ECLI:NL:RBOBR:2016:2680

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
25 mei 2016
Publicatiedatum
25 mei 2016
Zaaknummer
01/845429-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belaging en belediging door moeder van dochter en schoonzoon met gevangenisstraf en voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 25 mei 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van haar dochter en schoonzoon, alsook aan belediging van haar schoonzoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 13 februari 2014 tot en met 8 mei 2014 stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zowel haar dochter als haar schoonzoon. Dit gebeurde door het veelvuldig bellen, ongewenst bezoeken en het verstoren van hun leven door contact op te nemen met vrienden en familie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 87 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met haar dochter, kleinzoon en schoonzoon, en een gebiedsverbod voor hun woonomgeving.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de psychologische toestand van de verdachte. De verdachte heeft eerder geen strafblad en de rechtbank heeft geconstateerd dat er sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bij de verdachte. De rechtbank heeft de eis van de officier van justitie gevolgd, maar heeft de bijzondere voorwaarden aangepast op basis van de houding van de verdachte en haar bereidheid om mee te werken aan een behandeling. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis opgeheven en de verdachte zal zich moeten houden aan de opgelegde voorwaarden om verdere inbreuken op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers te voorkomen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845429-14
Datum uitspraak: 25 mei 2016
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1948] ,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 mei 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 12 april 2016.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op enig(e) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 februari 2014 tot en met 8 mei 2014 te Someren, in elk geval in Nederland,(telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] , in elk geval van een ander, (telkens) met het oogmerk die [slachtoffer 1] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft zij verdachte
- voornoemde [slachtoffer 1] veelvuldig opgebeld en/of
- veelvuldig de woning van voornoemde [slachtoffer 1] betreden en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] veelvuldig gevolgd en/of
- kennissen en/of vrienden en/of familie van voornoemde [slachtoffer 1] meermalen gebeld en/of gemaild en/of facebookberichten gestuurd;
2.
zij op enige(e) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 februari 2014 tot en met 9 mei 2014 te [gemeente] en/of [gemeente] , in elk geval in Nederland, (telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2] , in elk geval van een ander,(telkens) met het oogmerk die [slachtoffer 2] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft zij, verdachte;
- meermalen, althans eenmaal, het terrein behorende bij de woning van voornoemde [slachtoffer 2] betreden en/of aangebeld bij de woning van voornoemde [slachtoffer 2] en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] veelvuldig gebeld en/of
- veelvuldig de ouders en/of de zus van voornoemde [slachtoffer 2] gebeld en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] veelvuldig uitgescholden en/of
- de voicemail van voornoemde [slachtoffer 2] volgesproken;
3.
zij op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 13 februari 2014 tot en met 9 mei 2014 te Someren en/of [gemeente] , in elk geval in Nederland, opzettelijk de eer en/of de goede naam van [slachtoffer 2] heeft aangerand door telastlegging van een of meer bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft zij, verdachte met voormeld doel aan een ieder die voorbij kon komen - zakelijk weergegeven - naar die [slachtoffer 2] in het openbaar geroepen dat hij een junk en/of loverboy was;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
zij op enig(e) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 februari 2014 tot en met 9 mei 2014 te Someren en/of [gemeente] opzettelijk beledigend [slachtoffer 2] , (telkens) in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "junk" en/of "dealer" en/of "golddigger" en/of "vuile schooier" en/of "vuile dief" en/of "schooier" en/of "zulu kaffer" en/of "profiteur" en/of "loverboy" en/of "crimineel" en/of "dealer" en/of "hoerenneuker" en/of "je hebt losse handjes", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Verdachte wordt verdacht van het belagen van haar dochter en haar schoonzoon en smaad, dan wel het beledigen van haar schoonzoon.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan waarvan feit 3 in de primaire variant. De officier van justitie baseert zich ten aanzien van de feiten 1 en 2 op de aangifte van [slachtoffer 1] (feit 1) en de aangifte van [slachtoffer 2] (feit 2), de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] , het proces-verbaal van bevindingen aangaande de telefoonnummers van beide aangevers, het vierde en vijfde verhoor van verdachte waarin ze grotendeels bekennende verklaringen afgelegd heeft en de kopieën van de overige digitale correspondentie (feit 2).
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft geen te responderen (bewijs)verweren gevoerd ten aanzien van de ten laste gelegde feiten.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Ten aanzien van feit 1
Op 8 mei 2014 deed aangeefster [slachtoffer 1] , zijnde de dochter van verdachte, aangifte tegen haar moeder nadat ze eerst een klacht had ingediend [2] . Aangeefster verklaarde dat haar moeder het niet eens was met de relatie tussen haar en haar vriend [slachtoffer 2] (aangever van de feiten 2 en 3). Begin 2014 bleef ze er op hameren dat aangeefster het uit moest maken met haar vriend, omdat hij een slechte man voor haar was. Verdachte kwam iedere dag, maar vaak ook meerdere keren per dag, ongevraagd en onaangekondigd bij aangeefster in de woning. In die fase nam het telefonisch lastigvallen van verdachte richting aangeefster toe. Verdachte belde elke dag tussen de 10 en 20 keer om te vragen wat aangeefster aan het doen was, wat ze gedaan had en controleerde haar in al haar bezigheden. Aangeefster kwam haar op de meest rare plaatsen tegen wanneer ze afspraken had. Verdachte heeft aangeefsters kennissenkring, vrienden en familie bestookt met telefoontjes, mailverkeer en facebookberichten. Aangeefster verklaarde onder meer dat verdachte haar in de avond van 13 februari 2014 minimaal 30 maal geprobeerd heeft te bellen. Dit duurde tot middernacht. Verdachte belde ook naar het nichtje van aangeefster, [getuige 1] , en sprak minutenlange voicemailberichten in. Vervolgens werd ook de man van [getuige 1] gebeld. [getuige 3] uit Someren, een vriendin van aangeefster, kreeg facebookberichten van verdachte over [slachtoffer 1] . In de nacht van 15 februari 2014 heeft verdachte aangeefster de hele nacht gebeld. Op zondag 16 februari 2014 is verdachte bij [getuige 1] voornoemd aan de deur geweest en heeft ze een vriendin van aangeefster, [getuige 4] uit [gemeente] gebeld. Op 17 februari 2014 werd aangeefster gebeld door haar tante [getuige 5] , , die vertelde dat ze door verdachte was gebeld. Diezelfde middag heeft verdachte [getuige 6] , een vriendin van aangeefster, bezocht. Op de dagen die volgden kreeg aangeefster nog voortdurend telefoon van verdachte. Vriendinnen en kennissen werden dagelijks gebeld. Op 2 maart 2014 heeft verdachte naar [getuige 7] gebeld, een vriendin van aangeefster. Die dag belde [getuige 8] , eveneens een vriendin van aangeefster, dat verdachte zat te eten in het restaurant gesitueerd tegenover de woning van aangeefster en zij had gezien dat verdachte binnen 10 minuten acht maal luid claxonnerend voor aangeefsters woning langs was gereden. Op 14 april 2014 moest aangeefster met haar zoontje naar het ziekenhuis in Geldrop en toen ze vervolgens haar parkeerkaartje afrekende, kwam haar moeder achter de parkeerautomaat vandaan. Op 17 april 2014 heeft verdachte meermalen naar de juffrouw van de basisschool van aangeefsters zoontje gebeld met de vraag of hij daar nog op school zat en om haar bezorgdheid over aangeefster en haar zoontje kenbaar te maken.
[getuige 1] , een nichtje van aangeefster [slachtoffer 1] , heeft verklaard [3] dat [slachtoffer 1] het begin februari 2014 niet meer volhield. [getuige 1] is met [slachtoffer 1] naar het maatschappelijk werk gegaan en vervolgens zijn [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bij [getuige 1] en haar man blijven logeren. Die avond werden zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] veelvuldig gebeld door verdachte. Daarnaast werden hun voicemail veelvuldig ingesproken. De strekking van de verwijten die hierin te horen waren, waren vooral gericht aan het adres van [slachtoffer 2] . De dag erna werden [getuige 1] en haar man veelvuldig gebeld door verdachte, dit zal ongeveer vijftig maal zijn geweest. Weer een paar dagen later reed verdachte de woning van [getuige 1] voorbij en heeft daar aangebeld. [getuige 1] heeft verdachte te woord gestaan. [slachtoffer 1] heeft [getuige 1] drie of vier keer compleet in paniek gebeld, omdat verdachte aan de deur stond of langzaam door de straat reed. Ook toen [getuige 1] op het zoontje van [slachtoffer 1] paste, heeft ze verdachte meermaals langzaam door de straat zien rijden.
Uit analyse van de historische belgegevens van verdachte blijkt dat dat verdachte aangeefster in de periode van 13 februari 2014 tot en met 8 mei 2014 veelvuldig heeft gebeld, éénmaal tot 48 maal per dag [4] .
Verdachte heeft bij de rechter-commissaris verklaard [5] dat ze haar dochter (aangeefster) niet meer zal bellen en niet meer zal lastigvallen. Dat deed ze de afgelopen tijd eigenlijk al niet meer. Op 14 april 2014 heeft verdachte aangeefster inderdaad bij het ziekenhuis in Geldrop gezien. Ze wou zo graag een glimp van aangeefster en haar kleinzoon opvangen. Het is juist dat verdachte op 17 april 2014 naar de juffrouw van [kleinzoon] heeft gebeld en dat ze op 3 mei 2014 naar de woning van [slachtoffer 2] is gegaan. Verdachte verklaarde goed te begrijpen dat ze met dit gedrag moest ophouden.
Eerder heeft verdachte bij de politie verklaard [6] dat ze bij de Albert Heijn een paar simkaarten heeft gekocht, zodat ze met verschillende nummers berichten kon versturen zonder haar identiteit te verhullen. Hiermee heeft verdachte vaak gebeld, waarbij het best mogelijk is dat ze veel meer heeft gebeld dan dat ze weet.
Ten aanzien van feit 2
Op 9 mei 2014 deed [slachtoffer 2] aangifte [7] van onder meer belaging. Aangever heeft een relatie met [slachtoffer 1] , de dochter van verdachte. Op 14 februari 2014 zag aangever verdachte ineens bij zijn woning in [gemeente] . Ze reed met haar auto het erf op en belde diverse malen aan. Ze heeft ook nog een tijdje in de auto zitten wachten. De dag erna werd aangever minimaal twintig maal gebeld door verdachte en hierbij werd ook zijn voicemail ingesproken waarin hij onder meer “schooier” genoemd werd. Later op de dag werd aangever gebeld door zijn ouders die hem mededeelden dat ze meermalen zijn gebeld door verdachte. Ook aangevers zus belde dezelfde dag naar aangever met de mededeling dat ook zij door verdachte was gebeld. Op 16 februari 2014 hoorde aangever dat de toegangspoort van het terrein waar hij woonde geopend werd. Toen hij ging kijken zag hij de auto van verdachte op het terrein bij zijn woning en zag hij verdachte bij zijn bedrijfsbus lopen. Ook heeft verdachte contact opgenomen met de ex-vrouw van aangever. Op een dag was aangever bij [slachtoffer 1] toen verdachte op de oprit stond. Vrij snel na de verhuizing van aangever naar [gemeente] begin maart 2014, trof aangever verdachte bij zijn nieuwe woning. Haar auto stond in de straat geparkeerd. Hierop is aangever naar haar toegegaan en heeft haar aangesproken. Op 3 mei 2014 stond verdachte wederom voor de woning van aangever.
Uit analyse van de historische belgegevens van verdachte blijkt dat verdachte aangever in de periode van 13 februari 2014 tot en met 8 mei 2014 veelvuldig heeft gebeld [8] .
[slachtoffer 1] heeft verklaard [9] dat verdachte de kennissenkring van [slachtoffer 1] , vrienden en familie bestookte met telefoontjes, mailverkeer en facebookberichten. Verdachte heeft tegen hen verteld dat [slachtoffer 2] zou stelen, een golddigger zou zijn, een loverboy en spullen uit [slachtoffer 1] huis zou hebben gestolen. Verdachte heeft op 13 februari 2014 [slachtoffer 1] veelvuldig gebeld en bij [slachtoffer 2] de voicemail ingesproken [10] . Verdachte kwam in februari 2014 toen [slachtoffer 1] bij haar vriend [slachtoffer 2] in [gemeente] was, het terrein waar [slachtoffer 2] woonde oprijden. [slachtoffer 1] hoorde haar moeder buiten gillen en krijsen. In de ochtend van 15 februari heeft verdachte de moeder van [slachtoffer 2] gebeld. Ook werden [slachtoffer 2] en [getuige 1] wederom veelvuldig gebeld vanuit de woning van [slachtoffer 1] en later op de avond de voicemail van [slachtoffer 2] ingesproken. Ook de zus van [slachtoffer 2] werd gebeld. Op 16 februari 2014 is verdachte wederom naar de woning van [slachtoffer 2] gegaan en probeerde daar de toegangspoort te openen die toegang geeft tot het erf waarop [slachtoffer 2] woont. Op 2 maart 2014 heeft verdachte nog zes maal naar [slachtoffer 2] gebeld [11] . Op 5 maart 2014 stond verdachte op de oprit van aangeefster en begon verdachte [slachtoffer 2] uit te schelden voor schooier en goudzoeker. Op 20 april 2014 was [slachtoffer 1] bij [slachtoffer 2] in de woning te [gemeente] en zag [slachtoffer 1] verdachte diverse malen heel langzaam langs [slachtoffer 2] woning rijden. Ze zag dit aan verdachtes auto en ze zag verdachte in de auto zitten. Ook op 3 mei 2014 stond verdachte voor de woning van [slachtoffer 2] [12] . [slachtoffer 2] liep hierop naar buiten en werd uitgemaakt voor vuile dief en profiteur. [slachtoffer 1] heeft van deze situatie foto’s gemaakt [13] .
[getuige 2] , zijnde een zus van verdachte, heeft verklaard [14] dat ze in de gaten kreeg dat verdachte aan het doordraaien was. Verdachte bleef haar bestoken met negatieve zaken over haar dochter ( [slachtoffer 1] ) en haar vriend ( [slachtoffer 2] ) om hen in een kwaad daglicht te stellen. Ze noemde [slachtoffer 2] onder meer een golddigger en een dief. Ze werd de eerste weken ongeveer 25 tot 30 maal gebeld. Na februari 2014 heeft getuige geen telefoontjes meer van verdachte aangenomen. Verdachte maakte gebruik van zes of zeven verschillende telefoonnummers. De laatste twee maanden heeft getuige honderden oproepen ontvangen.
Verdachte heeft bij de politie verklaard [15] dat ze [slachtoffer 2] heeft uitgemaakt voor golddigger en dat het best zou kunnen dat ze [slachtoffer 2] heeft uitgemaakt voor “loverboy” en “dief”. Ook heeft verdachte een aantal keren de voicemail van [slachtoffer 2] ingesproken, dit heeft ze in een opwelling gedaan. Verdachte kan zich niet herinneren hoe vaak ze [slachtoffer 2] gebeld heeft. Verdachte is minimaal twee maal in [gemeente] geweest waar [slachtoffer 2] woonde. Verdachte is twee of drie maal in de straat geweest waar [slachtoffer 2] woonde op zijn nieuwe adres in [gemeente] . Verdachte verklaarde ook een paar minuten zonder na te denken te hebben geschreeuwd toen ze uit de auto stapte, maar weet niet meer wat ze gezegd heeft. Verdachte heeft tegen een aantal mensen verteld dat [slachtoffer 2] haar man van de weg heeft proberen te rijden. Verdachte heeft verklaard dat het correct is, dat ze dat tegen [getuige 7] middels een berichtje heeft verteld en tegen [getuige 1] . Ook heeft verdachte tegen [getuige 1] verteld dat [slachtoffer 2] een dief is. Verdachte heeft bij de Albert Heijn een paar simkaarten gekocht zodat ze met verschillende nummers berichten kon versturen. Verdachte verklaarde dit te hebben gedaan om haar identiteit te verhullen. Hiermee heeft verdachte vaak gebeld waarbij het best mogelijk is dat ze veel meer heeft gebeld dan dat ze weet.
Ten aanzien van feit 3, primair
Verdachte heeft tegen [slachtoffer 2] geroepen dat hij een “junk” en een “loverboy” was. Om te kunnen spreken van smaad dient - onder meer - het kennelijke doel te zijn om aan de tenlastelegging van een bepaald feit ruchtbaarheid te geven.
De rechtbank stelt vast, nog los van de vraag of de uitingen door verdachte daadwerkelijk in het openbaar dan wel tegen willekeurige derden zijn gedaan, dat het enkele roepen van de woorden “junk” en “loverboy” in het openbaar onvoldoende is, om te kunnen spreken van de tenlastelegging van een bepaald feit als bedoeld in artikel 261 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte zal derhalve van het als feit 3 primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 3, subsidiairOp 9 mei 2014 deed aangever [slachtoffer 2] aangifte [16] van onder meer belediging. Op 14 februari 2014 kreeg aangever diverse berichten op zijn mobiele telefoon van verdachte. In deze berichten werd hij onder meer een “loverboy”, “dief”, “golddigger” en “schooier” genoemd. Op 3 mei 2014 stond verdachte voor de woning van aangever. Aangever is hierop het gesprek met verdachte aangegaan waarbij hij uitgemaakt werd voor “vuile dief”, “schooier”, “zulu kaffer”, “junk”, “profiteur”, “loverboy”, “crimineel”, “dealer” en “hoerenneuker”.
[getuige 2] , zijnde een zus van verdachte, heeft verklaard [17] dat verdachte [slachtoffer 2] een golddigger en een dief noemde. Verdachte heeft getuige [18] een e-mail gestuurd met verwijten aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en waarin ze [slachtoffer 2] onder meer een “golddigger” en een “dief” noemt.
[slachtoffer 1] heeft verklaard [19] dat verdachte op 5 maart 2014 op de oprit van aangeefster stond en [slachtoffer 2] begon uit te schelden voor “schooier” en “goudzoeker”.
[slachtoffer 1] heeft op dat moment geluidsopnames gemaakt waarop dit te horen is evenals dat verdachte richting [slachtoffer 1] roept “dat ze onder de drugs zit van die schooier” [20] . Op 3 mei 2014 stond verdachte voor de woning van [slachtoffer 2] , waarop [slachtoffer 2] naar buiten liep en werd uitgemaakt voor “vuile dief” en “profiteur” [21] .
Verdachte heeft bij de politie verklaard [22] dat ze [slachtoffer 2] heeft uitgemaakt voor golddigger en dat het best zou kunnen dat ze [slachtoffer 2] heeft uitgemaakt voor “loverboy” en “dief”. Het zou best kunnen dat verdachte rond heeft gebazuind dat [slachtoffer 1] en haar kleinzoon gedrogeerd waren door [slachtoffer 2] . Ook heeft verdachte een aantal keren de voicemail van [slachtoffer 2] ingesproken, dit heeft ze in een opwelling gedaan. Verdachte kan zich niet herinneren hoe vaak ze [slachtoffer 2] gebeld heeft. Verdachte verklaarde ook een paar minuten zonder na te denken te hebben geschreeuwd toen ze uit de auto stapte, maar weet niet meer wat ze gezegd heeft. Ze verklaarde dat ze [slachtoffer 2] heeft uitgemaakt voor Zulu Kaffer.
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 subsidiair.
Verdachte heeft ter zitting de juistheid van de door haar afgelegde verklaringen bij de politie betwist, omdat ze onder druk zou zijn gezet door de politie. De rechtbank is echter uit niets gebleken van een ontoelaatbare druk bij de politieverhoren. Haar ter zitting afgelegde verklaring dat haar verklaringen onjuist zijn, omdat ze er bij de politie maar een “grapje” van heeft gemaakt, schuift de rechtbank eveneens terzijde. Nog daargelaten dat deze verklaring moeilijk te rijmen lijkt met haar eerdere verklaring dat ze door de politie onder druk is gezet, acht de rechtbank niet aannemelijk dat verdachte in de verhoren bij de politie bij wijze van grap onjuist zou hebben verklaard. Daarbij wijst de rechtbank erop dat uit de desbetreffende, op ambtseed opgemaakte, processen-verbaal blijkt dat verdachte deze telkens zelf heeft doorgelezen, gecorrigeerd en ondertekend.
Er bestaat dan ook geen aanleiding de hierboven weergegeven verklaringen van verdachte voor de bewijsvoering buiten beschouwing te laten.
Door het handelen van verdachte richting haar dochter is er sprake van een stelselmatige opzettelijke inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer, gezien de intensiteit, duur en frequentie van de gedragingen van verdachte gedurende de periode van 13 februari 2014 tot en met 8 mei 2014 (feit 1).
Door het handelen van verdachte richting aangever [slachtoffer 2] is er sprake van een stelselmatige opzettelijke inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer, gezien de intensiteit, duur en frequentie van de gedragingen van verdachte gedurende de periode van 13 februari 2014 tot en met 9 mei 2014 (feit 2).
De hiervoor weergegeven, door verdachte over aangever geuite woorden zijn van beledigende aard. Ze randen de waardigheid van aangever in het maatschappelijke verkeer aan (feit 3).

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
in de periode van 13 februari 2014 tot en met 8 mei 2014 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] , met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft zij verdachte:
- voornoemde [slachtoffer 1] veelvuldig opgebeld en
- veelvuldig de woning van voornoemde [slachtoffer 1] betreden en
- kennissen en/of vrienden en/of familie van voornoemde [slachtoffer 1] meermalen gebeld en/of gemaild en/of facebookberichten gestuurd;
2.
in de periode van 13 februari 2014 tot en met 9 mei 2014 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2] , met het oogmerk die [slachtoffer 2] te dwingen iets te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft zij, verdachte:
- meermalen het terrein behorende bij de woning van voornoemde [slachtoffer 2] betreden en/of aangebeld bij de woning van voornoemde [slachtoffer 2] en
- voornoemde [slachtoffer 2] veelvuldig gebeld en
- de ouders en de zus van voornoemde [slachtoffer 2] gebeld en
- voornoemde [slachtoffer 2] uitgescholden en
- de voicemail van voornoemde [slachtoffer 2] volgesproken;
3.
Subsidiair
op tijdstippen in de periode van 13 februari 2014 tot en met 9 mei 2014 te Someren en/of [gemeente] opzettelijk beledigend [slachtoffer 2] , (telkens) in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "junk" en "dealer" en/of "golddigger" en/of "vuile schooier" en/of "vuile dief" en/of "schooier" en/of "zulu kaffer" en/of "profiteur" en/of "loverboy" en/of "crimineel" en/of "dealer" en/of "hoerenneuker", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft ten aanzien van de feiten 1 en 2 een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, waarvan 87 dagen voorwaardelijk geëist met een proeftijd van 2 jaar en aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijke deel vordert de officier van justitie bijzondere voorwaarden op te leggen in de zin van reclasseringstoezicht met een poliklinische psychologische behandeling, alsmede een contact- en locatieverbod. Voorts heeft hij de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden geëist. Ten aanzien van feit 3 primair heeft de officier van justitie een geldboete van € 275,- geëist, subsidiair te vervangen door 5 dagen hechtenis.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft aangegeven dat verdachte haar straf al heeft gehad, daar ze zich al 2 jaar aan het contact- en gebiedsverbod heeft gehouden in het kader van de schorsingsvoorwaarden. De raadsman heeft de rechtbank (subsidiair) verzocht om geen psychologische begeleiding te koppelen aan een bepaalde straf, nu daar geen meerwaarde in zit. Verdachte zal geen contact meer opnemen met haar dochter, kleinzoon en schoonzoon.
Het oordeel van de rechtbank.
Algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging ten opzichte van haar dochter en schoonzoon en aan beledigingen ten aanzien van haar schoonzoon.
Verdachte heeft op een beknellende manier uiting aan haar moedergevoelens gegeven, zich kennelijk niet realiserend dat zij daarmee haar dochter en de partner van haar dochter heeft geschaad en daarmee van zich afgestoten heeft.
Verdachtes dochter heeft enorm veel moeite gehad om aangifte te moeten doen tegen haar eigen moeder, maar zag na de intensiteit, duur en frequentie van de gedragingen van verdachte geen andere uitweg meer dan eerst beklag en vervolgens aangifte te doen.
Uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaringen van dochter en schoonzoon blijkt dat ze het graag anders hadden gezien, maar dat het niet mogelijk bleek een normale manier van omgaan met hun (schoon)moeder te hebben. Eerdere pogingen tot bemiddeling hebben niet tot resultaat geleid.
Justitiële documentatie
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met het gegeven dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Houding verdachte
Verdachte heeft de door haar gepleegde strafbare feiten deels toegegeven in de laatste twee politieverhoren. Ter zitting heeft zij zich erop beroepen dat die verklaring een grap was en dat ze onder druk werd gezet. Verdachte is zeer ontevreden over de gehele gang van zaken en de manier waarop ze is behandeld door politie, de wijkagent, hulpverlenende instanties, deskundigen etc. Ter zitting is het de rechtbank ook gebleken dat verdachte hierbij volledig overtuigd is van haar eigen gelijk en positie door aan te geven dat ze zelf – behoudens de opmerking dat ‘iedereen wel eens een fout maakt’ – geen fouten begaat. Verdachte heeft meermalen aangegeven zielsveel van haar dochter en kleinzoon te houden en hen enkel het allerbeste te wensen. Het was voor haar - zoals ze dat zelf verwoordt -, gezien haar stand, extra lastig om ten opzichte van de rechtbank verantwoording te moeten afleggen.
De gedragskundige rapportages
Uit de psychologische rapportage van psycholoog de heer B.Y. van Toorn, d.d. 21 november 2014, volgt dat er bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van narcistische, borderline en theatrale persoonlijkheidsstrekken. Tevens is er sprake van een ouder-kind relatieprobleem. De psycholoog adviseert om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten en betrokkene een ambulante behandeling op te leggen bij een lokale forensische polikliniek of bij een psychotherapeutisch team van de reguliere GGZ binnen een juridische kader van een (deels) bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel. Eveneens wordt geadviseerd om locatieverboden en contactverboden te handhaven.
Uit de psychiatrische rapportage van psychiater de heer J.L.M. Dinjens, d.d. 30 oktober 2014 volgt dat er bij verdachte sprake is van een narcistische persoonlijkheidsstoornis met theatrale kenmerken en een ouder-kind relatieprobleem. Verdachte dient verminderd toerekeningsvatbaar geacht te worden. De psychiater adviseert eveneens oplegging van een voorwaardelijk strafdeel met als bijzondere voorwaarde psychologische behandeling via een polikliniek en reclasseringstoezicht.
Daarnaast is er een forensisch milieuonderzoek verricht door G.H. Stotijn, forensisch onderzoeker, d.d. 23 oktober 2014. Het rapport beschrijft het gezin en de geschiedenis van verdachte.
Verdachte heeft op alle rapporten kritiek geuit en heeft haar onvrede direct na publicatie van de rapporten via vele e-mails en andersoortige vormen van beklag kenbaar gemaakt.
Verdachte gaf hierin aan niet te begrijpen hoe de onderzoekers aan deze conclusies komen.
Ook tijdens de rechtszitting heeft verdachte meermalen overduidelijk laten blijken het niet eens te zijn met de conclusies van de deskundigen en heeft over de gehele gang van zaken haar ongenoegen geuit. Aldus verdachte staan de rapporten “vol leugens en onwaarheden”.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het zinvol is om aan verdachte reclasseringstoezicht op te leggen met een ambulante psychologische behandeling. Zij is echter van oordeel dat dit niet het geval is, nu op grond van de houding en stellingen van de verdachte duidelijk is dat ze zeker niet zal meewerken aan een psychologische behandeling. De rechtbank ziet dan ook af van oplegging van reclasseringstoezicht met een ambulante behandeling. Verdachte zal op andere wijze moeten aantonen dat ze geen inbreuk meer zal maken op de persoonlijke levenssfeer van haar dochter, kleinzoon en schoonzoon zoals hierna zal worden omschreven bij de voorwaarden die gekoppeld worden aan een op te leggen voorwaardelijke strafdeel.
De rechtbank sluit voor wat betreft de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte aan bij de conclusies van de psychologische en psychiatrische rapportages en neemt deze conclusies over. De rechtbank zal op grond van deze onderzoeken, in het voordeel van verdachte, dan ook aannemen dat de feiten verdachte verminderd kunnen worden toegerekend.
De strafmodaliteit
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank, voor zover voorhanden, aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel dat, alles afwegende, kan worden volstaan met het opleggen van een – nagenoeg – geheel voorwaardelijke gevangenisstraf met hieraan gekoppelde bijzondere voorwaarden. Geen straf, zoals door de raadsman bepleit, zou naar het oordeel van de rechtbank geen recht doen aan de ernst van de bewezen verklaarde feiten en recidive in de hand werken. Verdachte zal een stok achter deur nodig blijven hebben.
Contact- en locatieverbod
Verdachte zal zich op grond van de aan haar op te leggen voorwaardelijke straf moeten houden aan een contactverbod met haar dochter, kleinzoon en (aanstaande) schoonzoon en gebiedsverboden voor hun woonomgeving en de school van kleinzoon.
Proeftijd
De rechtbank zal aan de voorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf een proeftijd van 3 jaar verbinden.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Aangezien de voorlopige hechtenis van verdachte is geschorst – mede – onder de voorwaarden van contact- en locatieverboden van vergelijkbare strekking ziet de rechtbank geen aanleiding om de dadelijke uitvoerbaarheid van de bij dit vonnis op te leggen voorwaarden te bevelen. In geval de verdachte hoger beroep instelt tegen dit vonnis zal de na te noemen opheffing van de voorlopige hechtenis immers ook niet onherroepelijk worden en blijven de bij die schorsing opgelegde voorwaarden in stand.
Conclusie
Alle feiten en omstandigheden tegen elkaar afwegend is de rechtbank van oordeel dat passend en geboden is verdachte ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 subsidiair te veroordelen tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 87 dagen voorwaardelijk met aftrek van voorarrest met een proeftijd van 3 jaren. Hieraan worden bijzondere voorwaarden gekoppeld. Deze bijzondere voorwaarden houden in – kort gezegd – een contact- en gebiedsverbod voor de woonlocatie van aangevers en de schoollocatie van de kleinzoon zoals hierna in het dictum omschreven.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal de reeds eerder geschorste voorlopige hechtenis opheffen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 27, 57, 266 en 285b.

DE UITSPRAAK

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 3 primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
BelagingT.a.v. feit 2:
BelagingT.a.v. feit 3 subsidiair:
Eenvoudige belediging, meermalen gepleegdVerklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregelen.
BESLISSING:

T.a.v. feit 1, feit 2 en feit 3 subsidiair:Gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27Wetboek van Strafrecht waarvan 87 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3jaren

Stelt als algemene voorwaarden dat veroordeelde:

- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit; en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.

Stelt als bijzondere voorwaarden:

- dat veroordeelde gedurende de proeftijd op
geen enkele wijze- direct of indirect -
contact zal opnemen, zoeken of hebben met haar dochter [slachtoffer 1] , [kleinzoon] en [slachtoffer 2] ;
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd
niet zal ophouden op of binnen een straal van 150 meter om het perceel [adres 2] te [gemeente] , alsmede op of binnen een straal van 150 meter om het terrein van de school van [kleinzoon] , gelegen aan [adres 3] te [gemeente].
De rechtbank heft op het, op 13 juni 2014 reeds geschorste, bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.M. Klinkenbijl, voorzitter,
mr. T. van de Woestijne en mr. C.A. Mandemakers, leden,
in tegenwoordigheid van mr. E.J. Huijskens, griffier,
en is uitgesproken op 25 mei 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Oost-Brabant, genummerd PL2200-2014077840, aantal doorgenummerde pagina’s: 147.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , d.d. 8 mei 2014, p. 55-64.
3.Proces-verbaal verhoor [getuige 1] , d.d.15 mei 2014, p. 66-70.
4.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 11 augustus 2014, p. 43.
5.Proces-verbaal verhoor verdachte bij de RC, d.d. 13 juni 2014, ongenummerd in het dossier.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d.12 juni 2014, p. 35-37.
7.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , d.d. 9 mei 2016, p. 81-85.
8.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 11 augustus 2014, p. 42.
9.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , d.d. 8 mei 2014, p. 58.
10.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , d.d. 8 mei 2014, p. 59.
11.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , d.d. 8 mei 2014, p. 61.
12.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , d.d. 8 mei 2014, p. 63.
13.Foto’s situatie bij woning aangever van [slachtoffer 2] , p. 145 en 146.
14.Proces-verbaal verhoor [getuige 2] , d.d. 15 mei 2014, p. 72-74.
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d.12 juni 2014, p. 35-37.
16.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , d.d. 9 mei 2016, p. 81-85.
17.Proces-verbaal verhoor [getuige 2] , d.d. 15 mei 2014, p. 72-74.
18.Bijlage bij Proces-verbaal verhoor [getuige 2] , d.d. 7 mei 2014, p. 75.
19.Proces-verbaal van aangifte, d.d. 8 mei 2014, p. 58.
20.CD-rom geluidsopname tussen [slachtoffer 1] en verdachte, ongenummerd in het dossier.
21.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , d.d. 8 mei 2014, p. 60.
22.Proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d.12 juni 2014, p. 35-37.