ECLI:NL:RBOBR:2016:273

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 januari 2016
Publicatiedatum
26 januari 2016
Zaaknummer
15_6794
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een referendumverzoek over de vestiging van een opvanglocatie voor asielzoekers

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 18 januari 2016 uitspraak gedaan over de verzoeken om voorlopige voorziening van een actiecomité dat zich verzet tegen de vestiging van een aanvullende opvanglocatie voor asielzoekers op het recreatiepark Den Beerschen Bak in Westelbeers. Het actiecomité, genaamd '50 oké, 212 nee', had een referendumverzoek ingediend, maar de gemeente Oirschot heeft dit verzoek afgewezen. De verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter overwoog dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht, een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien er sprake is van onverwijlde spoed. De verzoekers stelden dat er eerst een maatschappelijke discussie en een alternatievenonderzoek moest plaatsvinden voordat er verdere besluitvorming over de opvang van asielzoekers zou plaatsvinden. Echter, de voorzieningenrechter oordeelde dat de gemeente op 8 januari 2016 al een omgevingsvergunning had verleend voor de vestiging van de opvanglocatie, waardoor het spoedeisend belang van de verzoekers was komen te vervallen.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang meer was en er geen feiten of omstandigheden waren die een voorlopige voorziening rechtvaardigden. De uitspraak werd gedaan door mr. H.M.H. de Koning, in aanwezigheid van griffier mr. D.M. Manie, en werd openbaar uitgesproken op 18 januari 2016. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: SHE 15/6794 en SHE 16/128
uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 januari 2016 op de verzoeken om voorlopige voorziening in de zaken tussen
[verzoekers],te [woonplaats] , en
[verzoeker] ,te [woonplaats] ,
verzoekers,
(gemachtigde: mr. M.I.J. Toonders),
en

de raad van de gemeente Oirschot, verweerder

(gemachtigden: mr. R.A.L. Severijns en mr. S. Rotman).

Procesverloop

Bij besluit van 24 november 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het initiatiefvoorstel van het actiecomité “50 oké, 212 nee” voor het houden van een
referendum over de vestiging van een aanvullende opvanglocatie voor asielzoekers op het recreatiepark Den Beerschen Bak in Westelbeers afgewezen.
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 januari 2016, waar verzoekers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde, en verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Als tegen een besluit bezwaar is gemaakt kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak volgens artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Verzoekers maken deel uit van het actiecomité “50 oké, 212 nee”. Het actiecomité heeft op 19 november 2015 bij verweerder een initiatiefvoorstel ingediend tot het houden van een raadgevend referendum in verband met de besluitvorming over de vestiging van een aanvullende opvanglocatie voor asielzoekers op het recreatiepark Den Beerschen Bak in Westelbeers. Bij het bestreden besluit heeft verweerder dit verzoek afgewezen. Bij een afzonderlijk besluit van 24 november 2015 heeft verweerder ingestemd met het verzoek van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) tot de vestiging van een aanvullende opvanglocatie op voornoemde locatie voor maximaal 200 personen voor maximaal twee jaar.
3. Verzoekers willen met hun verzoeken om een voorlopige voorziening voorkomen dat er verdere besluitvorming ten aanzien van de opvang van asielzoekers plaatsvindt. Verzoekers zijn van mening dat eerst een maatschappelijke discussie, een volledig alternatievenonderzoek en een alternatievenafweging zal moeten plaatsvinden, voordat verweerder tot besluitvorming met betrekking tot de opvang van asielzoekers overgaat. In de verzoekschriften is vermeld: “Indien immers planologische besluiten worden bekendgemaakt, zal de discussie zich alleen nog toespitsen op de planologische situatie. Cliënten wensen dit te voorkomen”.
4. Verzoekers stellen dat bij toewijzing van het referendumverzoek het besluit van
24 november 2015, waarbij verweerder heeft ingestemd met het verzoek van het COA tot de vestiging van een opvullende opvanglocatie, zou zijn opgeschort en verweerder aan het college geen mandaat had kunnen geven om de planologische procedure te starten. Zij wijzen in dit verband op artikel 9, zevende lid, van de door verweerder gehanteerde Referendumverordening. Daarin is bepaald dat als de raad heeft besloten kiesgerechtigden in de gelegenheid te stellen een definitief verzoek tot het houden van een referendum in te dienen, het desbetreffende raadsvoorstel op de gangbare wijze wordt behandeld, met dien verstande dat het conceptbesluit, zoals dat luidt na verwerking van de door de raad aanvaarde amendementen, niet in stemming wordt gebracht, maar wordt aangehouden.
5. Zoals ter zitting is bevestigd, heeft het college van burgemeester en wethouders van verweerders gemeente op 8 januari 2016 een omgevingsvergunning verleend voor het vestigen van een aanvullende opvanglocatie op recreatiepark Den Beerschen Bak. Omdat verzoekers met hun verzoeken om een voorlopige voorziening daarom niet meer kunnen voorkomen dat verdere besluitvorming ten aanzien van de opvang van asielzoekers plaatsvindt, is het vereiste spoedeisend belang aan die verzoeken komen te ontvallen. Ook overigens zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken, op grond waarvan een spoedeisend belang moet worden aangenomen, dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Het enkele feit dat verzoekers niet akkoord kunnen gaan met het bestreden besluit of met de verleende omgevingsvergunning levert geen spoedeisend belang op.
6. De voorzieningenrechter zal de verzoeken om een voorlopige voorziening daarom afwijzen wegens het ontbreken van spoedeisend belang.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.M.H. de Koning, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. D.M. Manie, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2016.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.