ECLI:NL:RBOBR:2016:2724

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
31 mei 2016
Publicatiedatum
30 mei 2016
Zaaknummer
01/860398-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige, seksuele binnendringing

Op 31 mei 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 25 december 2014 te Oss, waarbij de verdachte, die op dat moment 28 jaar oud was, seksuele handelingen heeft gepleegd met een 14-jarig meisje, hier aangeduid als [slachtoffer 1]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn penis in de vagina van het slachtoffer heeft geduwd, wat valt onder de definitie van ontuchtige handelingen met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt.

De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen als betrouwbaar beoordeeld, ondanks dat de medeverdachte tijdens de zitting zijn eerdere verklaring niet kon herinneren. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastelegging en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast is er een schadevergoeding van €400 toegewezen aan het slachtoffer, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de verdachte niet aan zijn betalingsverplichtingen voldoet.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het delict, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat een taakstraf niet passend zou zijn gezien de ernst van de gepleegde feiten en de noodzaak van normhandhaving.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/860398-15
Datum uitspraak:
31 mei 2016
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] , Somalië, op [geboortedatum 1] 1988,
wonende te [adresgegevens] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 26 april 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 24 maart 2016.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 december 2014 te Oss, althans in Nederland, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , immers heeft verdachte zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijsoverwegingen.

De rechtbank overweegt het volgende
[slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] , verklaart bij de politie (kort samengevat) dat zij op
25 december 2014in de woning van verdachte met onder andere [medeverdachte 1] aanwezig was en dat verdachte daar toen ook aanwezig was. Zij verklaart dat ze daar toen met 4 mannen, onder wie verdachte, seks heeft gehad. Ook verklaart ze dat ze op
28 december 2014samen met onder andere [medeverdachte 1] en verdachte weer in die woning was en dat ze toen boos is geworden en een mes heeft gepakt waarmee ze op de jongens is toegelopen.
De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer 1] , die wat betreft de diverse gebeurtenissen concreet en gedetailleerd is en ook op na te noemen punten wordt ondersteund door de verklaringen van verdachte en [medeverdachte 1] , betrouwbaar, temeer nu zij hetgeen haar is overkomen, blijkens een verslag van een haar betreffend onderzoek in het Radboud-ziekenhuis, al op
29 december 2015heeft verteld aan een verpleegkundig specialist aldaar.
Verdachte zelf heeft op 5 oktober 2015 bij de politie verklaard dat hij op 25 december 2014 (eerste kerstdag) samen met [medeverdachte 1] en enkele vrienden in zijn woning is geweest waar toen [slachtoffer 1] ook aanwezig was en dat hij er van uitging dat [slachtoffer 1] 17 jaar oud was. Hij bevestigt aldus onder meer zijn aanwezigheid ter plaatse.
[medeverdachte 1] heeft op 22 september 2015 bij de politie verklaard dat hij met [slachtoffer 1] , verdachte en andere jongens aanwezig was in de woning van verdachte. Hij verklaart dat verdachte met [slachtoffer 1] naar de slaapkamer of keuken is gegaan. Ook verklaart hij dat ze (naar de rechtbank begrijpt: de jongens) wel hebben gezegd dat ze seks met haar hebben gehad. Indien hem wordt gevraagd naar het incident met het mes verklaart hij dat [slachtoffer 1] in dezelfde woning was met hem en een vriend, waarbij ze toen boos is geworden en een mes heeft gepakt.
Dat [medeverdachte 1] ter terechtzitting van 26 april 2016 als getuige in de zaak tegen verdachte verklaart dat hij zich niet meer kan herinneren wat er precies gebeurd is op
25 december 2014, maar dat hij wel zeker weet dat hij
nietheeft gezien dat verdachte op
25 december 2014 met [slachtoffer 1] in de slaapkamer is geweest, acht de rechtbank niet geloofwaardig. [medeverdachte 1] komt met die verklaring terug op zijn eerder daarover bij de politie op 22 september 2015 afgelegde verklaring. De rechtbank neemt in aanmerking dat de eerder door [medeverdachte 1] bij de politie afgelegde verklaring uitgebreid en gedetailleerd is, dat hij toen ook heeft verklaard dat hij verdachte als zijn vriend niet wilde belasten en dat zijn verklaring bij de politie voor het overige op onderdelen, zoals betreffende het mes en de aanwezigheid van ander personen, ook overeenkomt met de verklaring van [slachtoffer 1] .
De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van de in de tenlastelegging omschreven ontuchtige handelingen.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte:
op 25 december 2014 te Oss met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , immers heeft verdachte zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Motivering van de beslissing.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarde een contactverbod met het slachtoffer in deze zaak. Zij vordert tevens toewijzing van de vordering van de benadeelde partij voor het gehele gevorderde bedrag, met toepassing van de maatregel tot schadevergoeding en toekenning van de wettelijke rente.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontucht met een minderjarige, bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die minderjarige.
Verdachte heeft een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, destijds 14 jaar oud, en haar lichamelijke integriteit aangetast. Het is van algemene bekendheid dat slachtoffers van dit soort delicten daarvan nog langdurig nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden en dat de herinnering eraan hen hindert in hun dagelijks bestaan. Uit de toelichting op de vordering benadeelde partij/slachtoffer-verklaring blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is.
Door ontucht te plegen met een minderjarige stelt verdachte de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens boven de belangen van het slachtoffer. Dergelijke handelingen als bewezenverklaard doorkruisen de seksuele ontwikkeling van een minderjarige, terwijl een minderjarige ongestoord behoort op te groeien tot volwassenheid, zeker ook op seksueel gebied.
Voorts houdt de rechtbank in het nadeel van verdachte rekening met de omstandigheid dat verdachte zijn eigen woning gebruikte om de seksuele handelingen met het slachtoffer te plegen terwijl hij toestond dat op dat moment ook andere mannen in die woning aanwezig waren die ook misbruik van het slachtoffer konden maken.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank in zijn voordeel rekening met de omstandigheid dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk delict met politie of justitie in aanraking is gekomen.
De raadsman heeft verzocht aan verdachte een taakstraf en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank is echter van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
Een taakstraf zou geen recht doen aan de ernst van het bewezen verklaarde.
De rechtbank zal deze op te leggen straf voor een gedeelte van 2 maanden voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank vindt in de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting geen aanwijzingen die nopen tot een contactverbod tussen verdachte en het slachtoffer.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een vergoeding ter zake van immateriële schade ten bedrage van € 400,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict (25 december 2014) tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren ten aanzien van het meer gevorderde.
Van dit gedeelte van de vordering is niet eenvoudig vast te stellen of deze schade rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit is toegebracht, onder meer aangezien (nadere) bewijstukken thans ontbreken. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering in zoverre zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de kosten van partijen compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict (25 december 2014) tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 36f, 63, 245.

DE UITSPRAAK

De rechtbank.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
Gevangenisstrafvoor de duur van 4 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Maatregel van schadevergoeding van € 400,00 subsidiair 8 dagen hechtenis.

Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van € 400,00 (zegge: vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 dagen hechtenis. Het bedrag betreft immateriële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict
(25 december 2014) tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , van een bedrag van € 400,00
(zegge: vierhonderd euro), als immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict (25 december 2014) tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.J. Bokhorst, voorzitter,
mr. J.H.P.G. Wielders en mr. M. Senden, leden,
in tegenwoordigheid van J.F.A. Verhagen, griffier,
en is uitgesproken op
31 mei 2016.