ECLI:NL:RBOBR:2016:2673

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 mei 2016
Publicatiedatum
25 mei 2016
Zaaknummer
01/825436-12
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepkwekerijen

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 26 mei 2016 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een verdachte die betrokken was bij twee hennepkwekerijen. De verdachte heeft in totaal tien oogsten gerealiseerd, wat heeft geleid tot een wederrechtelijk verkregen voordeel van € 65.383,88. De officier van justitie had aanvankelijk een hoger bedrag van € 206.970,84 gevorderd, maar heeft dit bedrag tijdens de procedure verlaagd naar € 65.434,64, rekening houdend met kosten die in mindering moesten worden gebracht. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en het voordeel vastgesteld op € 65.383,88, na aftrek van bepaalde kosten zoals huurverhogingen en andere uitgaven die niet direct gerelateerd waren aan de delicten. De rechtbank heeft de verklaring van een getuige als betrouwbaar beoordeeld en deze als basis genomen voor de berekeningen van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De verdachte is veroordeeld tot betaling aan de Staat van het vastgestelde bedrag ter ontneming van het voordeel. De rechtbank heeft het verzoek van de verdediging om schorsing van het onderzoek afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte kosten had gemaakt voor een getuige. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verdachte mogelijk in de toekomst draagkracht kan hebben, ondanks de argumenten van de verdediging dat hij nooit in staat zal zijn om te betalen. De uitspraak is gedaan op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer ontneming: 01/825436-12 Datum uitspraak: 26 mei 2016
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1968] ,
wonende te [adres 1] .

Onderzoek van de zaak:

De vordering van de officier van justitie strekt tot het opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van 206.970,84 euro ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De officier van justitie wijzigt de vordering in die zin dat deze in de schriftelijke conclusie van repliek heeft aangegeven dat ten aanzien van [verdachte] een bedrag ad 65.434,64 euro wordt gevorderd.
Ter zitting heeft de officier van justitie aangeven dat daarop de kosten van de huurverhoging met betrekking tot de kwekerij in Veghel nog in mindering moeten worden gebracht.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 februari 2015, 22 september 2015 en 12 mei 2016.

De beoordeling

De vordering is tijdig ingediend.
Bij arrest van de meervoudige kamer van het gerechtshof te ’s Hertogenbosch d.d. 17 april 2014 is [verdachte] veroordeeld voor – onder meer – het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, eerste lid aanhef en onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd in de periode van 1 januari 2010 tot en met 29 augustus 2012 te Veghel en Luyksgestel.
In het financieel onderzoek wordt becijferd dat het door [verdachte] ten deze verkregen voordeel 206.970,84 euro bedraagt.
De officier van justitie heeft deze vordering bij conclusie van repliek en ter terechtzitting van 12 mei 2016 gewijzigd, in die zin dat thans 65.434,64 euro wordt gevorderd, waarbij de officier heeft aangegeven dat daarop de kosten van de huurverhoging met betrekking tot de kwekerij in Veghel nog in mindering moeten worden gebracht.
Bij de beoordeling gaat de rechtbank uit van de verklaring van [getuige 1] zoals afgelegd bij de politie en bij de rechter-commissaris. De rechtbank acht deze verklaring consistent en betrouwbaar. Nu de onderbouwing van de conclusie van repliek d.d. 15 december 2015 is gebaseerd op deze verklaring van [getuige 1] , zal de rechtbank de officier van justitie volgen in deze conclusie van repliek. Zij zal deze conclusie hierna puntsgewijs bespreken.
Hennepkwekerij [adres 2] in Luyksgestel.
Aantal oogsten.
Zeven.
Kwaliteit van de eerste oogsten.
Uitgangspunt is de gemiddelde opbrengst zoals die door het BOOM wordt gehanteerd in de ontnemingsrapportage.
Daarbij merkt de rechtbank op dat indien wordt uitgegaan van de verklaring van [getuige 1] dat de gemiddelde opbrengst zelfs nog iets hoger ligt dan de gemiddelde opbrengst die door het BOOM wordt gehanteerd.
Kosten stekken.
3,50 euro per stuk.
Huur.
650,-- euro per maand gedurende 19 maanden.
Knipkosten.
3.360,-- euro.
Elektriciteit.
Geen rechtstreekse relatie met de delicten.
Wederrechtelijk verkregen voordeel Luyksgestel.
Opbrengst 226.615,20 euro.
Kosten:
Investeringen 5.000,-- euro
Stekken 8.575,-- euro
Variabele kosten 8.158,50 euro
Afschrijving 1.750,-- euro
Huur 12.350,-- euro
Knipkosten 3.360,-- euro
Totale kosten 39.193,50 euro.
Voordeel na aftrek van kosten 187.421,70 euro.
Hennepkwekerij [adres 3] Veghel.
Aantal oogsten.
Drie.
Afschrijvingskosten.
750,-- euro.
Kosten stekken.
3,50 euro per stuk
Variabele kosten.
1.298,70 euro.
Huur.
9.515,-- euro.
Knipkosten.
640,-- euro.
Elektriciteit.
Geen rechtstreekse relatie tot de delicten.
Wederrechtelijk verkregen voordeel Veghel.
Opbrengst 36.073,44 euro.
Kosten:
Investeringen 3.000,-- euro
Stekken 1.365,-- euro
Variabele kosten 1.298,70 euro
Afschrijving 750,-- euro
Huur 9.515,-- euro
Knipkosten 640,-- euro
Totale kosten 16.568,70 euro.
Voordeel na aftrek van kosten 19.504,74 euro.
Verdeling opbrengsten.
Het totale wederrechtelijk verkregen voordeel bedraagt 206.926,44 euro.
Leefgeld voor [getuige 1] ten aanzien van de kwekerij in Veghel.
1.423,43 euro.
Totaal voordeel kwekerij Veghel.
19.504,74 euro – 1.423,43 euro = 18.081,31 euro.
Leefgeld voor [getuige 1] ten aanzien van de kwekerij in Luyksgestel.
13.719,43 euro.
Totaal voordeel kwekerij Luyksgestel.
187.421,70 euro – 13.719,43 euro = 173.702,27 euro.
Winstverdeling kwekerij Luyksgestel.
Een derde van het totale voordeel van 173.702,27 euro = 57.900,76 euro.
Winstverdeling kwekerij Veghel.
41,7% van 18.081,31 euro = 7.533,88 euro.
Wederrechtelijk verkregen voordeel van [verdachte] .
57.900,76 euro + 7.533,88 euro = 65.434,64 euro.
Daarop dient nog in mindering te worden gebracht 41,7% (percentage winstverdeling kwekerij Veghel) van de huurverhoging met betrekking tot de kwekerij in Veghel ten bedrage van 46,71 euro = 19,48 euro.
Tenslotte brengt de rechtbank, gezien het feit dat zij de verklaring van [getuige 1] als uitgangspunt neemt, tevens de kosten van de huur van de auto ten behoeve van de kwekerij in Veghel in mindering; te weten 41,7 % van 75,-- euro = 31,28 euro.

Het totaal aan wederrechtelijk verkregen voordeel van [verdachte] komt daarmee op

65.434,64 euro – 19,48 euro – 31,28 euro = 65.383,88 euro.

De rechtbank zal het verzoek van de verdediging met betrekking tot schorsing van het onderzoek ten behoeve van een onderzoek naar de (eventuele) aflossing van schulden van [getuige 1] door [verdachte] afwijzen, nu er geen begin van aannemelijkheid is dat deze kosten door [verdachte] zouden zijn gemaakt. Uit de door de raadsman overgelegde stukken blijkt immers niet van een feitelijke betaling door [verdachte] . Daarmee is het verzoek onvoldoende onderbouwd.
Van de zijde van de verdediging is aangevoerd dat [verdachte] nimmer in staat zal zijn om enig bedrag te betalen.
De rechtbank overweegt daartoe dat niet nu al zonder meer aannemelijk is dat [verdachte] nu en in de toekomst geen draagkracht zal hebben. In dat verband heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op zijn leeftijd (thans 48 jaar).

Toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

De uitspraak.

Stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op 65.383,88 euro (vijfenzestigduizenddriehonderddrieëntachtig euro en achtentachtig eurocenten).
Legt aan [verdachte] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ter grootte van 65.383,88 euro (vijfenzestigduizenddriehonderddrieëntachtig euro en achtentachtig eurocenten), ter ontneming van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel, dat hij, door middel van of uit de baten van de feiten voornoemd ter zake waarvan hij is veroordeeld, heeft verkregen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.W. van den Heuvel, voorzitter,
mr. S.J.W. Hermans en mr. S.B.C. Nicolaes, leden,
in tegenwoordigheid van G.A.M. de Laat, griffier,
en is uitgesproken op 26 mei 2016.