ECLI:NL:RBOBR:2016:2989
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige daad door onvoldoende verwarmen van leegstaande woning leidt tot schade aan scheidingsmuur
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant op 9 juni 2016, staat de onrechtmatige daad centraal die voortvloeit uit het onvoldoende verwarmen van een leegstaande woning. Eiser, wonende te [woonplaats], heeft gedaagde aangeklaagd wegens schade aan de scheidingsmuur van zijn woning, veroorzaakt door de lage temperatuur in de woning van gedaagde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde zijn woning niet voldoende verwarmt, wat heeft geleid tot schade aan de woningscheidende wand van eiser. Dit is in strijd met de zorgplicht die gedaagde heeft jegens zijn buren, ook al is zijn woning leegstaand.
Het procesverloop omvat een tussenvonnis van 3 maart 2016 waarin een deskundigenbericht is gelast. Gedaagde heeft geen akte genomen op de rolzitting van 12 mei 2016, waardoor het vonnis kon worden bepaald. De deskundige heeft vastgesteld dat de oorzaak van de schade ligt in de te lage kamertemperatuur in de woning van gedaagde, wat heeft geleid tot condensvorming en schade aan de wand van eiser. Gedaagde heeft geen verweer gevoerd tegen de bevindingen van de deskundige en heeft het voorschot voor het deskundigenonderzoek niet betaald, wat zijn positie verzwakt.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde onrechtmatig handelt door zijn woning niet op een adequate temperatuur te houden, wat schade toebrengt aan eiser. De vordering van eiser om gedaagde te veroordelen tot betaling van schadevergoeding is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de kantonrechter gedaagde ook heeft bevolen zijn woning te verwarmen tot minimaal 8°C, met een dwangsom voor het geval hij hieraan niet voldoet. De kosten van de procedure zijn voor gedaagde, die in overwegende mate in het ongelijk is gesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.