Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster
de burgemeester van de gemeente Someren, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
“I. Al dan niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven
- Indicatoren van enige professionaliteit: de professionaliteit wordt afgemeten aan de middelen – zoals weegschalen, grote hoeveelheden cash geld, verpakkings- en versnijdingsmaterialen etc. – of attributen die wijzen op beroeps- of bedrijfsmatige teelt;
- Antecedenten bij de exploitant c.q. leidinggevende;
- Overlast gerelateerd aan handel in drugs;
- Overige feiten of omstandigheden die duiden op drugshandel in georganiseerd verband.
De burgemeester kan ook overgaan naar stap 1 uit de matrix, indien er minder dan 6 planten of minder dan 30 gram softdrugs wordt aangetroffen”en de tekst opgenomen onder het kopje
“Afwijkingsbevoegdheid”,hierboven geciteerd) meer gericht lijkt op afwijking
ten nadelevan overtreders dan op afwijking ten voordele van hen. In lijn echter met de Afdelingsuitspraak van 21 januari 2015 kan, gelet op verweerders mededelingen over de interpretatie van die tekst ter zitting, het beleid de rechterlijke toets doorstaan. Verzoeksters betoog faalt.
nietde bedoeling is dat belanghebbenden zelf tot sluiting overgaan, omdat de sluiting op een bepaalde vaste manier moet geschieden zodat verzekerd is dat de woning ook daadwerkelijk gesloten blijft. Daarbij heeft verweerder genoemd het inschakelen van een extern bedrijf dat nagaat of alles daadwerkelijk leeg en veilig is, en dat daarna de sloten vervangt op een manier die maakt dat het pand niet opnieuw kan worden geopend. Het bieden van de begunstigingstermijn was, zo heeft verweerder ter zitting gemeld en zo lijkt ook te volgen uit de redactie van het bestreden besluit, enkel gericht op het geven van gelegenheid aan verzoekster om vervangende woonruimte te vinden. Deze stellingen van verweerder ter zitting zijn dus niet te rijmen met de tekst van het beleid en behoeven nadere uitleg in de beslissing op bezwaar: waarom heeft verweerder in dit opzicht in strijd met zijn eigen beleid en in strijd met artikel 5:24 van de Awb gehandeld? De voorzieningenrechter wijst overigens in dit verband op de uitspraak van de Afdeling van 4 oktober 2007 (ECLI:NL:RVS:2008:BD3623), rechtsoverweging 2.5, waarin is geoordeeld dat de begunstigingstermijn niet is bedoeld om de belanghebbende in de gelegenheid te stellen om aanvullende maatregelen te nemen teneinde sluiting te voorkomen, maar om de belanghebbende in de gelegenheid te stellen zelf tot sluiting over te gaan, teneinde de kosten die gepaard gaan met sluiting van overheidswege, die op de overtreder kunnen worden verhaald, te voorkomen.
“Ingevolge artikel 4:8 Awb worden belanghebbenden in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen naar voren te brengen op een voorgenomen besluit tot sluiting. Belanghebbenden krijgen hiervoor een termijn van zeven dagen. Van het vragen van zienswijzen kan, op grond van artikel 4:11 Awb, worden afgezien indien vereiste spoed zich daartegen verzet.”Ter zitting heeft verweerder desgevraagd medegedeeld dat van spoed in de zin van artikel 4:11 van de Awb geen sprake was maar dat desondanks is afgezien van het vragen van zienswijzen omdat het ging om een erg grote hennepkwekerij en de situatie ernstig was. Ook dat is dus niet in overeenstemming met het beleid en ook dat behoeft nadere uitleg in de beslissing op bezwaar. De voorzieningenrechter wijst er in dit verband overigens op dat de strekking van de hoorplicht ingevolge artikel 4:8 van de Awb beperkt is. Blijkens haar totstandkomingsgeschiedenis beoogt deze bepaling slechts te waarborgen dat een verificatie van gegevens plaatsvindt. De hoorplicht uit dit artikel heeft geen rechtsbeschermingsfunctie; zij is uitdrukkelijk niet bedoeld als een soort bezwaarprocedure vooraf en is er niet op gericht alle mogelijke aanwezige belangen in kaart te brengen. Met de woorden ‘ter zake’ heeft de wetgever blijkens de parlementaire geschiedenis beoogd tot uitdrukking te brengen dat het niet mag gaan om gegevens die de belanghebbende ooit voor een ander doel heeft verstrekt. Uit de wetsgeschiedenis blijkt voorts dat wanneer in strijd met artikel 4:8 is gehandeld, dit gebrek kan worden hersteld in bezwaar (MvT, Parlementaire Geschiedenis Awb, p. 256).
Beslissing
- wijst het verzoek, voor zover het ziet op de sluiting van de overige gedeelten van het pand, af;
- veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 992,
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,