ECLI:NL:RBOBR:2016:2707
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verduistering en diefstal door administrateur en testamentair-executeur
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 27 mei 2016 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verduistering en diefstal in zijn hoedanigheid als administrateur en testamentair-executeur. De verdachte werd vrijgesproken van de beschuldigingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging, die betrekking had op geldbedragen die toebehoorden aan [slachtoffer 1] en haar erfgenamen, niet bewezen kon worden. De officier van justitie had een bedrag van € 64.000,-- als verduistering ten laste gelegd, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte deze gelden niet wederrechtelijk had toegeëigend. De verdediging voerde aan dat de verdachte de gelden had verkregen op basis van een schriftelijke schuldbekentenis en een kwitantie, en dat er geen bewijs was dat deze documenten vervalst waren. De rechtbank concludeerde dat, zelfs als de documenten vervalst waren, dit niet leidde tot een bewezenverklaring van verduistering, omdat de verdachte de gelden niet onder zich had uit hoofde van zijn functie als administrateur. Daarnaast werd de verdachte ook vrijgesproken van de tenlastegelegde diefstal, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening geld had weggenomen van [slachtoffer 1]. De rechtbank verklaarde de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen, aangezien de verdachte van alle ten laste gelegde feiten werd vrijgesproken.