ECLI:NL:RBOBR:2016:2709

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
27 mei 2016
Publicatiedatum
26 mei 2016
Zaaknummer
01/820267-15 ontneming
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontnemingsvordering wegens vrijspraak van verdachte

Op 27 mei 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de ontnemingszaak met parketnummer 01/820267-15. De vordering van de officier van justitie, ingediend op 13 april 2016, strekte tot het opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 85.686,-- ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Deze vordering werd behandeld in het kader van een strafzaak waarin de verdachte, geboren in 1947, werd beschuldigd van verduistering en/of diefstal. Tijdens de zitting op 13 mei 2016 werd besloten de ontnemingsvordering buiten behandeling te laten in afwachting van de uitkomst van de hoofdzaak. De rechtbank heeft op dezelfde dag de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor zijn betrokkenheid. Gezien deze vrijspraak kon de rechtbank de ontnemingsvordering niet toewijzen, aangezien er geen basis was voor de verplichting tot betaling van het gevorderde bedrag. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie dan ook afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer ontneming: 01/820267-15 Datum uitspraak: 27 mei 2016
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1947,
wonende te [adresgegevens]

Onderzoek van de zaak:

De vordering van de officier van justitie d.d. 13 april 2016 strekt tot het opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 85.686,-- ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 mei 2016.
Ter terechtzitting van 13 mei 2016 is na de voordracht van de zaak op voorstel van de rechtbank de ontnemingsvordering verder buiten behandeling gelaten in afwachting van de uitkomst in de hoofdzaak. Daartoe is na het laatste woord van de betrokkene het onderzoek ter terechtzitting aanstonds gesloten, waarbij met de officier van justitie en de verdediging is afgesproken dat de rechtbank wel een inhoudelijke beslissing op de vordering neemt als er geen veroordeling van verdachte in de hoofdzaak volgt.
Bij vonnis van deze rechtbank van heden is [verdachte] vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd in de gelijktijdig met de ontnemingsvordering behandelde strafzaak onder parketnummer 01/820267-15.

De beoordeling

De vordering is tijdig ingediend.
Gelet op de omstandigheid dat [verdachte] bij vonnis van heden is vrijgesproken van hetgeen hem ten laste werd gelegd in verband met het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs voor zijn betrokkenheid bij de verduistering en/of diefstal, kan hem ter zake daarvan niet de verplichting worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
Dit heeft tot gevolg dat de vordering ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden afgewezen.

DE UITSPRAAK

Wijst de vordering van de officier van justitie af.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.P.J. Scheele, voorzitter,
mr. E.C.P.M. Valckx en mr. H.A. van Gameren, leden,
in tegenwoordigheid van N.J.M. van Rooij, griffier,
en is uitgesproken op 27 mei 2016.