatie zich hier voordoet.
7. Verweerder heeft besloten tot sluiting van het pand op basis van artikel 13b van de Opiumwet. In dat artikel staat dat sprake moet zijn van het aanwezig zijn van een middel als bedoeld in lijst I of II, behorende bij de Opiumwet. Vaststaat dat zo'n middel niet is niet is aangetroffen. Dat betekent dat er eenvoudigweg geen bevoegdheid bestond om op basis van de Opiumwet tot sluiting over te gaan.
8. Verweerder heeft gesteld zich hiervan bewust te zijn, maar vanwege de zwaarwegende maatschappelijke belangen die volgens hem aan de orde zijn doordat de openbare orde ernstig is aangetast, het pand toch te hebben willen sluiten. De gemachtigde van verweerder heeft op de zitting verwezen naar een noodlottig voorval in verweerders gemeente een aantal jaren geleden, waarbij twee personen om het leven zijn gekomen in een drugslaboratorium.
9. Deze aangevoerde omstandigheden ten spijt, ben ik van oordeel dat verweerder hier buiten zijn boekje, want buiten het wetboek, is gegaan. Het is ook, anders dan verweerder lijkt te suggereren, niet aan de rechter om de wettelijke bevoegdheid die artikel 13b van de Opiumwet verweerder biedt, op te rekken door van de tekst van dat wetsartikel af te wijken.
10. Dit betekent dat het verzoek om een voorlopige voorziening wordt toegewezen. Dat houdt in dat het bestreden besluit wordt geschorst tot zes weken nadat op het bezwaar is beslist en dat het pand in elk geval tot die tijd dus niet wordt gesloten.
11. Omdat verzoeker in het gelijk is gesteld, dient verweerder de door verzoeker gemaakte proceskosten te vergoeden.
12. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 992,– (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 472,– en een wegingsfactor 1).
13. Ook dient verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht van € 168,– te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Lie, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
B.V.H. Harperink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2016.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op: