ECLI:NL:RBOBR:2016:2937

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
6 juni 2016
Publicatiedatum
6 juni 2016
Zaaknummer
01/860008-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van wapenbezit en mensenhandel met vrijspraak voor mensenhandel

Op 6 juni 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van het aanwezig hebben van een groot aantal zware wapens en mensenhandel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het aanwezig hebben van verschillende vuurwapens, waaronder pistoolmitrailleurs en springstof. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met een forse overschrijding van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het EVRM.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde mensenhandel. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte opzettelijk betrokken was bij de mensenhandel, aangezien hij niet de zeggenschap had over de financiële afwikkeling van de prostitutiewerkzaamheden van het slachtoffer. De verdachte had slechts een enkele keer het slachtoffer naar een klant gebracht en was niet op de hoogte van de afspraken die met de klant waren gemaakt.

De rechtbank heeft in haar overwegingen ook het verweer van de raadsvrouwe van de verdachte meegenomen, die stelde dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard moest worden wegens schending van de redelijke termijn. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen sprake was van bijzondere omstandigheden die een niet-ontvankelijk verklaring rechtvaardigden. De overschrijding van de redelijke termijn is wel meegenomen in de strafmaat.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/860008-15
Datum uitspraak: 06 juni 2016
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1969,
wonende te [adresgegevens] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 mei 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 11 april 2016.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 23 mei 2016 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2012 tot en met 20 juni 2012 te
Oss en/of Teeffelen en/of Lith en/of/althans (elders) in Nederland en/of in
Duitsland en/of in België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, meermaals althans eenmaal
(lid 1, onder 5) [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] ) ertoe heeft gebracht
zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of
voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer 1] enige
handeling heeft ondernomen waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of
redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar
zou stellen tot het verrichten van die handelingen, terwijl die [slachtoffer 1] de
leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt;
hebbende verdachte en/of zijn mededaderes) (immers) (in of omstreeks
voornoemde periode)
- ( voor) voornoemde [slachtoffer 1] onderdak verschaft/geregeld; en/of
- een liefdesrelatie met die [slachtoffer 1] aangegaan/onderhouden; en/of -die [slachtoffer 1]
onder druk gezet en/of dreigende/agressieve taal jegens die [slachtoffer 1] geuit en/of
gedreigd die [slachtoffer 1] te slaan; en/of -voornoemde [slachtoffer 1] verzocht/bewogen in de
prostitutie te gaan; en/of
- ( een) (seks)advertentie(s) betreffende die [slachtoffer 1] opgemaakt en/of op internet
geplaatst; en/of
- ( kinder)(pomo)(foto)grafische afbeeldingen van die [slachtoffer 1] gemaakt ten
behoeve van de werving van (prostitutie)klanten voor die [slachtoffer 1] ; en/of
- die [slachtoffer 1] gehuisvest op een afgelegen plek (te weten (een) camping de Lithse
Ham te Lith), in een caravan/(klein) chalet tezamen met een of meer (andere)
vrouw(en) die in de prostitutie werkzaam waren/was of zou(den) zijn en onder
toezicht van/tezamen met/in (duurzame) aanwezigheid van verdachte en/of een
van zijn mededaderes) (die een liefdesrelatie met (een) (van) die andere
vrouwen onderhield); en/of
- het identiteitsbewijs van die [slachtoffer 1] ingenomen, althans (enige tijd) onder
zich gehouden; en/of
- de (prostitutie)werkzaamheden van die [slachtoffer 1] georganiseerd/gecoördineerd/gecontroleerd; en/of
- ( meermaals) afsprakenmet klanten gemaakt over de prijs van en locatie voor
de (prostitutie)werkzaamheden van die [slachtoffer 1] ; en/of
- ( werk)kleding en/of accessoires en/of make-up aan die [slachtoffer 1] verstrekt en/of
de nagels van die [slachtoffer 1] verzorgd/gedaan; en/of
- een telefoon aan die [slachtoffer 1] verstrekt ten behoeve van (de organisatie rond)
haar prostitutiewerkzaamheden; en/of
- het/de telefoon(verkeer) van die [slachtoffer 1] gecontroleerd; en/of
-condooms aan die [slachtoffer 1] heeft verstrekt; en/of
- die [slachtoffer 1] (plastic) kapjes te verstrekken opdat/zodat zij haar
(prostitutie )werkzaamheden tijdens haar menstruatie(periode) zou/kon blijven
uitoefenen; en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen/bewogen seks met haar klanten te hebben zonder condoom;
en/of
- ( meermaals) die [slachtoffer 1] naar een prostitutieplek vervoerd en/of van een
prostitutieplek naar de verblijfplaats van die [slachtoffer 1] vervoerd; en/of
Arrondissementsparket
Oost-Brabant
- voornoemde [slachtoffer 1] in een slechte/moeilijke financiële positie gebracht en/of
gehouden; en/of
- ( meermaals) die [slachtoffer 1] gedreigd haar naar Roemenië terug te sturen en/of
te slaan omdat die [slachtoffer 1] een klant had geweigerd/wilde weigeren; en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen/bewogen een (groot/aanmerkelijk) deel van haar
verdiensten uit de prostitutie aan hem, verdachte, en/of zijn mededaderes) af
te staan/dragen
(artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht)
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2012 tot en met 4 juli 2012 te
Teeffelen, gemeente Oss en/of te Rotterdam, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermaals, althans een maal
- een of meer wapen(s) van categorie II, onder 2, te weten 2, althans een of
meerdere pistoolmitrailleur(s) (merk CZ, type Scorpion en/of merk Sterling)
en/of een machinepistool (merk Zastava, model AK47) en/of
- een of meer wapen(s) van categorie II, onder 6, te weten een busje CS-gas,
zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige
en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) en/of
- een of meer wapen(s), althans onderdelen en/of hulpstukken die specifiek
bestemd zijn en van wezendlijke aard is (in de zin van artikel 3 lid 1 Wet
wapens en munitie) voor een wapen, als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie
II, onder 7,
te weten 4, althans een of meerdere (elektrische) slagpijpje(s) en/of
800 gram, althans een hoeveelheid, springstof (TNT), zijnde een of meer
voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door
middel van ontploffing en/of
- een of meer wapen(s) van categorie III, onder 1, te weten een gaspistool
(merk Walther, type P99) en/of
- munitie van categorie III, te weten 534, althans een of meerdere
kogelpatro(o)n(en) en/of 2 hulzen,
voorhanden heeft gehad en/of heeft vervoerd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
(Artikel 22 / 26 Wet Wapens en Munitie)
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2012 tot en met 27 juni 2012 te
Teeffelen, gemeente Oss,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
een of meer wapen(s) van categorie I, onder 3, te weten een geluiddemper voor
een vuurwapen
voorhanden heeft gehad en/of heeft vervoerd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(artikel 13 Wet wapens en munitie)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
De raadsvrouwe van verdachte heeft bij pleidooi haar eerder op de zitting door de rechtbank afgewezen preliminaire verweer herhaald. Dit verweer houdt kort en zakelijk weergegeven het volgende in. Het openbaar ministerie dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vervolging wegens schending van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM in combinatie met de navolgende bijkomende omstandigheden, waardoor het recht op een eerlijk proces is geschonden. Er zou volgens de raadsvrouwe strijd zijn met het vertrouwensbeginsel, nu verdachte erop mocht vertrouwen dat hij na zo’n lange tijd niet meer vervolgd zou worden dan wel het opportuniteitsbeginsel, ondermeer nu verdachte slechts een zeer ondergeschikte rol speelt in het geheel.
Vanaf het moment dat verdachte is aangehouden op 9 augustus 2012 kon verdachte redelijkerwijs vervolging door het openbaar ministerie verwachten. Inmiddels is het 23 mei 2016 en staat verdachte voor de meervoudige kamer terecht voor mensen- en wapenhandel.
De rechtbank constateert dat inderdaad sprake is van een forse overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad leidt dit echter in beginsel niet tot niet-ontvankelijk verklaring van het openbaar ministerie in de vervolging. De rechtbank is daarbij van oordeel dat geen sprake is van strijd met het vertrouwensbeginsel, nu niet is gesteld dat door of namens het openbaar ministerie een toezegging zou zijn gedaan dat verdachte niet meer vervolgd zou worden. De enkele hoop bij verdachte dat hij niet meer vervolgd zou worden is onvoldoende voor een beroep op het vertrouwensbeginsel. Tevens is het aan het openbaar ministerie - behoudens zeer bijzondere gevallen - om te bepalen of en wie er wordt vervolgd. Het door verdachte direct geven van openheid van zaken is geen beletsel om verdachte nadien te vervolgen, en evenmin dat verdachte inmiddels in een schuldsaneringstraject zit. Van willekeur, om deze verdachte alsnog te vervolgen is niet gebleken, en dit volgt ook niet uit voormelde namens verdachte aangevoerde feiten. De rechtbank is, samenvattend, van oordeel dat geen sprake is van zodanige bijzondere omstandigheden dat op grond daarvan het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Het verweer van de raadsvrouwe wordt dan ook verworpen. De overschrijding van de redelijke termijn zal, mocht de rechtbank overgaan tot het opleggen van een straf of maatregel, in de strafmaat worden verdisconteerd.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de officier van justitie -mede gelet op het voorgaande- in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak.

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 1 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Meer in het bijzonder overweegt de rechtbank als volgt.
Naar het oordeel van de rechtbank staat op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting vast dat verdachte [slachtoffer 1] eenmaal, te weten op 10 juni 2012 heeft weggebracht naar een klant. Uit tapgesprekken blijkt echter dat verdachte kennelijk geen zeggenschap had over de afdracht van het geld van de klant en/of zijn eigen vergoeding ten aanzien van de door hem gemaakte benzinekosten. Verdachte was kennelijk ook niet op de hoogte van de afspraken die van te voren met de klant gemaakt waren. Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden bewezen dat verdachte (al dan niet met anderen) [slachtoffer 1]
ertoe heeft gebrachtzich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling dan wel dat verdachte (al dan niet met anderen) enige handeling heeft ondernomen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich
daardoorbeschikbaar zou stellen tot het verrichten van die handelingen.

Bewijs

Bronnen.

 een dossier van de regiopolitie Brabant-Noord, districtelijke opsporing Maasland, met dossiernummer PL21YO-2011130697, afgesloten d.d. 29 oktober 2012, aantal doorgenummerde bladzijden: pag. 1 tot en met 3361, (inclusief persoonsdossier [verdachte] ) met de tapprocessen-verbaal map A-F;
 een aanvullend proces-verbaal van regiopolitie Brabant-Noord met nummer 104380,
behorende bij proces-verbaal 2012063101 en 2012067336 (betreffende pistool Walther en houder 2 patronen).
 een aanvullend proces-verbaal van regiopolitie Brabant-Noord met nummer 104380,
behorende bij proces-verbaal 2012063101 en 2012067336 (betreffende munitie, patroonhouder en munitie;
 een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 15 november 2012 (explosievenonderzoek naar aanleiding van vermoedelijk semtex op 4 juli 2012), met kenmerk 2012.09.17.026 opgemaakt door ing. E.M. Kok;
 een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 30 januari 2013 (explosievenonderzoek naar aanleiding van aantreffen van mogelijk explosieve materialen (slagpijpjes)), met kenmerk 2012.08.09.008 opgemaakt door dr. J. Dalmolen;
 een proces-verbaal van politieregio Brabant-Noord met proces-verbaal nummer PL21R3 2012067336-4 d.d. 14 augustus 2012 (forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met bezit vuurwapens 27 juni 2012), aantal pag. 1 tot en met 4;
 een rapport van The Maastricht Forensic Institute d.d. 10 oktober 2013 met referentienummer TFMI 2012.10.31.001, pag. 1 tot en met 12 bijlage;
 de verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 23 mei 2016.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de feiten onder 1, 2 en 3 ten laste gelegd wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van feit 1 heeft verdachte [slachtoffer 1] een aantal keer als chauffeur naar een klant gebracht. Hij heeft voorts een rol vervuld bij de financiële afwikkeling van haar werkzaamheden, neemt verdiensten in ontvangst en sluist deze weer door. Op grond hiervan is sprake van medeplegen van mensenhandel. Verdachte heeft de bij de hoofdverdachten aangetroffen wapens herkend als de door hemzelf in Rotterdam opgehaalde wapens.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe is van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen onder feit 1, 2 en 3 is ten laste gelegd. Ten aanzien van feit 1 heeft verdachte slechts een enkele keer gereden op 10 juni 2012 en was er bij verdachte geen sprake van opzet, ook niet in voorwaardelijke vorm. Op het moment dat verdachte [slachtoffer 1] ophaalt bij een klant, beseft hij pas wat er aan de hand was en is hij er direct mee gestopt. Voorts kan op basis van het dossier niet worden aangenomen dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking.
Ten aanzien van feit 2 en 3 ontbreekt de bewustheid van verdachte. Verdachte wist op het moment van vervoeren niet dat hij wapens vervoerde. Hij heeft de wapens en munitie ook niet voorhanden gehad, nu een machtsrelatie tussen verdachte en de wapens ontbrak.
Voorts dient verdachte te worden vrijgesproken van het CS-gas, nu dit busje in een auto is aangetroffen, die niet van verdachte was en verdachte het busje nog nooit heeft gezien.
Het oordeel van de rechtbank.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis, wordt voor wat betreft de door de rechtbank
gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze is gevoegd als bijlage bij dit vonnis en dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot de feiten waarop deze in het bijzonder betrekking hebben.
Nadere bewijsoverweging en de bewijsbeoordeling.

Ten aanzien van feit 2 en 3.

De rechtbank zal verdachte ten aanzien van het onder feit 2, tweede gedachtestreepje busje CS-gas vrijspreken nu het betreffende busje is aangetroffen in een auto die door meerdere personen werd gebruikt.
Op 20 juni 2012 zijn tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte [medeverdachte 1] onder meer hulzen, patronen, een wapen, een kolf van een geweer en handgeschreven notities aangetroffen. Op 27 juni 2012 is in een sloot achter het perceel van de woning van [medeverdachte 1] een tas met onder meer een groot aantal vuurwapens, een geluiddemper, munitie en patroonmagazijnen aangetroffen. De kolf, aangetroffen op 20 juni 2012 in de woning van [medeverdachte 1] , past op een van de vuurwapens, aangetroffen in de tas. Op 4 juli 2012 zijn op perceel [adres 1] , direct nabij de erfafscheiding van perceel [adres 2] onder meer vier pakketjes van 200 gram kneedbare springstof aangetroffen. De bewoonster van perceel Singel 32 heeft verklaard dat zij deze explosieven daar niet heeft neergelegd.
De in de tas aangetroffen wapens en patronen zijn bemonsterd. Het DNA-profiel van [medeverdachte 1] is gelijk aan het afgeleide DNA-hoofdprofiel van een bemonstering met een wattenstaafje van AK 47 112625 (AAEQ0114NL).
Het DNA-profiel van [medeverdachte 1] is gelijk aan het DNA-sporenprofiel van een bemonstering van patroonhouder AK47 en 2 patronen (AAEQ0112NL). De berekende frequentie van het mannelijk DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Verdachte heeft zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris verklaard dat hij op verzoek van [medeverdachte 1] of [betrokkene 1] naar [betrokkene 4] in Rotterdam is gereden, daar in maart/april 2012 tassen en dozen heeft opgehaald en dat, toen [medeverdachte 1] de tassen openmaakte er wapens in bleken te zitten. De wapens werden op de slaapkamer uitgestald.
Tijdens het politieonderzoek zijn onder meer de telefoons van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] getapt. Door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] worden diverse telefoongesprekken/sms-jes gevoerd die gelinkt kunnen worden aan de handel in wapens en munitie, en de rol van verdachte daarin. Ook zijn er gesprekken gevoerd door [medeverdachte 1] met een persoon genaamd [betrokkene 4] . Dat is de naam die verdachte in zijn verklaring noemt als de persoon waar hij de wapens en munitie heeft opgehaald. In een van de sms-berichten (26 april 2012 tussen [medeverdachte 1] en een contact genaamd “ [betrokkene 2] ”) wordt gesproken over Ï got also boom boom for you, I make a price list that’s around 30000 for everything’.
De combinatie van het aantreffen van de springstof, de slagpijpjes, voornoemd bericht en een briefje waarin voor een aantal wapens, vesten, demper en 4 x 200 gr. een bedrag van 32.700 wordt genoemd, draagt bij aan het bewijs van betrokkenheid van verdachte bij het voorhanden hebben van wapens.
In de woning van [medeverdachte 1] , alwaar verdachte volgens zijn eigen verklaring vaak kwam, is, onder meer in de slaapkamer, een aantal notities aangetroffen met benamingen die kunnen worden gerelateerd aan wapens die zijn aangetroffen in of nabij de woning/het perceel [adres 2] . Op een van deze notities staat tevens de naam ‘ [betrokkene 3] ’ vermeld.
Verdachte heeft diverse verklaringen afgelegd bij de politie waaruit wetenschap blijkt van het voorhanden hebben van wapens:
- wat [betrokkene 1] mist en waar hij het over heeft is een wapen dat hij heeft gepakt en voor [betrokkene 1] onder de caravan heeft gegooid;
  • met een pijp wordt bedoeld een demper die je op een wapen schroeft of draait;
  • dat patronen erwten worden genoemd;
  • dat de tas met wapens die in Teefelen is aangetroffen, voor mensen uit Frankrijk waren bedoeld;
  • dat verdachte in opdracht van [betrokkene 1] en [medeverdachte 1] naar [betrokkene 4] in Rotterdam is gereden;
  • dat hij de wapens op de foto’s die hem zijn getoond herkent als de wapens die hij heeft opgehaald in maart/april.
Ook bij de rechter-commissaris op 4 maart 2013 heeft verdachte zijn rol bevestigd. Hij heeft daar verklaard dat hij bij [betrokkene 4] dozen en tassen heeft opgehaald en naar het huis van [medeverdachte 1] of het huis van [betrokkene 1] heeft gebracht. [medeverdachte 1] maakte een tas/doos open en daar zaten toen wapens in.
Op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, gebaseerd op de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, samen met anderen, de in de tenlastelegging genoemde wapens, munitie, de springstof, slagpijpjes en geluiddemper voorhanden heeft gehad. De rechtbank acht op basis van bovenstaande voldoende aannemelijk dat verdachte beschikkingsmacht had over de in de bewezenverklaring opgenomen wapens en munitie. Temeer omdat verdachte meermalen heeft verklaard over de bewaarplekken van de wapens en/of munitie, een medeverdachte in codetaal verwittigt van het gearriveerd zijn van de erwten (patronen), en al dan niet in tassen verpakte wapens aanraakt en verplaatst en vrij binnenloopt op de locaties waar wapens arriveren en worden bewaard
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte de betreffende wapens dan wel munitie heeft vervoerd, nu op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting niet kan worden vastgesteld om welke wapens het precies ging en dat verdachte wetenschap had van de wapens/munitie op het moment dat hij ze vervoerde. Hiervan zal de rechtbank verdachte vrijspreken.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
2.
in de periode van 1 maart 2012 tot en met 4 juli 2012 te
Teeffelen, gemeente Oss tezamen en in vereniging met anderen,
- wapens van categorie II, onder 2, te weten 2 pistoolmitrailleur(s) (merk CZ, type Scorpion en/of merk Sterling) en een machinepistool (merk Zastava, model AK47) en
- onderdelen en/of hulpstukken die specifiek bestemd zijn en van wezenlijke aard is (in de zin van artikel 3 lid 1 Wet wapens en munitie) voor een wapen, als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie II, onder 7,
te weten 4 (elektrische) slagpijpje(s) en 800 gram springstof (TNT), zijnde
voorwerpen bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door
middel van ontploffing en
- een wapen van categorie III, onder 1, te weten een gaspistool (merk Walther, type P99) en
- munitie van categorie III, te weten 534, kogelpatronen en 2 hulzen,
voorhanden heeft gehad
3. in de periode van 1 maart 2012 tot en met 27 juni 2012 te Teeffelen, gemeente Oss,
tezamen en in vereniging met anderen,
een wapen van categorie I, onder 3, te weten een geluiddemper voor
een vuurwapen
voorhanden heeft gehad
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een gevangenisstraf voor de duur van achttien (18) maanden, waarvan tien (10) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met de bijzondere voorwaarde: toezicht door de reclassering ook indien dit inhoudt meewerken aan een risico-analyse door de reclassering, met aftrek conform het gestelde in artikel 27 van het
Wetboek van Strafrecht.
De officier van justitie heeft in de eis rekening gehouden met de forse overschrijding van de redelijke termijn en bij de eis tevens het omtrent verdachte opgemaakte rapport van de psycholoog en reclassering betrokken.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Gelet op de gevorderde vrijspraken dient volgens de raadsvrouwe geen straf of maatregel aan verdachte te worden opgelegd. Mocht de rechtbank toch toekomen aan een strafoplegging, dan dient rekening gehouden te worden met het feit dat verdachte de zorg voor zijn bejaarde moeder heeft, financieel onder curatele is gesteld en in de schuldsanering zit. Voorts dient rekening gehouden te worden met de forse overschrijding van de redelijke termijn en het feit dat verdachte sinds geruime tijd niet meer met justitie is aanraking is geweest.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder het schuldhulpverleningstraject waarin verdachte zich op dit moment bevindt.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het tezamen en in vereniging aanwezig hebben van een groot aantal zware wapens, zoals pistoolmitrailleurs, een machinepistool en springstof met bijbehorende slagpijpjes. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en springstof verhoogt het risico op een levensbedreigend geweldsdelict. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van dergelijke wapens.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte eerder voor een soortgelijk feit werd veroordeeld tot gevangenisstraf en wel kort voordat de onderhavige strafbare feiten hebben plaatsgevonden
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat uit het door de reclassering over de persoon van de verdachte uitgebrachte rapport blijkt, dat na het aan het licht komen van de door verdachte gepleegde strafbare feiten, zijn persoonlijke omstandigheden zich zodanig in positieve zin hebben gewijzigd, dat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het gedrag van verdachte zich ten goede zal keren en dat sinds het tijdstip waarop de door hem gepleegde strafbare feiten hebben plaatsgehad geruime tijd is verstreken, terwijl verdachte, voor zover nu bekend, in deze periode geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf. De rechtbank zal gelet op vorenstaande en rekening houdend met de forse overschrijding van de redelijke termijn in deze strafzaak geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf, maar een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte opleggen.
Deze gevangenisstraf zal geheel voorwaardelijk worden opgelegd om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie is van mening dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, nu de geleden schade niet een rechtstreeks verband houdt met het handelen van verdachte.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe is het geheel eens met de officier van justitie: de benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering, nu er geen rechtstreeks verband is tussen het handelen van verdachte en de door [slachtoffer 1] geleden schade. Subsidiair dient de vordering te worden afgewezen.
Beoordeling.De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft. De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van de verdachte als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering. Deze kosten worden begroot op nihil.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 57
Wet wapens en munitie art. 13, 26, 55.

DE UITSPRAAK

Verklaart het onder feit 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

T.a.v. feit 2:medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd enmedeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, en medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd T.a.v. feit 3:medeplegen van handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straffen.
T.a.v. feit 2, feit 3: Taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
De rechtbank waardeert een in verzekering doorgebrachte dag op 2 uur te verrichten arbeid.
T.a.v. feit 2, feit 3: Gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering;
- zich binnen drie dagen na onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij de reclassering (Novadic-Kentron), Rompertsebaan 12, 5231 GS 's-Hertogenbosch, tel. 073-6409696;
- indien de reclassering dit noodzakelijk acht, meewerkt aan een risico-analyse uitgevoerd door of namens de reclassering,
waarbij de Reclassering Nederland, Regio's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
T.a.v. feit 1: Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 1] in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.L.A. Boer, voorzitter,
mr. E. Boersma en mr. S.B.C. Nicolaes, leden,
in tegenwoordigheid van mr. P. van Etteger-Lubbers, griffier,
en is uitgesproken op 6 juni 2016.