ECLI:NL:RBOBR:2016:2722

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
31 mei 2016
Publicatiedatum
30 mei 2016
Zaaknummer
01/860344-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met minderjarige, inclusief seksuele binnendringing

Op 31 mei 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met een minderjarige. De zaak werd behandeld door een meervoudige kamer en betreft een periode van meermalen gepleegde ontuchtige handelingen met een 14-jarig slachtoffer in Oss, Nederland, tussen 1 november 2014 en 28 december 2014. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. De verdachte heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting verklaard dat hij seksuele handelingen heeft verricht met het slachtoffer, wat door de rechtbank als voldoende bewijs werd beschouwd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast is de verdachte verplicht om een schadevergoeding van €400,- te betalen aan het slachtoffer. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de leeftijd van het slachtoffer en de gevolgen van de daden voor het slachtoffer. De rechtbank heeft ook de vordering van de officier van justitie in overweging genomen, die een zwaardere straf had geëist, maar heeft geoordeeld dat de opgelegde straf recht doet aan de ernst van het delict. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/860344-15
Datum uitspraak:
31 mei 2016
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
wonende te [adresgegevens] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 26 april 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 24 maart 2016.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2014 tot en met 28 december 2014 te Oss, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, met [slachtoffer 1] , geboren op 11 april 2000, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , immers heeft verdachte die [slachtoffer 1] getongzoend en/of gevingerd en/of zich door die [slachtoffer 1] laten aftrekken en/of zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijsoverweging.

De rechtbank stelt vast dat de heldere en gedetailleerde verklaringen van [slachtoffer 1] zelf over de specifieke seksuele handelingen die verdachte met haar heeft verricht (zoals hierna bewezen is verklaard) grotendeels worden ondersteund door de verklaring van verdachte zelf, afgelegd bij de politie op 22 september 2015.
Verdachte heeft toen onder meer verklaard dat hij gemeenschap met [slachtoffer 1] heeft gehad, dat zij niet zo goed kon tongzoenen, dat het wel mogelijk is dat zij hem heeft afgetrokken en dat “hij zijn ding gedaan heeft”.
Ter terechtzitting heeft verdachte onder meer verklaard dat hij op 25 december 2014 in de woning van [medeverdachte 1] op [adres 1] gemeenschap heeft gehad met [slachtoffer 1] .
Door [slachtoffer 1] is voorts verklaard dat haar eerste contacten met verdachte begin november 2014 plaatsvonden.
De rechtbank komt op grond hiervan tot een bewezenverklaring van alle in de tenlastelegging omschreven ontuchtige handelingen in de tenlastegelegde periode.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte:
in de periode van 1 november 2014 tot en met 28 december 2014 in Nederland
meermalen met [slachtoffer 1] , geboren op 11 april 2000, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, telkens een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , immers heeft verdachte die [slachtoffer 1] getongzoend en/of gevingerd en/of zich door die [slachtoffer 1] laten aftrekken en/of zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Motivering van de beslissing.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook indien dit inhoudt deelname aan een training en/of behandeling, en voorts een contactverbod met het slachtoffer in deze zaak. Zij vordert tevens toewijzing van de vordering van de benadeelde partij voor het gehele gevorderde bedrag, met toepassing van de maatregel tot schadevergoeding en toekenning van de wettelijke rente.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte..
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in een periode van ongeveer twee maanden meermalen schuldig gemaakt aan ontucht met een minderjarige, (mede) bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die minderjarige.
Verdachte heeft een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, destijds 14 jaar oud, en haar lichamelijke integriteit aangetast. Het is van algemene bekendheid dat slachtoffers van dit soort delicten daarvan nog langdurig nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden en dat de herinnering eraan hen hindert in hun dagelijks bestaan. Uit de toelichting op de vordering benadeelde partij/slachtoffer-verklaring blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is.
Verdachte was zich bewust van de jeugdige leeftijd van het slachtoffer.
Door ontucht te plegen met een minderjarige stelt verdachte de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens boven de belangen van het slachtoffer. Dergelijke handelingen als bewezenverklaard doorkruisen de seksuele ontwikkeling van een minderjarige, terwijl een minderjarige ongestoord behoort op te groeien tot volwassenheid, zeker ook op seksueel gebied.
Voorts houdt de rechtbank in het nadeel van verdachte rekening met de omstandigheid dat verdachte willens en wetens omstandigheden heeft geschapen waarin hij tot de strafbare handelingen kon komen. Zo maakte hij gebruik van een woning van een vriend, waar hij seksuele handelingen met haar pleegde terwijl anderen in die woning aanwezig waren en ook misbruik van het slachtoffer konden maken.
Kijkend naar de persoon van verdachte weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee dat hij niet eerder voor soortgelijke delicten met politie of justitie in aanraking is gekomen.
De raadsman heeft verzocht aan verdachte een taakstraf en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank is echter van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Een taakstraf zou geen recht doen aan de ernst van het bewezen verklaarde.
De rechtbank zal deze op te leggen straf voor een gedeelte van 3 maanden voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank ziet in de persoon van verdachte zoals daarvan is gebleken bij het onderzoek ter terechtzitting, in het omtrent verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport noch in het uittreksel justitiële documentatie aanleiding om aan de op te leggen straf bijzondere voorwaarden te verbinden.
De rechtbank ziet in de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting evenmin aanwijzingen die nopen tot een contactverbod tussen verdachte en het slachtoffer.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een vergoeding ter zake van immateriële schade ten bedrage van
€ 400,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict (1 november 2014) tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren ten aanzien van het meer gevorderde.
Van dit gedeelte van de vordering is niet eenvoudig vast te stellen of deze schade rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit is toegebracht, onder meer aangezien (nadere) bewijstukken thans ontbreken. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering in zoverre zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de kosten van partijen compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict (1 november 2014) tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 36f, 57, 63, 245.

DE UITSPRAAK

De rechtbank.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
Gevangenisstrafvoor de duur van 6 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Maatregel van schadevergoeding van € 400,00 subsidiair 8 dagen hechtenis.

Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van € 400,00 (zegge: vierhonderd euro),
bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 dagen hechtenis. Het bedrag betreft immateriële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict
(1 november 2014) tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , van een bedrag van € 400,00
(zegge: vierhonderd euro), als immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict (1 november 2014) tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.J. Bokhorst, voorzitter,
mr. J.H.P.G. Wielders en mr. M. Senden, leden,
in tegenwoordigheid van J.F.A. Verhagen, griffier,
en is uitgesproken op 31 mei 2016.