ECLI:NL:RBOBR:2016:3533

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
1 juli 2016
Publicatiedatum
1 juli 2016
Zaaknummer
01/865119-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraak met geweld en poging tot afpersing in Eindhoven

Op 1 juli 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal in vereniging door middel van braak en inklimming, voorafgegaan en vergezeld van geweld, en van poging tot afpersing. De zaak vond plaats in Eindhoven op 12 oktober 2015, waar de verdachte samen met een mededader een woning binnendrong. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededader de woning binnengingen door een ruit in te gooien en de bewoonster, [slachtoffer], met geweld hebben bedreigd om haar sieraden en bankpasjes af te nemen. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en getuigen als betrouwbaar beoordeeld, en op basis van het bewijs heeft de rechtbank de verdachte schuldig bevonden aan de subsidiair tenlastegelegde feiten. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en verplicht reclasseringscontact. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere niet-veroordeling en zijn bereidheid tot reclassering.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummers: 01/865119-15 en 01/820382-15 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 01 juli 2016
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ,op [1996] ,
wonende te [woonplaats] , [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 januari 2016, 25 maart 2016 en 17 juni 2016.
Op deze zitting heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 22 december 2015.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 oktober 2015 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres 2] heeft weggenomen een of meerdere siera(a)d(en) en/of drie, althans een of meer pasje(s) (te weten een Rabobankpinpas en/of een ponskaartje en/of een stadspas), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer ] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat sier(a)d(en) en/of die/dat pasje(s) onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer ] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
hij op of omstreeks 12 oktober 2015 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer ] heeft gedwongen tot afgifte van een of meer siera(a)d(en) en/of drie, althans een of meer pasje(s) (te weten een Rabobankpinpas en/of een ponskaartje en/of een stadspas), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer ] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) een deken op/over het gezicht/hoofd van die [slachtoffer ] heeft/hebben gedrukt/getrokken;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 oktober 2015 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres 2] ) weg te nemen een of meer siera(a)d(en) en/of een of meer (pin)pasje(s) en/of een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer ] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld/goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, en/of daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer ] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
hij op of omstreeks 12 oktober 2015 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen [slachtoffer ] door geweld en/of bedreiging met geweld te dwingen tot afgifte van een of meer siera(a)d(en) en/of een of meer (pin)pasje(s) en/of een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer ] , in elke geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
- een steen, in elk geval een hard voorwerp, tegen/door een ruit van die woning heeft/hebben gegooid/geslagen en/of - een deken op/over het gezicht/hoofd van die [slachtoffer ] heeft/hebben gedrukt/getrokken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 17 juni 2016 gewijzigd. Van deze vordering is een kopie aan dit vonnis gehecht.
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/820382-15 tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 26 september 2015 te Valkenswaard
opzettelijk een geldbedrag van 50 euro, in elk geval enig geldbedrag,
geheel of ten dele toebehoorde aan [winkel ] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten als medewerker van voornoemd winkelbedrijf, elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in haar vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 01/865119-15:

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezenverklaard. Verdachte en zijn medeverdachte zijn samen midden in de nacht naar de woning van [slachtoffer ] gegaan, zijn beiden over de schutting geklommen, zijn de woning binnen geklommen nadat verdachte een steen door de ruit heeft gegooid, hebben sieraden en bankpasjes gepakt en hebben zich verplaatst in een tijdsbestek van een kleine twintig minuten. Verdachte en medeverdachte zijn vervolgens samen naar de slaapkamer van aangeefster gegaan en hebben aldaar de geweldshandelingen uitgevoerd, met het doel om geld, nog meer bankpasjes en een pincode los te krijgen van aangeefster. Nu van een voltooid delict geen sprake is, dient verdachte van het primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van hetgeen hem primair ten laste is gelegd, omdat geen sprake is van een voltooid delict. Met betrekking tot het subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte geweldshandelingen heeft verricht. Enkel [slachtoffer ] heeft verklaard dat zij een deken over haar gezicht gedrukt kreeg. Er is geen ondersteunend bewijs voor deze verklaring in het dossier aanwezig. Weliswaar heeft de [getuige ] verklaard dat zij gesmoord gegil heeft gehoord, echter in eerste instantie heeft zij daar niet over verklaard. Nu sprake is van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs met betrekking tot het geweldsaspect, kan wellicht enkel een woninginbraak bewezen worden verklaard.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
[slachtoffer ] heeft bij haar aangifte [2] verklaard dat zij op maandag 12 oktober 2015 in haar bed in haar woning aan de [adres 2] te Eindhoven lag te slapen. Zij merkte op een gegeven moment dat zij geen lucht meer kreeg. Zij merkte dat een deken waar zij onder lag op haar gezicht gedrukt werd. Aangeefster kon zien dat het licht in de slaapkamer aan was. Zij hoorde een man “money money” zeggen. Dit was de man die de deken over haar gezicht gedrukt hield. Er was een tweede persoon bij. Zij hoorde dit omdat zij voetstappen in haar kamer hoorde. Aangeefster hoorde de man die de deken op haar gezicht gedrukt hield vragen om haar pinpas en pincode. Ze hoorde dat de man die tevens in de kamer aanwezig was zeggen tegen de ander “politie, politie”. Hierop hebben beide personen haar slaapkamer verlaten. Aangeefster is meteen uit bed gestapt en in haar slaapkamer is er een deur die toegang biedt tot het balkon. Zij heeft de deur geopend en zag politie. Aangeefster was ontzettend bang omdat zij geen lucht meer kreeg omdat de man de deken op haar gezicht gedrukt hield en omdat zij onder bedreiging werd gevraagd om haar geld en pinpas af te geven.
De [getuige ] heeft bij de politie verklaard [3] dat zij op bed lag omstreeks 2:15 uur in haar woning aan de de [adres 3] te Eindhoven. Zij hoorde een geluid alsof er een ruit kapot ging. Ze keek even wat er aan de hand was en zag een persoon over de schutting van de woning tegenover haar klimmen. Deze persoon had donkere kleding aan. Ook zag de getuige de achterdeur openstaan. Zij heeft toen de politie gebeld.
Aanvullend heeft de [getuige ] verklaard [4] dat zij vanaf het moment dat zij de persoon over de schutting zag klimmen nog even kort naar haar slaapkamer is gelopen om haar telefoon te halen en dat zij vanaf dat moment constant zicht heeft gehad op de woning van haar buurvrouw. Door het raam zag de getuige dat de deur in de tuin van de buurvrouw open stond. De getuige heeft haar balkondeur open gedaan en is buiten gaan luisteren. Zij hoorde haar buurvrouw een geluid maken en dat was niet prettig. Zij hoorde een geluid dat klonk alsof er een hand op haar mond geduwd werd, alsof ze gesmoord werd. Het klonk als “hmmmm hmmmm”. De getuige heeft toen meteen tegen de politiemedewerkster gezegd dat er meteen iemand moest komen, want dit was niet goed.
[verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben gerelateerd [5] dat zij op maandag 12 oktober 2015 een melding kregen om te gaan naar de [adres 2] te Eindhoven.
Daar aangekomen zagen zij dat de ruit van de achterdeur was verbroken en dat er licht aan was op de bovenverdieping van de woning. Zij zagen een persoon welke in het donker gekleed was die vanuit de kamer op de bovenverdieping de gang op rende. Hierop hebben verbalisanten zich opgesplitst. [verbalisant 2] is naar de voorzijde van de woning gerend en [verbalisant 1] is aan de achterzijde blijven staan. [verbalisant 1] zag een persoon op de eerste verdieping in de kamer gelegen aan de achterzijde van de woning vanuit het raam wegduiken naar beneden. [verbalisant 2] zag door het raam van de voordeur een schim de trap af komen. Halverwege de trap zag hij de schim weer omhoog lopen. [verbalisant 1] zag een vrouw de deur openen. Hij hoorde haar luidkeels om hulp schreeuwen. Zij was zichtbaar in paniek en riep “twee mannen”. [verbalisant 2] zag aan de voorzijde op de eerste verdieping een balkondeur opengaan. Verbalisanten zagen twee mannen uit de woning het balkon op lopen. [verbalisant 2] zag dat één van deze twee mannen dezelfde man was die kort daarvoor ook op het balkon stond.
[verbalisant 3] , [verbalisant 4] , [verbalisant 5] en [verbalisant 6] hebben vervolgens de [medeverdachte] en [verdachte] aangehouden op de slaapkamer aan de voorzijde van de woning [6] . Zij zagen dat de [verdachte] handschoenen droeg. Deze handschoenen zijn in beslag genomen. Zij zagen dat op de kamer waar de verdachten zich bevonden, een nachtkastje met geopende laden stond. Zij zagen dat er enkele sierraden op het bed lagen. Op de slaapkamer waar de bewoonster zich bevond, stond ook een nachtkastje met geopende laden. Voor dit nachtkastje op de grond zagen zij opnieuw sierraden liggen. Op de begane grond aan de achterzijde van de woning zagen zij een steen liggen. Deze steen is in beslag genomen.
Op het balkon waar de verdachten naar buiten waren gekomen lagen drie pasjes, een Rabobank pinpas, ponskaartje van het ziekenhuis en een stadspas van de gemeente Eindhoven, allen op naam van de bewoner [7] .
De inbeslaggenomen handschoenen en steen zijn door het Nederlands Forensisch Instituut onderzocht [8] . Hieruit bleek het volgende.
“Er zijn twee hypothesen opgesteld om de resultaten te evalueren:
Hypothese 1: er is gedurende het beschreven incident contact geweest tussen de handschoen(en) en de steen
Hypothese 2: de steen is uitsluitend met willekeurige andere (textiele) materialen in contact geweest
De volgende factoren zijn relevant:
  • de kans dat de handschoenen bij contact sporen afstaan is groot, gezien de verregaande slijtage van de handschoenen en desintegratie van de aangebrachte toplaag;
  • op de steen zijn relatief weinig typen vezelsporen aangetroffen. De aangetroffen sporen komen vrijwel allemaal overeen met vezels zoals verwerkt in de handschoenen. Dit gegeven verkleint de kans op een toevallige overeenkomst;
  • de tijd tussen het beschreven incident en het veiligstellen van de materialen is beperkt;
  • de verkregen informatie bevat geen gegevens over mogelijke contacten tussen de handschoenen en de steen eerder dan het beschreven incident. Aangenomen is dat eerdere contacten niet hebben plaatsgevonden;
  • de lage specificiteit van de deeltjes aangetroffen op de handschoenen past even goed onder beide hypothesen.
Samengevat zijn de resultaten waarschijnlijk als hypothese 1 waar is. Zij zijn in ons oordeel echter uiterst onwaarschijnlijk als hypothese 2 waar is.
De resultaten van het uitgevoerde onderzoek zijn veel waarschijnlijker als er gedurende het beschreven incident contact geweest is tussen de handschoenen en de steen dan wanneer de steen uitsluitend met willekeurige andere (textiele) materialen in contact is geweest.”
Overwegingen
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte en zijn mededader zijn geweest die zich schuldig hebben gemaakt aan de woninginbraak met gebruikmaking van geweld en de afpersing van [slachtoffer ] . Verdachte en medeverdachte zijn in de nachtelijke uren naar de woning van aangeefster gegaan. Zij zijn over de schutting geklommen en hebben met een steen een ruit kapot gemaakt. Vervolgens zijn zij de woning binnengegaan. Op enig moment zijn verdachte en medeverdachte naar de slaapkamer van [slachtoffer ] gegaan. [slachtoffer ] heeft verklaard dat er twee personen op haar slaapkamer aanwezig waren. Uit de verklaring van aangeefster volgt dat één van de verdachten haar vervolgens met een laken heeft gesmoord en dat de andere verdachte op zoek is gegaan naar sieraden, bankpasjes en geld. Vervolgens werden verdachte en de medeverdachte in de woning op heterdaad betrapt door de politie. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de bewezen verklaarde feiten van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking dat hier sprake is geweest van medeplegen.
Met betrekking tot het betoog van de verdediging dat uit het dossier niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van geweld, overweegt de rechtbank als volgt. Uit de verklaring van [slachtoffer ] blijkt dat zij een laken over haar gezicht gedrukt heeft gekregen. De rechtbank stelt vast dat aangeefster een gedetailleerde verklaring heeft afgelegd. Daarnaast wordt de verklaring van aangeefster ondersteund door de getuigenverklaring van de [getuige ] . Zij heeft een gesmoord geluid gehoord. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de door aangeefster afgelegde verklaring. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verklaring van aangeefster betrouwbaar is en bovendien voldoende steun vindt in het dossier.
Met de officier van justitie en raadsvrouw is de rechtbank oordeel dat, nu geen sprake is geweest van een voltooid delict, vrijspraak dient te volgen voor het primair tenlastegelegde. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 01/820382-15:
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezenverklaard. Verdachte heeft ter terechtzitting van 17 juni 2016 het feit ook bekend.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank. [9]
Evenals de officier van justitie acht de rechtbank het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Omdat verdachte ter terechtzitting van 17 juni 2016 dit feit heeft bekend en zijn raadsvrouw geen bewijsverweer heeft gevoerd, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal aangifte [10] ;
- het proces-verbaal van bevindingen [11] ;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 juni 2016.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde onder parketnummer 01/865119-15:
op 12 oktober 2015 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres 2] ) weg te nemen sieraden en pinpasjes toebehorende aan [slachtoffer ]
en
op 12 oktober 2015 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen [slachtoffer ] door geweld te dwingen tot afgifte van sieraden en pinpasjes en een geldbedrag toebehorende aan die [slachtoffer ] ,
zich de toegang tot die woning heeft verschaft door middel van braak en inklimming, en daarbij die voorgenomen diefstal heeft doen voorafgaan en/of doen vergezellen van geweld tegen die [slachtoffer ] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken
- welk geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader een deken op het gezicht van die [slachtoffer ] heeft/hebben gedrukt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 01/820382-15:
op 26 september 2015 te Valkenswaard opzettelijk een geldbedrag van 50 euro
toebehorende aan [winkel ] en welk goed verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten als medewerker van voornoemd winkelbedrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde inhoudende reclasseringstoezicht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft gevraagd om een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, nu enkel een woninginbraak bewezen kan worden verklaard. Verder dient volgens de raadsvrouw rekening gehouden te worden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hij heeft eindelijk zijn leven weer op de rit en hij kan per 1 juli 2016 aan de slag bij een koeriersbedrijf. Voorts heeft verdachte zich gedurende zijn schorsingsperiode gehouden aan de voorwaarden en heeft hij een elektronische enkelband gedragen, hetgeen hem in deze periode aanzienlijk in zijn vrijheden heeft beperkt. Tot slot heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat verdachte bereid is medewerking te verlenen aan begeleiding door de reclassering.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 12 oktober 2015 in de nachtelijke uren schuldig gemaakt aan het medeplegen van een woningoverval. Verdachte en zijn mededader zijn op heterdaad betrapt en om deze reden is het bij een poging gebleven. Verdachte heeft door zijn handelen een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het [slachtoffer ] en haar lichamelijke integriteit aangetast. Het geweld moet een grote indruk op haar hebben gemaakt. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. De woning is bovendien bij uitstek de plaats waar men zich veilig moet kunnen voelen. Een inbraak in de woning veroorzaakt gevoelens van angst en onveiligheid bij de bewoners in het bijzonder en in de samenleving in het algemeen. Daarnaast brengt een woninginbraak voor de benadeelden materiële schade en overlast met zich mee. Verdachte heeft zich van dit alles niets aangetrokken toen hij besloot op een gewelddadige manier snel aan geld te willen komen. Hij heeft zich enkel laten leiden door financiële motieven.
Tevens heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking. Verdachte heeft hierdoor misbruik gemaakt van het vertrouwen dat zijn werkgever in hem had gesteld. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft voor de straftoemeting als vertrekpunt acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting met betrekking tot bovenstaande delicten.
Bij de strafmaat heeft de rechtbank in het nadeel van verdachte rekening gehouden met het gegeven dat bij de overval sprake is geweest van medeplegen.
In het voordeel van verdachte heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat verdachte blijkens zijn justitiële documentatie niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de feiten maakt dat een gevangenisstraf de enige passende straf is. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden. De rechtbank koppelt daaraan de bijzondere voorwaarden zoals genoemd in het reclasseringsadvies van 18 maart 2016. Op deze manier heeft verdachte een stok achter de deur om geen nieuwe strafbare feiten te plegen en krijgt hij begeleiding van de reclassering.
De rechtbank heeft de eis van de officier van justitie enigszins gematigd, omdat verdachte tijdens zijn schorsingsperiode een enkelband heeft gedragen, welke hem in deze periode aanzienlijk in zijn vrijheden heeft beperkt.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 27, 45, 47, 57, 310, 312, 317, 322 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank
Verklaart niet bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde onder parketnummer 01/865119-15 heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde onder parketnummer 01/86511-15:poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen door middel van braak en inklimming, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken
en
medeplegen van poging tot afpersing.
Ten aanzien van het tenlastegelegde onder parketnummer 01/820382-15:verduistering, gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde onder parketnummer 01/86511-15 en het tenlastegelegde onder parketnummer 01/820382-15:
Een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van Wetboek van Strafrecht waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde
  • zich na zijn ontslag uit detentie meldt bij Reclassering Nederland, regio Zuid, telefoonnummer 073-6408080. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • gedurende de proeftijd medewerking verleent aan toezicht en begeleiding van de reclassering en zich gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. L.G.J.M. van Ekert, voorzitter,
mr. A.M. Kooijmans-de Kort en mr. P.T. Heblij, leden,
in tegenwoordigheid van mr. M.M.A. Akkers, griffier,
en is uitgesproken op 1 juli 2016.
mr. P.T. Heblij is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, District Eindhoven, Basisteam Eindhoven-Zuid, genummerd PL2100-2015227070.
2.Proces-verbaal aangifte d.d. 12 oktober 2015, pagina 56-58.
3.Proces-verbaal verhoor getuige d.d. 12 oktober 2015, pagina 59-60.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 13 oktober 2015, pagina 61-66.
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 oktober 2015, pagina 41-43.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 oktober 2015, pagina 44-55.
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 oktober 2015, pagina 41-43.
8.Rapport van het NFI d.d. 11 januari 2016, pagina 91-101.
9.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, District Helmond, Basisteam Dommelstroom, genummerd PL2100-2015221471.
10.Proces-verbaal aangifte d.d. 5 oktober 2015, pagina 3-5.
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 oktober 2015, pagina 7-8.