ECLI:NL:RBOBR:2016:289

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 januari 2016
Publicatiedatum
27 januari 2016
Zaaknummer
01/845965-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van meerdere woninginbraken met vrijspraak voor andere inbraken en oplegging van gevangenisstraf

Op 28 januari 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere woninginbraken. De rechtbank heeft bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan vier woninginbraken, terwijl hij voor zes andere inbraken is vrijgesproken. De bewezen feiten vonden plaats in de periode van december 2014 tot en met juni 2015 in verschillende plaatsen, waaronder Eindhoven en Veldhoven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich toegang tot de woningen had verschaft door middel van braak, waarbij hij onder andere ramen had ingegooid.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van achttien maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast werd een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van tien maanden ten uitvoer gelegd. De rechtbank overwoog dat de inbraken een ernstige inbreuk op de privacy van de slachtoffers vormden en dat de verdachte eerder was veroordeeld voor vergelijkbare feiten. De rechtbank achtte het noodzakelijk om een gevangenisstraf op te leggen om de ernst van de feiten te onderstrepen en om de verdachte te ontmoedigen tot herhaling.

De vordering van de benadeelde partijen werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de verdachte ook verplichtte tot schadevergoeding aan de slachtoffers. De rechtbank verklaarde de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen voor de feiten waarvan de verdachte was vrijgesproken. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op 28 januari 2016.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845965-14
Parketnummer vordering: 01/825380-10
Datum uitspraak: 28 januari 2016
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
thans u.a.h. gedetineerd in de PI Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 januari 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 14 december 2015.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.hij op of omstreeks 24 december 2014 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 1] weg te nemen geld en/of goederen van zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met voormeld oogmerk met een steen, althans een hard voorwerp, een ruit van een (buiten)deur heeft geforceerd en/of vervolgens (door een opening in die ruit) die woning is binnengegaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 december 2014 te Eindhoven opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een (buiten)deur van een woning gelegen aan de [adres 1] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
2.hij in of omstreeks de periode van 22 december 2014 tot en met 24 december 2014 te Veldhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een aan [adres 2] gelegen woning heeft weggenomen een muntenverzameling en/of (een) camera(s) en/of een verrekijker en/of sieraden en/of een tas met inhoud en/of een OV-chipkaart en/of een bril, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en / of inklimming, te weten door het inslaan althans het vernielen van een raam van die woning;
3.hij in of omstreeks de periode van 4 mei 2015 tot en met 5 mei 2015 te Veldhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een aan de [adres 3] gelegen tuinhuis heeft weggenomen eem tas met daarin 4 althans 1 of meer tennisrackets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, te weten door het verbreken althans het vernielen van een raam van van het aan de [eigenaar tuinhuis] toebehorende tuinhuis;
(proces-verbaal 2015117464)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 4 mei 2015 tot en met 20 juni 2015 te Eindhoven, in elk geval in Nederland een of meer tennisrackets heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die/dat racket(s) wist althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
4.hij op of omstreeks 10 mei 2015 te Veldhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een aan [adres 4] gelegen woning heeft weggenomen een laptop en/of sleutels en/of sieraden en/of identiteitsbewijzen en/of een creditcard en/of een trouwboekje, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en / of inklimming, te weten door het ingooien althans het vernielen van een raam van die woning;
(proces-verbaal 2015102729)
5.hij op of omstreeks 28 mei 2015 te Veldhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een aan [adres 5] gelegen woning heeft weggenomen geld en/of munten en/of een telefoon en/of een laptop en/of USB stick(s) en/of een spelcomputer en/of een of meerdere portemonnee(s) en/of een creditcard en/of koptelefoontjes en/of een of meer fluit(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en / of inklimming, te weten door het ingooien althans het vernielen van een raam van die woning;
(proces-verbaal 2015117464)
6.hij op of omstreeks 4 juni 2015 te Veldhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een aan [adres 6] gelegen woning heeft weggenomen een of meerdere laptop(s) en/of een monitor en/of sleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en / of inklimming, te weten door het ingooien althans het vernielen van een raam van die woning;
(proces-verbaal 201512336)
7.hij op of omstreeks 1 juli 2015 te Veldhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een aan de [adres 7] gelegen woning heeft weggenomen een telefoon en/of een navigatiesysteem en/of een tablet en/of een laptop met toebehoren en/of sleutels en/of sieraden en/of (een) bril(len) en/of een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en / of inklimming, te weten door het ingooien althans het vernielen van een raam van die woning;
(proces-verbaal 2015146314)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2015 tot en met 5 juli 2015 te Eindhoven, in elk geval in Nederland autosleutels en/of een zonnebril en/of een navigatiesysteem heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die/dat sleutels en/of navigatiesysteem en/of zonnebril wist althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
8.hij in of omstreeks de periode van 30 juni 2015 tot en met 2 juli 2015 te Eindhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een aan de [adres 8] gelegen berging heeft weggenomen (onder meer) muntjes, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 8] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, te weten door het forceren van het slot van die berging;
(proces-verbaal 2015147904)
9.hij op of omstreeks 2 juli 2015 te Eindhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
(proces-verbaal 2015147829; [adres 9] Eindhoven)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 2 juli 2015 tot en met 8 juli 2015 te Eindhoven, in elk geval in Nederland pasjes en/of een kentekenbewijs en/of een rijbewijs en/of een CZ verzekeringspas heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die/dat goed(eren) wist althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
10.hij op of omstreeks 4 juli 2015 te Eindhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een aan de [adres 10] gelegen woning heeft weggenomen een tablet(/Ipad) en/of kleding en/of een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 10] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en / of inklimming, te weten door het verbreken althans het vernielen van een raam van die woning;
(proces-verbaal 2015149155)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 4 juli 2015 tot en met 5 juli 2015 te Eindhoven, in elk geval in Nederland een tablet en/of een OV chipkaart en/of pasjes en/of een kentekenbewijs heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die/dat goed(eren) wist althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De vordering na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 01/825380-10 is aangebracht bij vordering van 13 juli 2015. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de meervoudige kamer te 's-Hertogenbosch d.d. 21 maart 2011. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak.

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 1 primair, 1 subsidiair, 3 primair, 3 subsidiair, 7 primair, 7 subsidiair, 8, 9 primair, 9 subsidiair, 10 primair en 10 subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 1 subsidiair:
De rechtbank acht met name onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden dat het verdachte is geweest die een steen door de ruit van de buitendeur van die woning heeft gegooid. Daarmee staat niet vast dat verdachte heeft gepoogd daar in te breken, noch dat hij daar die ruit heeft vernield.
Ten aanzien van feit 3 primair en feit 3 subsidiair:
De rechtbank deelt de mening van de officier van justitie en de verdediging dat ten aanzien van deze beide feiten het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt.
Ten aanzien van feit 7 primair en feit 7 subsidiair:
Ondanks het feit dat de [merk rugzak] rugzak die verdachte op 2 juli 2015 (feit 8) in zijn handen draagt (zie foto op p. 150 van het einddossier met nummer 20150815.1100.83424) van hetzelfde type is als de [merk rugzak] rugzak die op 5 juli 2015 is aangetroffen in de auto van [betrokkene 1] , is voor de rechtbank niet onomstotelijk vast komen te staan dat het een en dezelfde rugzak betreft. In de rugzak die in de auto van [betrokkene 1] is aangetroffen zijn onder meer goederen aangetroffen die afkomstig zijn van de inbraken die zijn tenlastegelegd onder feit 6 en feit 7. Het feit dat in die rugzak dus ook goederen zijn aangetroffen waarvan verdachte bekent dat hij die heeft buitgemaakt bij de inbraak zoals bewezenverklaard onder feit 6, maakt nog niet dat alle in die rugzak aangetroffen goederen in het bezit van verdachte zijn geweest, zodat vrijspraak voor feit 7 primair en subsidiair dient te volgen.
Ten aanzien van feit 8:
Aangeefster heeft verklaard dat zij niet weet of er goederen bij de inbraak zijn weggenomen. Verdachte heeft verklaard dat hij daar weliswaar heeft ingebroken, maar dat hij daar geen goederen heeft weggenomen. Dit zou betekenen dat er sprake is van een poging. Nu de officier van justitie die niet heeft tenlastegelegd, dient vrijspraak te volgen.
Ten aanzien van feit 9 primair en feit 9 subsidiair:
Ondanks het feit dat de [merk rugzak] rugzak die verdachte op 2 juli 2015 (feit 8) in zijn handen draagt (zie foto op p. 150 van het einddossier met nummer 20150815.1100.83424) van hetzelfde type is als de [merk rugzak] rugzak die op 5 juli 2015 is aangetroffen in de auto van [betrokkene 1] , is voor de rechtbank niet onomstotelijk vast komen te staan dat het een en dezelfde rugzak betreft. In de rugzak die in de auto van [betrokkene 1] is aangetroffen zijn onder meer goederen aangetroffen die afkomstig zijn van de inbraken die zijn tenlastegelegd onder feit 6 en feit 9. Het feit dat in die rugzak dus ook goederen zijn aangetroffen waarvan verdachte bekent dat hij die heeft buitgemaakt bij de inbraak zoals bewezenverklaard onder feit 6, maakt nog niet dat alle in die rugzak aangetroffen goederen in het bezit van verdachte zijn geweest, zodat vrijspraak voor feit 9 primair en subsidiair dient te volgen.
. Het feit dat verdachte bij zijn fouillering in het bezit bleek te zijn van een CZ-verzekeringspas op naam van aangeefster [slachtoffer 11] , levert nog geen bewijs op voor de wetenschap of het vermoeden bij verdachte dat dit pasje van misdrijf afkomstig was.
Ten aanzien van feit 10 primair en feit 10 subsidiair:
Ondanks het feit dat de [merk rugzak] rugzak die verdachte op 2 juli 2015 (feit 8) in zijn handen draagt (zie foto op p. 150 van het einddossier met nummer 20150815.1100.83424) van hetzelfde type is als de [merk rugzak] rugzak die op 5 juli 2015 is aangetroffen in de auto van [betrokkene 1] , is voor de rechtbank niet onomstotelijk vast komen te staan dat het een en dezelfde rugzak betreft. In de rugzak die in de auto van [betrokkene 1] is aangetroffen zijn onder meer goederen aangetroffen die afkomstig zijn van de inbraken die zijn tenlastegelegd onder feit 6 en feit 10. Het feit dat in die rugzak dus ook goederen zijn aangetroffen waarvan verdachte bekent dat hij die heeft buitgemaakt bij de inbraak zoals bewezenverklaard onder feit 6, maakt nog niet dat alle in die rugzak aangetroffen goederen in het bezit van verdachte zijn geweest, zodat vrijspraak voor feit 10 primair en subsidiair dient te volgen.

Bewijs.

Ten aanzien van feit 2:
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de verdediging, bewezen dat de verdachte zich aan dit feit heeft schuldig gemaakt. Zij bezigt daartoe de volgende bewijsmiddelen:
- de verklaring van
aangever [slachtoffer 2]d.d. 29 december 2014 (p. 71 tot en met 73 van het einddossier met nummer 2014198657)
- de verklaring van
aangever [slachtoffer 2]d.d. 16 januari 2015 (p. 74 tot en met 76 van het einddossier met nummer 2014198657)
- de bekennende verklaring van
verdachteter terechtzitting van 14 januari 2016 (proces-verbaal terechtzitting 14 januari 2016).
Gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering zijn de hiervoor genoemde bewijsmiddelen niet uitgewerkt.
Ten aanzien van feit 4:
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de verdediging, bewezen dat de verdachte zich aan dit feit heeft schuldig gemaakt. Zij bezigt daartoe de volgende bewijsmiddelen:
- de verklaring van
aangever [slachtoffer 4]d.d. 10 mei 2015 (p. 44 tot en met 47 van het einddossier met nummer 20150815.1100.83424)
- de verklaring van
aangever [slachtoffer 4]d.d. 11 mei 2015 (p. 48 tot en met 51 van het einddossier met nummer 20150815.1100.83424)
- de bekennende verklaring van
verdachteter terechtzitting van 14 januari 2016 (proces-verbaal terechtzitting 14 januari 2016).
Gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering zijn de hiervoor genoemde bewijsmiddelen niet uitgewerkt.
Ten aanzien van feit 5:
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de verdediging, bewezen dat de verdachte zich aan dit feit heeft schuldig gemaakt. Zij bezigt daartoe de volgende bewijsmiddelen:
- de verklaring van
aangever [slachtoffer 5]d.d. 28 mei 2015 (p. 86 en 87 van het einddossier met nummer 20150815.1100.83424)
- de verklaring van
aangever [slachtoffer 5]d.d. 31 juli 2015 (p. 123 tot en met 127 van het einddossier met nummer 20150815.1100.83424)
- de bekennende verklaring van
verdachteter terechtzitting van 14 januari 2016 (proces-verbaal terechtzitting 14 januari 2016).
Gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering zijn de hiervoor genoemde bewijsmiddelen niet uitgewerkt.
Ten aanzien van feit 6:
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de verdediging, bewezen dat de verdachte zich aan dit feit heeft schuldig gemaakt. Zij bezigt daartoe de volgende bewijsmiddelen:
- de verklaring van
aangever [slachtoffer 6]d.d. 4 juni 2015 (p. 129 en 130 van het einddossier met nummer 20150815.1100.83424)
- de bekennende verklaring van
verdachteter terechtzitting van 14 januari 2016 (proces-verbaal terechtzitting 14 januari 2016).
Gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering zijn de hiervoor genoemde bewijsmiddelen niet uitgewerkt.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
2. in de periode van 22 december 2014 tot en met 24 december 2014 te Veldhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een aan [adres 2] gelegen woning heeft weggenomen een muntenverzameling en camera’s en een verrekijker en sieraden en een tas met inhoud en een OV-chipkaart en een bril, toebehorende aan [slachtoffer 2] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak, te weten door het inslaan van een raam van die woning;
4. op 10 mei 2015 te Veldhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een aan [adres 4] gelegen woning heeft weggenomen een laptop en sleutels en sieraden en identiteitsbewijzen en een creditcard en een trouwboekje, toebehorende aan [slachtoffer 4] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak, te weten door het ingooien van een raam van die woning;
5. op 28 mei 2015 te Veldhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een aan [adres 5] gelegen woning heeft weggenomen geld en munten en een telefoon en een laptop en USB sticks en een spelcomputer en portemonnees en een creditcard en koptelefoontjes en fluiten, toebehorende aan [slachtoffer 5] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak, te weten door het ingooien van een raam van die woning;
6. op 4 juni 2015 te Veldhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een aan [adres 6] gelegen woning heeft weggenomen laptops en een monitor en sleutels, toebehorende aan [slachtoffer 6] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak, te weten door het ingooien van een raam van die woning.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, met aftrek van voorarrest. De officier van justitie betrekt daarbij de ernst van de feiten, de ernstige inbreuk op de privacy van de slachtoffers en het feit dat verdachte eerder voor vermogensfeiten is veroordeeld. De officier van justitie ziet geen aanleiding voor het eisen van een voorwaardelijk strafdeel.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft oplegging van een voorwaardelijk strafdeel bepleit, met daaraan verbonden toezicht van de reclassering en een behandeling bij de GGZ.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier woninginbraken. De woning is bij uitstek de plaats waar men zich veilig moet kunnen voelen. Een inbraak in de woning veroorzaakt gevoelens van angst en onveiligheid bij de bewoners in het bijzonder en in de samenleving in het algemeen. Daarnaast brengt een woninginbraak voor de benadeelden materiële schade en overlast met zich mee. Verdachte heeft zich van dit alles niets aangetrokken. Verdachte heeft bij het plegen van de feiten gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de slachtoffers.
Kijkend naar de persoon van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheden dat verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten, onder meer tot een gevangenisstraf van zeer aanzienlijke duur en voorts de onderhavige strafbare feiten heeft gepleegd tijdens de proeftijd van een eerdere veroordeling.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden.
De rechtbank ziet op grond van het dossier en verhandelde ter terechtzitting geen aanleiding voor het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden, zoals verzocht door de raadsvrouwe. De rechtbank betrekt hierbij de omstandigheid dat verdachte zich over enige tijd opnieuw voor de strafrechter moet verantwoorden in verband met de verdenking van een aanzienlijk aantal vermogensdelicten. Wellicht kan de meervoudige kamer die gaat oordelen over die zaak (met parketnummer 01/845865-15) wel een dergelijke strafoplegging in overweging nemen.
De rechtbank zal wel een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank uitgaat van vier bewezenverklaarde feiten en de officier van justitie van acht bewezenverklaarde feiten en de rechtbank voorts van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] (feit 1).

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft integrale toewijzing geëist, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft verzocht deze vordering niet toe te wijzen.
Beoordeling.De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft. De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van de verdachte als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering. Deze kosten worden begroot op nihil.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 3).

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geëist de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft verzocht deze vordering niet toe te wijzen.
Beoordeling.De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft. De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van de verdachte als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering. Deze kosten worden begroot op nihil.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] (feit 4).

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft integrale toewijzing geëist, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft zich daarbij aangesloten.
Beoordeling.De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] (feit 7).

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft toewijzing tot een bedrag van 100,-- euro geëist, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Verder heeft de officier van justitie niet-ontvankelijkheidverklaring terzake het overig gevorderde geëist.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft verzocht de vordering niet toe te wijzen.
Beoordeling.De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft. De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van de verdachte als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering. Deze kosten worden begroot op nihil.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 9] (feit 9).

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft integrale toewijzing geëist, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft verzocht de vordering niet toe te wijzen.
Beoordeling.De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft. De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van de verdachte als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering. Deze kosten worden begroot op nihil.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 10] (feit 10).

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft integrale toewijzing geëist, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft verzocht de vordering niet toe te wijzen.
Beoordeling.De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft. De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van de verdachte als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering. Deze kosten worden begroot op nihil.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 01/825380-10.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij haar vordering in die zin dat zij thans tenuitvoerlegging vordert van tien maanden gevangenisstraf, omdat bij vonnis van deze rechtbank d.d. 15 oktober 2014 van het voorwaardelijk deel van één jaar gevangenisstraf reeds twee maanden zijn tenuitvoergelegd.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft afwijzing van de vordering bepleit.
Beoordeling.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.
Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging van tien maanden gevangenisstraf gelasten.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 57, 310, 311.

DE UITSPRAAK

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 primair, feit 1 subsidiair, feit 3 primair, feit 3 subsidiair, feit 7 primair, feit 7 subsidiair, feit 8, feit 9 primair, feit 9 subsidiair, feit 10 primair en feit 10 subsidiair is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 2: Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak. t.a.v. feit 4: Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak. t.a.v. feit 5: Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak. t.a.v. feit 6: Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.

t.a.v. feit 2, feit 4, feit 5, feit 6:een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27

van het Wetboek van Strafrecht.
t.a.v. feit 1 primair, feit 1 subsidiair: Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer] in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
t.a.v. feit 3 primair, feit 3 subsidiair: Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 3] in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
t.a.v. feit 4: Maatregel van schadevergoeding van EUR 150,00 subsidiair 3 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] van een bedrag van EUR 150,-- (zegge: honderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door drie dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit materiële schade.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] , van een bedrag van EUR 150,-- (zegge: honderdvijftig euro). Het bedrag bestaat uit materiële schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
t.a.v. feit 7 primair, feit 7 subsidiair: Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 7] in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
t.a.v. feit 9 primair, feit 9 subsidiair: Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 9] in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
t.a.v. feit 10 primair, feit 10 subsidiair: Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 10] in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Last tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer te 's-Hertogenbosch d.d. 21 maart 2011, gewezen onder parketnummer 01/825380-10, te weten een gevangenisstraf voor de duur van
10 maanden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.W. van den Heuvel, voorzitter,
mr. S.J.W. Hermans en mr. V. van Emstede, leden,
in tegenwoordigheid van G.A.M. de Laat, griffier,
en is uitgesproken op 28 januari 2016.