Op 31 mei 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met een minderjarige. De zaak werd behandeld door een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken. De verdachte, geboren in 1961, werd ervan beschuldigd op of omstreeks 27 februari 2015 in Eindhoven ontucht te hebben gepleegd met een persoon die zich beschikbaar stelde voor seksuele handelingen tegen betaling en die de leeftijd van zestien maar nog niet van achttien jaren had bereikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn hand op de ontblote borst van het slachtoffer heeft gehouden en met zijn lichaam op het ontblote lichaam van het slachtoffer is gaan liggen. De rechtbank achtte de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van hetgeen meer of anders was ten laste gelegd. De strafbaarheid van het feit werd bevestigd, en er waren geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zes maanden geëist, waarvan drie maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft echter besloten om een lichtere straf op te leggen, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder was veroordeeld en openheid van zaken had gegeven na de ontdekking van het strafbare feit. De rechtbank legde een taakstraf op van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 59 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De uitspraak is gedaan op 31 mei 2016.