Het standpunt van de rechtbank.
De rechtbank hanteert de volgende bewijsmiddelen:
ten aanzien van feit 1 :
Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 16 november 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (ZD.p.11,12):
Op 16 november 2015 kregen wij het verzoek om te gaan naar het [adres 2] te Beek en Donk. Aldaar zou een jongen zijn die weigerde te vertrekken. Wij, verbalisanten zagen door de ruit in de voordeur dat een jongen in de hal van de woning liep. Wij zagen dat hij een ladder vasthield waarmee hij in de richting van de voordeur liep. De jongen plaatste de ladder schuin tegen de voordeur. Wij zagen door de ramen heen dat er vóór in de woonkamer een kleine brand woedde. [verbalisant 2] zag dat er iets, wat leek op een matras, bij de brand lag. Wij zagen dat de jongen door een muur van dikke zwarte rook terug de woonkamer in liep. Ik, [verbalisant 2] , riep de jongen op dat moment nog aan dat hij de deur moest openen. Ik zag dat de jongen daarop reageerde door zijn schouders op te halen alsof het hem niks interesseerde. Wij zagen vervolgens dat de woonkamer inmiddels geheel in de brand stond en gevuld was met zwarte rook. Wij vreesden op dat moment voor het leven van die jongen. [verbalisant 2] hoorde dat [verbalisant 3] die ook was meegereden doorgaf dat hij contact had met de jongen aan de achterzijde van de woning. Ik [verbalisant 2] zag dat de jongen buiten bij de achterdeur van de woning stond. Er kwam veel zwarte rook door de achterdeur naar buiten. Op het moment dat wij verbalisanten de jongen aanspraken en hem zeiden dat hij moest blijven staan schreeuwde hij “schiet me maar dood”.
Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 3] d.d. 16 november 2015, (ZD.p. 15, 16,):
Op 16 november 2015 kreeg ik een melding te gaan naar het [adres 2] te Beek en Donk. Aldaar zou een man vernielingen aan het aanrichten zijn. Ik zag dat [adres 2] een hoekwoning betrof. Collega verbalisanten stonden aan de voorzijde. Ik zag via de raampartijen in de woonkamer een kleine brand woeden. Ik zag via het raam van de woning een manspersoon in de kamer staan. Ik zag deze persoon handelingen verrichten bij het voorwerp dat in brand stond. Het voorwerp dat in brand stond lag direct voor of onder het raam. Na de handelingen van de persoon zag ik het vuur binnen enkele seconden een zeer grote vorm aannemen. Ik zag dat kleine oranje vlammen, uitbraken tot zeer grote oranje vlammen. Deze vlammen bedekten hierbij beide raampartijen. De vlammen ontnamen al het zicht op de woonkamer. Ik ben naar de achterzijde van de woning gelopen. Ik had zicht op de achterdeur van de woning die open stond. Ik zag de persoon, welke ik eerder bij het voorwerp zag staan dat in brand stond, via de achterdeur de woning verlaten. Ik riep de man aan met de naam [verdachte] . Ik hoorde de man vervolgens roepen “
ja wat moet je jongen, kom dan, kom dan, pak me maar jongen”. Op dat moment deelde ik de man mede dat hij als verdachte van brandstichting was aangehouden en dat hij op de grond moest gaan liggen. Ik hoorde de man zeggen
“echt niet, schiet me maar kapot jongen, schiet me maar kapot”.Op de grond naast de verdachte lag een blauwkleurige aansteker.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 16 november 2015 (ZD.p. 23, 24, 25, ):
Ik doe aangifte van vernieling van mijn goederen en brandstichting in mijn woning gelegen aan [adres 2] te Beek en Donk. Op 16 november 2015 kwam ik omstreeks 15.30 uur thuis van mijn werk. Mijn dochter [slachtoffer 3] en [verdachte] zaten in mijn woning. Mijn dochter leek erg gespannen. Ik hoorde dat [slachtoffer 3] zei “ik heb liever dat hij weggaat.” Ik heb toen tegen [verdachte] gezegd: “Je hoort wat ze zegt dus ik denk dat je beter kunt vertrekken.” [verdachte] is naar buiten gegaan. [verdachte] is vervolgens weggereden, heeft een rondje gereden en is toen weer teruggekomen. Ik heb alles beneden afgesloten, zodat hij niet naar binnen kon. We hebben vanuit het dakraam naar beneden gekeken en ik zag dat [verdachte] naar het schuurtje liep en dat hij spullen uit het schuurtje haalde. Ik zag dat hij met een verstekbak tegen de raam van mijn slaapkamer begon te slaan, kennelijk met het doel binnen te komen. Ik hoorde dat hij zei: “
wacht maar, wacht maar”. Ik heb toen de politie gebeld en gezegd dat er iemand moest komen. Ik ben toen samen met [slachtoffer 3] de voordeur uit gegaan en weggereden via de Lieshoutseweg. Op dat moment keken wij tegen de achterzijde van mijn woning aan. Wij zagen dat [verdachte] via het zolderraam de woning binnenging. Ik zag toen vlammen aan de voorzijde van mijn woning en hoorde dat [slachtoffer 3] zei “
hij heeft het aangestoken”. Ik zag dat er vlammen uit mijn woning kwamen. Ook zag ik dat mijn tafel omver was gegooid en dat er allerlei spullen omlagen. Buiten [verdachte] was er niemand in de woning aanwezig. Ik ken [verdachte] niet en heb hem ook nooit eerder gezien. Aan niemand werd het recht of toestemming gegeven tot het plegen van dit feit.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , d.d. 16 november 2015, (ZD.p.13):
Op 16 november 2015 waren wij belast met gebiedsgebonden politiezorg. Wij hoorden dat collega’s doende waren op [adres 2] te Beek en Donk. Er stond een woning in brand en er was een aanhouding onder verzet gedaan. . Ik, [verbalisant 4] , hoorde van verdachte dat hij in de woning was geweest en dat hij het op een gegeven moment door de hitte niet meer uithield en naar buiten was gegaan. Ik, [verbalisant 5] , hoorde op de eerste hulp dat verdachte tijdens een gesprek vertelde “Hoe kan er nou amfetaminen in mijn urine zijn gevonden” en “Dat is de reden dat ik de zooi in de fik heb gezet”.
Het proces-verbaal van verhoor [getuige 1] d.d. 2 december 2015, (ZD.33,34):
Ik ben werkzaam bij de Regionale Brandweer Eindhoven als beroeps. Ik kreeg op 16 november 2015 de oproep van de brand op het [adres 2] te Beek en Donk. Ik zag dat het een hoekwoning betrof, veel rookontwikkeling en aan de voor- en achterzijde sloegen de vlammen de woning uit.
Er was mogelijk sprake dat er nog iemand in de woning aanwezig zou zijn, dit bleek niet het geval. Het vuur woedde op de benedenverdieping, niet in de hal.
Op de hele woonkamer/open keuken was een hoge vuurintensiteit. Gezien mijn ervaringen als brandweerman heb je eigenlijk alleen bij brandstichting waar brandversnellende middelen zijn gebruikt zo’n hoge vuurintensiteit. Gezien de hoge vuurintensiteit zou het best wel kunnen dat iemand brandversnellende middelen door de woning gesprenkeld heeft.
Het proces-verbaal van bevindingen van Politie Eenheid Oost-Brabant, nummer PL2100-2015256089-32, opgemaakt door [verbalisant 6] , d.d. 28 januari 2016 met als bijlage een kopie van een flesje HG stickeroplosser (los proces-verbaal):
Op 28 januari 2016 toonde ik aan betrokkenen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] de bij dit proces-verbaal gevoegde foto en vroeg of zij dit herkenden. Ik hoorden dat beiden volmondig antwoordden met ja. Ik hoorde dat [slachtoffer 2] antwoordde met: “
ik heb dat flesje gekregen. Wij gebruikten dit om stickers van de plinten te verwijderen. Er was maar een klein beetje uit het flesje, het zat nog nagenoeg vol. Ik besefte dat na de brand, toen ik het flesje nodig had, dat de stickerverwijderaar in huis was tijdens de brand”.
Het proces-verbaal sporenonderzoek van Politie Eenheid Oost-Brabant, Afdeling specialistische ondersteuning, Team forensische opsporing, nummer 2015256089-21, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] , d.d. 14 januari 2015 (moet zijn 2016, rb) (los proces-verbaal):
-In de tuin voor de woning [adres 2] Beek en Donk zagen wij een geopend en leeg flesje “HG stickeroplosser”. Dit flesje is veiliggesteld.
-De brand had hoofdzakelijk gewoed in de woonkamer annex keuken. We zagen bij het raam in de voorgevel onder andere de verbrande resten van een houten salontafel.
-Een deel van de bekleding van de stoel in de hal werd veiliggesteld. Deze monsters
zijn gewaarmerkt als AAIF8235NL en AAIF8236NL, verzegeld met zegels met
nummer AA83358 en AA83359. Delen van het laminaat in de woonkamer zijn
veiliggesteld en gewaarmerkt als AAIF8237NL, verzegeld met zegelnummer
AA83360.
-Er zijn geen aanwijzingen verkregen voor een elektrische oorzaak als begin van de brand. Het vermoeden is dat er hoogstwaarschijnlijk sprake is van brandstichting waarbij gebruik is gemaakt van een of meer brandversnellende middelen. Doordat het pand aan een zijde vast was verbonden met een belendende woning, wordt gesteld dat gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Het merendeel van de goederen in de woning is door de brand vernield, dan wel beschadigd. De woning heeft ernstige brandschade opgelopen.
Het NFI-rapport “Verkorte rapportage over onderzoek naar ontbrandbare vloeistoffen, naar aanleiding van een brand in Beek en Donk op 16 november 2015, van dr. M.M.P. Grutters, NFI-deskundige chemisch brand-onderzoek dd. 5 januari 2016”, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Kort samengevat houdt dit in: