ECLI:NL:RBOBR:2016:2718

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
27 mei 2016
Publicatiedatum
27 mei 2016
Zaaknummer
01/993250-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meermalen schuldig aan het knippen van hennep in grootschalige hennepkwekerijen

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 27 mei 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich in een periode van ruim acht maanden meermalen schuldig heeft gemaakt aan het knippen en verwerken van hennep in professioneel opgezette hennepkwekerijen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende locaties in de regio, waaronder Valkenswaard, Helmond, Nuenen, Eindhoven en Waalre, hennepplanten heeft gekweekt en verwerkt. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waarbij de verdachte in vereniging met anderen handelde. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een aantal feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij betrokken was bij de hennepstekken in een specifieke garage. De rechtbank heeft echter wel bewezen geacht dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet door hennepplanten te telen en te verwerken. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 30 maanden geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf op van 10 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, waaronder reclasseringstoezicht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummer: 01/993250-15
Datum uitspraak: 27 mei 2016
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1978] ,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 januari 2016, 1 april 2016 en 13 mei 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 15 december 2015.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 1 april 2016 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:

1. hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 juni 2015 tot en met 12 oktober 2015 te Valkenswaard, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) in de uitoefening van een beroep of bedrijf

(telkens) opzettelijk (op de locatie [adres 2] ) heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, althans opzettelijk aanwezig gehad, 730 hennepplanten, althans een (grote) hoeveelheid hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

2. hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 februari 2015 tot en met 12 oktober 2015 te Helmond tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) in de uitoefening van een beroep of bedrijf (telkens) opzettelijk (op de locatie [adres 3] ) heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, althans opzettelijk aanwezig gehad, 1180 hennepplanten, althans een (grote) hoeveelheid hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

3. hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 augustus 2015 tot en met 12 oktober 2015 te Nuenen, gemeente Nuenen Ca, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) in de uitoefening van een beroep of bedrijf

(telkens) opzettelijk (op de locatie [adres 4] ) heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, althans opzettelijk aanwezig gehad, 712 hennepplanten, althans een (grote) hoeveelheid hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

4. hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 mei 2015 tot en met 12 oktober 2015 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) in de uitoefening van een beroep of bedrijf (telkens) opzettelijk (op de locatie [adres 5] ) heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, althans opzettelijk aanwezig gehad, 674 hennepplanten, althans een (grote) hoeveelheid hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

5. hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 mei 2015 tot en met 12 oktober 2015 te Waalre, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) in de uitoefening van een beroep of bedrijf (telkens) opzettelijk (op de locatie [adres 6] ) heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, althans opzettelijk aanwezig gehad, 683 hennepplanten, althans een (grote) hoeveelheid hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

6. hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 september 2015 tot en met 12 oktober 2015 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) in de uitoefening van een beroep of bedrijf (telkens) opzettelijk

(in een garage behorende bij het pand [adres 7] ) heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, althans opzettelijk aanwezig gehad, 310 hennepplanten/hennepstekken, althans een (grote) hoeveelheid hennepplanten/hennepstekken, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak ten aanzien van feit 6.

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de garage van de woning aan de [adres 7] te Eindhoven 310 hennepstekken aanwezig heeft gehad. Het enkele feit dat verdachte de sleutel van deze garagebox had, drie keer bij het pand op deze locatie is gezien bij observaties en zijn betrokkenheid bij hennepkwekerijen op andere locaties acht de rechtbank, zonder enig verder steunbewijs, onvoldoende dragend voor een bewezenverklaring van dit feit. Verdachte heeft verklaard dat hij de sleutel aan derden heeft gegeven en dat deze derden (waarvan hij de naam niet wil noemen) de sleutels hebben laten namaken. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij meermalen in de schuur is geweest omdat hij daar meermaals de strijkzakken, waarin de afgeknipte hennepplanten werden verpakt, heeft opgehaald. Ook heeft hij daar de GSM waarmee hij op de ‘knipavonden’ in noodgevallen contact kon opnemen met zijn opdrachtgevers opgehaald en weer geretourneerd. De rechtbank kan derhalve niet uitsluiten dat de schuur door de organisatie achter de hennepkwekerijen niet alleen werd gebruikt als overgeefpunt voor deze GSM en strijkzakken, maar ook voor hennepstekken en dat verdachte, die elke betrokkenheid bij de opbouw van de hennepkwekerijen heeft ontkend, zich nimmer bewust is geweest van de aanwezigheid van de hennepstekken in de garage. Om die reden acht de rechtbank dit feit niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.

De bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van feit 1
  • De erkennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 mei 2016;
  • Het relaas van [verbalisant 1] , proces-verbaal doorzoeking ter inbeslagneming [adres 2] te Valkenswaard, zaaksdossier 1, pag. 12-14.
Ten aanzien van feit 3
  • De erkennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 mei 2016;
  • Het relaas van [verbalisant 2] , proces-verbaal doorzoeking ter inbeslagneming [adres 4] te Nuenen, zaaksdossier 6, pag. 27-31.
Ten aanzien van feit 5
  • De erkennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 mei 2016;
  • Het relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 2] , proces-verbaal doorzoeking ter inbeslagneming [adres 6] te Waalre, zaaksdossier 8, pag. 61-66.
Gelet op het bepaalde in artikel 359 derde lid van het Wetboek van Strafvordering zijn ten aanzien van deze feiten de hiervoor genoemde bewijsmiddelen niet uitgewerkt.
Ten aanzien van feit 2

De verklaringen van verdachte.
In de woning gelegen aan het [adres 3] in Helmond moest ik de hennepplanten knippen. Wij gingen altijd ‘s avonds knippen. Ik kwam daar met [medeverdachte 1] , verder met niemand. [2]

De verklaringen van [medeverdachte 1] .
Toen ik voor het eerst op de locatie in Helmond kwam, maakte [medeverdachte 2] de poort open. Dat was aan het begin van 2015, in het voorjaar. Wij gingen daarheen om te knippen. Ik kreeg het geld hiervoor van [medeverdachte 2] , dat is ongeveer 600 euro. Ik ben vier keer in Helmond geweest, voor in totaal 2 oogsten. [3]

Het relaas van [verbalisant 2] .
Op 13 oktober 2015 doorzochten wij het pand gelegen aan de [adres 3] te Valkenswaard. In de op dat adres aangetroffen verborgen ruimte werden 1.180 hennepplanten inbeslaggenomen. [4]
Ten aanzien van feit 4

De verklaringen van verdachte.
Ik deed in de hennepkwekerij op het [adres 5] te Eindhoven hetzelfde als op de andere kniplocaties. De werkwijze zoals eerder beschreven bij de andere kniplocaties was precies hetzelfde. [5]

De verklaringen van [medeverdachte 1] .
[medeverdachte 2] en ik gingen op het [adres 5] te Eindhoven een garage binnen. [medeverdachte 2] had de afstandsbediening daarvoor bij zich. We hebben daar denk ik twee keer geknipt. De laatste keer is niet zo heel lang geleden. [6]

Het relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] .
Op 15 oktober 2015 doorzochten wij het pand gelegen aan het [adres 5] te Eindhoven. In de kwekerij op dat adres werden 674 hennepplanten inbeslaggenomen. [7]
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de inhoud van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, telkens in nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte 1] , veertien keer een hennepoogst heeft geknipt, als volgt verdeeld over de diverse hennepkwekerijen:
  • Drie keerop de locatie [adres 2] te Valkenswaard;
  • Vier keerop de locatie [adres 3] te Helmond;
  • Twee keerop de locatie [adres 4] te Nuenen;
  • Twee keerop de locatie [adres 5] te Eindhoven;
  • Drie keerop de locatie [adres 6] te Waalre.
Voor wat betreft de locaties [adres 3] te Helmond en [adres 5] te Eindhoven acht de rechtbank voor wat betreft het aantal knipmomenten de verklaringen van [medeverdachte 1] leidend ten opzichte van de verklaringen van verdachte dat hij op deze twee locaties maar één keer heeft geknipt. [medeverdachte 1] heeft vanaf het begin van het onderzoek volledig meegewerkt. [medeverdachte 1] verklaart dat hij altijd alleen met [verdachte] samen heeft geknipt en andersom verklaart [verdachte] dat hij altijd samen met [medeverdachte 1] heeft geknipt. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om op dit punt de verklaringen van [medeverdachte 1] in twijfel te trekken.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit heeft gedaan in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Weliswaar kan uit het procesdossier worden afgeleid dat er met betrekking tot de diverse hennepkwekerijen sprake was van een professionele organisatie, maar het enkele feit dat verdachte op afroep in deze kwekerijen kwam knippen, acht de rechtbank onvoldoende dragend voor een bewezenverklaring van dat onderdeel van de tenlastelegging. In zoverre zal verdachte ten aanzien van feit 1, feit 2, feit 3, feit 4 en feit 5 worden vrijgesproken.
Gelet op de inhoud van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank het onder feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierna onder “de bewezenverklaring” nader zal worden aangegeven.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
ten aanzien van feit 1
op meerdere tijdstippen in de periode van 01 juni 2015 tot en met 12 oktober 2015 te Valkenswaard, tezamen en in vereniging met een ander telkens opzettelijk
(op de locatie [adres 2] ) heeft verwerkt 730 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
ten aanzien van feit 2
op meerdere tijdstippen in de periode van 01 februari 2015 tot en met 12 oktober 2015 te Helmond tezamen en in vereniging met een ander telkens opzettelijk (op de locatie [adres 3] ) heeft verwerkt 1180 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
ten aanzien van feit 3
op meerdere tijdstippen in de periode van 01 augustus 2015 tot en met 12 oktober 2015 te Nuenen, gemeente Nuenen Ca, tezamen en in vereniging met een ander telkens opzettelijk (op de locatie [adres 4] ) heeft verwerkt 712 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
ten aanzien van feit 4
op meerdere tijdstippen in de periode van 01 mei 2015 tot en met 12 oktober 2015 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een ander telkens opzettelijk (op de locatie [adres 5] ) heeft verwerkt 674 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
ten aanzien van feit 5
op meerdere tijdstippen in de periode van 01 mei 2015 tot en met 12 oktober 2015 te Waalre tezamen en in vereniging met een ander telkens opzettelijk (op de locatie [adres 6] ) heeft verwerkt 683 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van het voorarrest waarvan 6 maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van 3 jaar met daarbij als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat gelet op de rol van verdachte de rechtbank kan volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, met daarnaast eventueel een (lange) voorwaardelijke gevangenisstraf.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in een periode van ruim acht maanden meermalen schuldig gemaakt aan het knippen (verwerken) van hennep in grootschalige, zeer professioneel opgezette hennepkwekerijen. Met het knippen van hennep is verdachte anderen opzettelijk behulpzaam geweest bij de door hen gepleegde hennep gerelateerde strafbare feiten. In het algemeen geldt voor verdovende middelen dat zij verslavend zijn, met alle nadelige gevolgen van dien voor de gebruikers zelf en voor de samenleving als geheel. Bovendien leidt de hennepteelt en de handel in hennep veelal direct en indirect tot vele vormen van criminaliteit. Door zijn handelwijze heeft de verdachte bijgedragen aan deze nadelige gevolgen. De rechtbank houdt er daarnaast rekening mee dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de betrokkenheid van verdachte bij vele oogsten van steeds een grote hoeveelheid hennepplanten en de eerdere veroordelingen, in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van hierna te melden. De rechtbank zal deze gevangenisstraf (voor een gedeelte) voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
De rechtbank zal een veel lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de eis van de officier van justitie disproportioneel is gelet op de feiten die het betreft en de persoon van verdachte, en de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

De vordering van de [benadeelde partij] .

De rechtbank zal, in navolging van de officier van justitie en de verdediging, de gehele vordering afwijzen, nu er naar het oordeel van de rechtbank geen rechtstreeks verband bestaat tussen de gevorderde schade en het strafbare feit.

Beslag.

De rechtbank zal de teruggave gelasten van het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van het inbeslaggenomen goed.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 14d, 27, 47 en 57 Wetboek van Strafrecht
11 Opiumwet

DE UITSPRAAK

T.a.v. feit 6:
Verklaart niet bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.

T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5:Gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27

Wetboek van Strafrecht waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren
Stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering.
- zich moet melden bij de reclassering. Hierna moet hij zich binnen de proeftijd blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- de verplichting heeft om zich in te spannen bij het verkrijgen en behouden van een dagbesteding, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
waarbij de Reclassering Nederland, Regio's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
T.a.v. feit 3: Afwijzing van de vordering van de [benadeelde partij] .
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5: De rechtbank gelast de teruggave van het inbeslaggenomen horloge aan [verdachte] .
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J.A. Donkersloot, voorzitter,
mr. A.M. Kooijmans-de Kort en mr. A.M. Bossink, leden,
in tegenwoordigheid van mr. S. Kriekaard, griffier,
en is uitgesproken op 27 mei 2016.

Voetnoten

1.Tenzij anders vermeld wordt verwezen naar de paginanummers uit het proces-verbaal van de Dienst Landelijke Recherche, onderzoek ’ [onderzoeksnaam] ’, onderzoeksnummer: [onderzoeksnummer] , gesloten op 4 februari 2016, bestaande uit een algemeen dossier en 9 apart doorgenummerde zaaksdossiers (voor zover relevant, zaaksdossier 1: aantal doorgenummerde pagina’s: 236, zaaksdossier 3: aantal doorgenummerde pagina’s: 51, zaaksdossier 5: aantal doorgenummerde pagina’s: 248, zaaksdossier 6: aantal doorgenummerde pagina’s: 180, zaaksdossier 7: aantal doorgenummerde pagina’s: 158, zaaksdossier 8: aantal doorgenummerde pagina’s: 176).
2.Aanvullend verhoor verdachte, d.d. 28 april 2016.
3.Proces-verbaal verhoor [medeverdachte 1] d.d. 20 oktober 2015, zaaksdossier 1, pag. 99-102.
4.Proces-verbaal doorzoeking ter inbeslagneming, zaaksdossier 5, pag. 50-55.
5.Aanvullend verhoor verdachte, d.d. 28 april 2016.
6.Proces-verbaal verhoor [medeverdachte 1] d.d. 20 oktober 2015, zaaksdossier 1, pag. 105-106.
7.Proces-verbaal doorzoeking ter inbeslagneming, zaaksdossier 7, pag. 12-18.