ECLI:NL:RBOBR:2016:2989

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
9 juni 2016
Publicatiedatum
8 juni 2016
Zaaknummer
3793991
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad door onvoldoende verwarmen van leegstaande woning leidt tot schade aan scheidingsmuur

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant op 9 juni 2016, staat de onrechtmatige daad centraal die voortvloeit uit het onvoldoende verwarmen van een leegstaande woning. Eiser, wonende te [woonplaats], heeft gedaagde aangeklaagd wegens schade aan de scheidingsmuur van zijn woning, veroorzaakt door de lage temperatuur in de woning van gedaagde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde zijn woning niet voldoende verwarmt, wat heeft geleid tot schade aan de woningscheidende wand van eiser. Dit is in strijd met de zorgplicht die gedaagde heeft jegens zijn buren, ook al is zijn woning leegstaand.

Het procesverloop omvat een tussenvonnis van 3 maart 2016 waarin een deskundigenbericht is gelast. Gedaagde heeft geen akte genomen op de rolzitting van 12 mei 2016, waardoor het vonnis kon worden bepaald. De deskundige heeft vastgesteld dat de oorzaak van de schade ligt in de te lage kamertemperatuur in de woning van gedaagde, wat heeft geleid tot condensvorming en schade aan de wand van eiser. Gedaagde heeft geen verweer gevoerd tegen de bevindingen van de deskundige en heeft het voorschot voor het deskundigenonderzoek niet betaald, wat zijn positie verzwakt.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde onrechtmatig handelt door zijn woning niet op een adequate temperatuur te houden, wat schade toebrengt aan eiser. De vordering van eiser om gedaagde te veroordelen tot betaling van schadevergoeding is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de kantonrechter gedaagde ook heeft bevolen zijn woning te verwarmen tot minimaal 8°C, met een dwangsom voor het geval hij hieraan niet voldoet. De kosten van de procedure zijn voor gedaagde, die in overwegende mate in het ongelijk is gesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer : 3793991
Rolnummer : 15-772
Uitspraak : 9 juni 2016
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
gemachtigde: mr. I.T.F. van den Heuvel,
t e g e n
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna “ [eiser] ” en “ [gedaagde] ” worden genoemd.

1.Het (verdere) verloop van het geding

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
a. het tussenvonnis van 3 maart 2016, waarin een deskundigenbericht is gelast, en de daarin genoemde processtukken;
b. de akte van de zijde van [eiser] d.d. 12 mei 2016.
1.2.
Hoewel daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, heeft [gedaagde] geen akte genomen op de rolzitting van 12 mei 2016.
1.3.
Tot slot is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter verwijst naar en volhardt in hetgeen is overwogen en beslist in het tussenvonnis van 12 mei 2016.
2.2.
[gedaagde] heeft zijn voorschot ten behoeve van het deskundigenbericht zonder opgave van reden onbetaald gelaten. Het bevolen deskundigenbericht kan daarom geen doorgang vinden. Van een gegronde reden zijdens [gedaagde] om het voorschot niet te betalen, is niet gebleken. [gedaagde] heeft zicht daaromtrent in het geheel niet uitgelaten. Zoals reeds in voornoemd tussenvonnis is vermeld, kan de kantonrechter aan het niet betalen van het voorschot door een der partijen de gevolgen verbinden die hij geraden acht.
2.3.
Indien een op verzoek van één partij of op gezamenlijk verzoek van partijen uitgebracht deskundigenrapport in het geding is gebracht, is het aan de rechter om te beoordelen welke waarde daaraan moet worden toegekend (artikel 152 lid 2 Rv). Gelet hierop staat het de rechter ook vrij om bij zijn beoordeling van het geschil een dergelijk rapport tot uitgangspunt te nemen, ook als in het partijdebat bezwaren zijn geuit tegen de wijze van totstandkoming of de inhoud daarvan (zie ECLI:NL:HR:2014:3654). De kantonrechter zal aan het niet betalen van het voorschot ten behoeve van het bevolen deskundigenbericht de conclusie verbinden dat het zijdens [eiser] ingebrachte rapport als uitgangspunt voor de beoordeling zal worden genomen.
2.4.
De door [eiser] ingebrachte rapportage is van Abelen Bouwadvies en Expertise en dateert van maart 2015. Voornoemd deskundigenrapport bevat, voor zover relevant voor de beoordeling, de volgende passages.
(…) 1.1.Omschrijving van de opdracht
(…) onderzoek naar de oorzaak van afbladderend schilderwerk in de woning [adres] te [woonplaats] . (…)
1.3.
Omstandigheden
De inspectie is uitgevoerd op vrijdagmiddag 20 maart 2015.
Weersomstandigheden: die middag was het helder weer, zonnig, temperatuur 10º C.
Tijdens het onderzoek op 20 maart heeft mevr. mr. I. van den Heuvel contact gezocht met de voormalige bewoners met het verzoek de woning te mogen bekijken.
Medewerking werd geweigerd. (…)

2.1 Informatieoverdracht

2.1
Informatie
De heer [eiser] heeft mij het volgende medegedeeld:
De woning maakt deel uit van een project van woningwetwoningen, gebouwd in 1978 aan en in de omgeving van [adres] te [woonplaats] . De woningen zijn gebouwd als type twee onder één kap. De platte gronden zijn hierbij gespiegeld waarbij de woonkamers zijn gescheiden door de woningscheidende wand. (…)
In 1991 zijn de buitenkozijnen met ramen en deuren voorzien van isolatieglas, alleen het klepraampje in de achtergevel in de woonkamer is van enkelbladig hardglas.
Volgens heer [eiser] bestaat het metselwerk van de woningscheidende wand uit een steens muur van kalkzandsteen maasformaat. Deze wand is aan beide zijden voorzien van een stuclaag van 1 cm..
In 1978 heeft de heer [eiser] de woningscheidende wand in zijn woonkamer voorzien van een laag keramische breuksteenstrips. De totale dikte van deze wand bedraagt nu ± 26cm..
De wand met breuksteenstrips is door de heer [eiser] zelf behandeld met Flexa FL Colours Muurverf RV, een vochtregulerende verf op waterbasis.
De woning van de buren. [adres] staat sinds de zomer van 2010 leeg. Op foto’s op de site van de verkopende makelaar is te zien dat ook hier de woningscheidende wand is voorzien van steenstrips. Dit brengt nu de totale dikte van de scheidingswand op 28 tot 29 cm..
Klachten
3.1
Klachten
In de winter van 2012-2013 liet van de onderste lagen van de breukstenen de verf los.

4.Onderzoek

4.1
Algemeen
De woning is traditioneel gebouwd, voorzien van spouwmuur met isolatie
(isolatiewaarde onbekend). Stampbetonfundering aangelegd op de vaste grond. De begane grondvloer is een stampbetonvloer van 8 cm dik gestort op 2 cm tempex isolatie, waaronder pvc folie.
4.2
Metingen
4.2.1
De temperatuur in de woonkamer
Met de TFA 022 handheld Thermo-Hygrometer is in de woonkamer op het moment van onderzoek 20,8°C gemeten. Ten behoeve van ventilatie stond het enkelbladig glazen klepraampje op een kier.
4,2.2De vochtigheid in de woonkamer
Met de IFA 022 handheld Thermo-Hygrometer is in de woonkamer een relatieve
luchtvochtigheid gemeten van 50,9 %.
Een luchtvochtigheid tussen 40 en 60% is comfortabel.
4.2.3
Temperatuur van de woningscheidendewand
Met de Fluke 62 Mini Intra Rood Thermometer wordt over de gehele wand 18°C gemeten. Dit geldt deels eveneens voor de aangrenzende voor- en achtergevel.
4.2.4
Vochtigheid van de woningscheidendewand
Met de Trotec T650 Dry Fast diëlektrische vochtindicator wordt op acht tot tien lagen
boven de vloer 40 tot 68 digits gemeten.
Verklaring: < 40 digits droog; 40 — 80 digits vochtig; > 80 digits = nat.
4.2.5
Loskomende verf en uitslag
Op de eerste laag boven de plint schilfert de verf af en tevens wordt uitspoeling van
kalk aangetroffen.

5.Eigen beschouwing

5.1
Toegepaste bouwfysica
Met de TEA 022 handheld Thermo-Hygrometer wordt eveneens het dauwpunt berekend.
In het geval van de familie [eiser] ontstaat bij een kamertemperatuur van 20,8°C en een luchtvochtigheid van 50% een dauwpuntstemperatuur van ± 7°C. Dit betekent dat vanaf 7°C en lager condensvorming ontstaat.
Aangezien de woonkamer is voorzien van geïsoleerde spouwmuren, blijft alleen de
woningscheidende wand over waar zich dit kon voordoen.
5.2
Winters van 2011 - 2015
(…) Volgens opgave van het KNMI telde de winter van 1 november 2011 tot en met 31 maart 2012 38 vorstdagen,
de winter van 1 november 2012 tot en met 7 april 2013 72 vorstdagen,
de winter van 1 november 2013 tot en met 31 maart 2014 29 vorstdagen,
de winter van 1 november 2014 tot en met 31 maart 2015 56 vorstdagen. (…)

6.Conclusie

6.1.
Conclusie
Gezien het feit dat in de woonkamer van de familie [eiser] de vochtregulerende verf van de muur werd gedrukt, moet geconcludeerd worden dat het in de woning [adres] de kamertemperatuur zeker gedurende de vorstdagen beneden de 7ºC (is het dauwpunt) moet zijn geweest. Met de condensatie als gevolg. (…)”
2.5.
Uit het voorgaande deskundigenrapport, meer in het bijzonder uit de daarin opgenomen conclusie, volgt dat de woningscheidende wand de enige plek is waar condensvorming ontstaat. De oorzaak daarvan is volgens de deskundige een te lage kamertemperatuur tijdens vorstdagen (beneden de 7ºC) in de woning van [gedaagde] .
2.6.
Het verweer van [gedaagde] dat het een bouwfysisch probleem betreft dat opgelost kan worden aan de zijde van [eiser] wordt verworpen, nu uit het rapport van de deskundige kan worden afgeleid dat enkel de woningscheidende wand problemen ondervindt, veroorzaakt door een te lage temperatuur in de woning van [gedaagde] . Het betreft dus niet een probleem dat veroorzaakt wordt door omstandigheden in de woning van [eiser] .
Dat [eiser] derhalve, zoals [gedaagde] heeft aangevoerd, zelf maatregelen in diens eigen woning dient te nemen om schade in de toekomst te voorkomen, kan daarom niet worden aangenomen.
2.7.
Voor zover [gedaagde] bezwaar maakt tegen de vraagstelling aan de deskundige ten aanzien van de woningscheidende wand, geldt dat [gedaagde] de kans is geboden om in het kader van deze procedure vragen te stellen aan de benoemde deskundige. Hij heeft geen vragen gesteld aan deze deskundige en evenmin heeft hij het voorschot voor het gelast deskundigenonderzoek voldaan. Door het niet voldoen van het voorschot heeft het deskundigenonderzoek in het kader van deze procedure geen doorgang kunnen vinden. Dat is een omstandigheid die voor rekening en risico van [gedaagde] dient te komen.
2.8.
Voor het overige heeft [gedaagde] geen inhoudelijke verweren gevoerd tegen de bevindingen van de deskundige.
2.9.
De vraag is of [gedaagde] door het onvoldoende op temperatuur houden van zijn woning onrechtmatig handelt jegens [eiser] . De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
2.10.
Vast staat op grond van het uitgebrachte deskundigenrapport dat door het onvoldoende verwarmen van diens woning door [gedaagde] , schade is ontstaan aan de woning van [eiser] . Van [gedaagde] mag worden verwacht dat hij zijn eigen woning dusdanig onderhoudt, ook in geval van leegstand, dat [eiser] geen schade of hinder ondervindt. Vastgesteld kan worden dat [gedaagde] zijn woning onvoldoende verwarmt. Hierdoor handelt hij in strijd met hetgeen volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Dat het onvoldoende verwarmen van diens woning zijdens [gedaagde] zorgt voor een ongerieflijk gevoel in de woonkamer van [eiser] , is niet vastgesteld. Gelet op de door de deskundige gedane bevindingen is dit echter niet onaannemelijk. Belangrijker is echter dat er sprake is van dusdanige hinder dat er schade ontstaat aan de woningscheidende wand aan de zijde van [eiser] . Door dusdanige hinder te veroorzaken handelt [gedaagde] naar het oordeel van de kantonrechter onrechtmatig jegens [eiser] .
2.11.
Ten aanzien van de vordering van [eiser] leidt het voorgaande tot de volgende conclusies.
2.12.
[eiser] vordert een verklaring voor recht, inhoudende dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden schade. Nu niet gesteld is welk zelfstandig belang [eiser] heeft bij deze vordering, zal deze worden afgewezen. Immers, niet gesteld is dat [eiser] reeds meer schade heeft geleden dan die waarop in de onderhavige procedure aanspraak wordt gemaakt en voor vergoeding van die schade is een afzonderlijke vordering ingesteld.
2.13.
[eiser] heeft betaling van € 270,- aan schadevergoeding gevorderd, te vermeerderen met wettelijke rente. De in dit bedrag begrepen materiaalkosten ad € 100,- zijn voldoende inzichtelijk gemaakt en toewijsbaar. Aangezien [eiser] de schilderwerkzaamheden, waarvoor hij een bedrag van € 170,- vordert, zelf heeft uitgevoerd valt enige schade op dat punt niet aan te nemen. Het meer gevorderde zal daarom worden afgewezen. De gevorderde wettelijke rente, waartegen geen verweer is gevoerd, is eveneens toewijsbaar, zij het eerst vanaf de dag van dagvaarding, nu onvoldoende onderbouwd is waarom deze rente reeds vanaf 21 mei 2013 verschuldigd is.
2.14.
[eiser] vordert dat [gedaagde] wordt bevolen diens woning te verwarmen voor zover nodig tot een temperatuur van minimaal 14°C, althans een in goede justitie te bepalen temperatuur, onder oplegging van een eenmalige boete en een dwangsom.
Uit het deskundigenrapport dient te worden afgeleid dat vanaf 7°C en lager condensvorming ontstaat. De kantonrechter zal gelet hierop bepalen dat [gedaagde] zijn woning dient te verwarmen tot een temperatuur van minimaal 8°C. Voor toewijzing tot van een verplichting tot verwarming tot een hogere temperatuur dan voornoemd ziet de kantonrechter op grond van de stellingen van [eiser] en het deskundigenrapport geen aanleiding.
Ten aanzien van de gevorderde dwangsom, bestaande uit een door [eiser] gevorderde eenmalige boete van € 2.500,- en een bedrag van € 150,- per dag dat [gedaagde] niet aan het bevel voldoet, wordt bepaald dat deze toewijsbaar is, zij het gematigd. Gelet op de (financiële) belangen van partijen en het bepaalde in artikel 611b Rv wordt een dwangsom opgelegd van € 250,- per dag dat [gedaagde] niet aan voornoemd bevel voldoet, met een maximum van € 5.000,-.
2.15.
Voor zover [gedaagde] bezwaar heeft gemaakt tegen de communicatie zijdens [eiser] in het (buiten)gerechtelijke traject, is de kantonrechter niet gebleken dat [eiser] daarin tekort is geschoten. Voorts geldt dat [gedaagde] in het kader van deze procedure diverse mogelijkheden heeft gehad om zijn standpunten nader mondeling toe te lichten dan wel om een onafhankelijke deskundige in te schakelen, doch [gedaagde] heeft daarvan om hem moverende redenen geen gebruik gemaakt. Evenmin heeft [gedaagde] gereageerd naar aanleiding van het door hem onbetaald laten van het voorschot in het kader van het gelaste deskundigenonderzoek. Dat [eiser] ter zake communicatie een verwijt gemaakt kan worden dat zou kunnen leiden tot afwijzing van een deel van de vordering, met name gelegen in de buitengerechtelijke kosten en/of proceskosten, kan de kantonrechter niet aannemen.
2.16.
[eiser] vordert betaling van € 1.044,- aan buitengerechtelijke kosten, maar heeft deze vordering onvoldoende onderbouwd, zodat de gemaakte kosten moeten worden beschouwd als reguliere kosten ter voorbereiding van een procedure. Dit gedeelte van het gevorderde zal derhalve worden afgewezen.
2.17.
[eiser] heeft gevorderd [gedaagde] te veroordelen in de kosten van een deskundigenonderzoek, nader op te maken bij staat. Nu er reeds een deskundigenonderzoek is overgelegd, hadden de kosten daarvan reeds inzichtelijk gemaakt kunnen worden.
Dat heeft [eiser] nagelaten. Deze vordering komt daarom niet voor toewijzing in aanmerking. Er valt niets nader op te maken bij staat, nu de (eventuele) kosten reeds bekend waren.
2.18.
[gedaagde] wordt als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure. Gelet op de grotendeels onbepaalde waarde van de vordering, zal € 150,- per punt aan gemachtigdensalaris worden toegekend. De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment al kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen de som van € 100,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 januari 2015 tot aan de dag van voldoening;
beveelt [gedaagde] zijn woning te verwarmen tot een temperatuur van minimaal 8°C, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag dat [gedaagde] hieraan niet voldoet, met een maximum van € 5.000,-;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eiser] tot heden begroot op € 95,82 aan explootkosten, € 221,- aan griffierecht en € 750,- als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast);
veroordeelt [gedaagde] in de kosten die na dit vonnis ontstaan, begroot op € 75,- als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast), en te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van de betekening van het vonnis;
verklaart dit vonnis, voor zover het de veroordelingen betreft, uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Godrie, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2016.