ECLI:NL:RBOBR:2016:255

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 januari 2016
Publicatiedatum
25 januari 2016
Zaaknummer
01/993262-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van de productie en het aanwezig hebben van MDMA in Waalwijk

Op 26 januari 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de productie van MDMA en het aanwezig hebben van MDMA in Waalwijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, in de periode van 17 april 2015 tot en met 8 mei 2015 betrokken was bij de productie van MDMA. Dit werd aangetoond door observaties, telefoongesprekken en de aangetroffen MDMA in een pand aan [adres 2] te Waalwijk. De verdachte werd op 8 juni 2015 aangehouden en had eerder al een voorwaardelijke veroordeling voor een soortgelijk feit. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten, waarbij ieder een substantiële rol vervulde in het productieproces. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 42 maanden, met aftrek van voorarrest, en gelastte de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde geldboete van 10.000 euro. De rechtbank overwoog dat de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de productie van MDMA, die schadelijk is voor de gezondheid van gebruikers, een lange gevangenisstraf rechtvaardigden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/993262-15
Parketnummer vordering: 02/666503-15
Datum uitspraak: 26 januari 2016
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1965] ,
wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 augustus 2015, 16 november 2015 en 12 januari 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 2 juli 2015.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij in of omstreeks de periode van 22 januari 2015 tot en met 8 mei 2015 te Waalwijk en/of een of meer (andere) plaats(en) in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (telkens) één of meer hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende MDMA, zijnde MDMA, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of
(telkens) één of meer hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende (een) (ander(e)) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2. hij op of omstreeks 08 mei 2015 te Waalwijk tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 46.000 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (kristallen), zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

De vordering na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 02/666503-15 is aangebracht bij vordering van 16 december 2015. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter te Zeeland-West-Brabant d.d. 14 oktober 2014. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.

Inleiding.
Naar aanleiding van informatie van het Team Criminele Inlichtingen is op 22 januari 2015 onder leiding van de officier van justitie een onderzoek gestart onder de naam 26Kotter. Het onderzoek richtte zich in eerste instantie op [medeverdachte 1] . Ten aanzien van [medeverdachte 1] werd een aantal bijzondere opsporingsmethoden toegepast, waaronder het opnemen van telecommunicatie, stelselmatige observatie en het opnemen van vertrouwelijke communicatie. Voorts is het voertuig van [medeverdachte 1] , een Mercedes Benz, voorzien van een registrerend peilbaken. Tijdens observaties op 26 februari 2015 en 7 mei 2015 werd [medeverdachte 1] gezien bij het pand aan [adres 2] te Waalwijk. In dit pand is het bedrijf van [medeverdachte 2] gevestigd. Op 8 mei 2015 is binnengetreden in het pand aan [adres 2] te Waalwijk en is het pand doorzocht. In het pand werd onder meer ongeveer 46 kilogram MDMA en een productieplaats voor de vervaardiging van MDMA aangetroffen. In het pand werden [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aangehouden. Verdachte kwam later in het onderzoek naar voren en is op 8 juni 2015 aangehouden.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de beide ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. De officier van justitie heeft aangevoerd dat uit het dossier blijkt dat verdachte vanaf 17 april 2015 tot en met 8 mei 2015 samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verantwoordelijk was voor het medeplegen van de productie van synthetische drugs en de aanwezigheid van de aangetroffen MDMA. De officier van justitie verwijst hiervoor naar de verklaring van [medeverdachte 2] , de aangetroffen sporen van MDMA en PMK op de schoenen van verdachte, de OVC-gesprekken waarin wordt gesproken over ene [naam 1] in relatie tot olie en plaat en de telefoongegevens van verdachte.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf, nu verdachte in een lopende proeftijd zich wederom schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit van de beide ten laste gelegde feiten en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte ontkent betrokken te zijn geweest bij de productie van MDMA, waarop feit 1 betrekking heeft. Er zijn ook geen sporen van verdachte aangetroffen. Verdachte is weliswaar op de camerabeelden van [medeverdachte 2] te zien, maar verdachte heeft verklaard dat hij daar was om werk te zoeken. [getuige 1] bevestigt dit. De omstandigheid dat in de OVC-gesprekken de naam “ [naam 1] ” wordt genoemd, een veel voorkomende naam, kan niet tot het bewijs dienen dat verdachte betrokken is bij het hem onder 1 ten laste gelegde feit. Verdachte zegt niet bekend te zijn met de sms-berichten, nu deze niet van hem afkomstig zijn. Voor medeplegen is eveneens geen bewijs aanwezig, nu er sprake moet zijn van een nauwe en bewuste samenwerking.
Ten aanzien van feit 2 is er geen enkele link te leggen tussen het materiaal bevattende MDMA en enige betrokkenheid van verdachte bij dit feit.
Indien de rechtbank het standpunt van de verdediging zal volgen, dan dient de vordering tot tenuitvoerlegging te worden afgewezen.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Op [medeverdachte 1] hebben in het kader van het onderzoek 26Kotter diverse observaties plaatsgevonden, op 26 februari 2015 en op 7 mei 2015.
Tijdens de observatie op 7 mei 2015 wordt onder meer gezien dat [medeverdachte 1] zijn woning uitkomt en in zijn handen twee big shoppers draagt. Aan de manier van dragen wordt gezien dat de big shoppers kennelijk zwaar zijn. [medeverdachte 1] stapt in zijn Mercedes en vertrekt. Bij het vertrek wordt gezien dat de laadruimte van de Mercedes tot iets boven de zijramen geladen is met diverse goederen die zijn afgedekt met een blauw kleed/zeil. Even later stopt [medeverdachte 1] voor een loods aan [adres 2] in Waalwijk.
De Mercedes Benz van [medeverdachte 1] werd voorzien van een registrerend peilbaken. Uit analyse van de bakengegevens blijkt dat het voertuig van [medeverdachte 1] in de maanden februari/maart/april/mei 2015 regelmatig stops aangeeft in de nabijheid van [adres 2] 3 te Waalwijk en [adres 3] te Sprang-Capelle (het woonadres van [medeverdachte 2] ). [2]
Tijdens het onderzoek is vertrouwelijke communicatie opgenomen in de auto van [medeverdachte 1] . Op 7 mei 2015 om 10:24 uur wordt een gesprek geregistreerd tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] met onder meer de volgende inhoud.
[medeverdachte 1] : Staat er op wat het is (…) ik heb dan nog in de diepvries staan (...) weet wat je het is, dat is top. Dit is Methanol. (…)
[medeverdachte 2] : Deze achterste? (…)
[medeverdachte 1] : Dat is Aceton. (…)
[medeverdachte 1] : 5 (fon) liter Methanol. 12 liter ja… en 10 liter P, 6 liter van dat vat. [3]
[medeverdachte 2] heeft in zijn verhoren bij de politie verklaard dat hij de ochtend van 7 mei 2015 tussen half acht en acht uur naar zijn bedrijfspand gereden.
[medeverdachte 1] is later die ochtend in zijn grijze Mercedes het bedrijfspand binnengereden. Binnen in het bedrijfspand heeft [medeverdachte 2] samen met [medeverdachte 1] kartonnen dozen en twee boodschappentassen uit de auto geladen. In de 5 of 6 kartonnen dozen zaten 20 liter jerrycans waarin vloeistoffen zaten. In de boodschappentassen zaten in totaal 3 jerrycans. In de jerrycans zou PMK moeten zitten, maar de vloeistof was niet goed. [4]
Op 8 mei 2015 werd binnengetreden in het bedrijfsverzamelpand aan [adres 2] . In het pand werden [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aangehouden. [5] Vervolgens vond een doorzoeking plaats in het pand.
In het pand aan [adres 2] werd onder meer aangetroffen en in beslag genomen:
- een vel papier met notitie betreffende bereidingsproces. Op dit vel papier was met de hand een tekst geschreven over het bereiden van kennelijk chemische middelen. Dit vel papier is veilig gesteld en voorzien van SIN-nummer AAHP6660NL. [6] Het vel papier is onderzocht op de mogelijke aanwezigheid van dactyloscopische sporen. Dit onderzoek leverde een spoor op, een dactyloscopisch spoor voorzien van SIN AAHF4392NL afkomstig van SVO voorzien van SIN AAHP6660NL. [7] Het dactyloscopische spoor met SIN AAHF4392NL is verzonden aan de Dienst Ipol afdeling dactyloscopie te Zoetermeer. Uit onderzoek bleek dat het spoor met SIN AAHF4392NL heeft geleid tot individualisatie op een persoon geregistreerd in HAVANK onder biometrienummer 310000242488 t.n.v. [medeverdachte 1] (verdachte). [8] In het proces-verbaal van bevindingen van 13 mei 2015 relateert [verbalisant 1] , werkzaam als materiedeskundige op het gebied van synthetische drugs en precursoren bij de Nationale Politie, Landelijke Eenheid, Landelijke Recherche, Afdeling Specialistische Ondersteuning, onder meer het volgende over het aangetroffen vel papier: “De inhoud van dit document is een recept om PMK (een precursor) m.b.t. chemicaliën om te zetten naar MDMA kristallen (xtc). [9] Gelet op het aangetroffen materiaal in het lab kan gesteld worden dat alle hardware aanwezig was om volgens dit recept PMK om te zetten naar MDMA kristallen.” [10]
In het pand aan [adres 2] werd onder meer aangetroffen en in beslag genomen:
- AH tas met MDMA kristallen
- Zeeman tas met MDMA kristallen
- Jumbo tas met MDMA kristallen
De drie draagtassen bevatten 24 sealzakken met MDMA-kristallen (brokken) met een totaal netto gewicht van 46,18 kg, indicatief positief getest op de aanwezigheid van MDMA/EA. [11]
De drie tassen met MDMA-brokken werden voorzien van de volgende beslagnummers:
- SC03E.02.01.001 (Jumbo tas)
- SC03E.02.01.002 (B) (Zeeman tas) SIN nummer AAFE6105NL
- SC03E.02.01.003 (A) (AH tas)  SIN nummer AAFE6106NL [12]
Uit het NFI-rapport van 13 mei 2015 blijkt dat de kristalachtige brokken met beslagnummers SC03E.02.002-B (SIN nummer AAFE6105NL) en SC03E.02.003-A (SIN nummer AAFE6106NL) MDMA bevatten. [13]
Uit het proces-verbaal van de groep Landelijke Faciliteit Ontmantelen van de Landelijke Eenheid van 10 mei 2015 blijkt dat een ruimte van [adres 2] was ingericht en in gebruik was als productieplaats voor de vervaardiging van synthetische drugs, met name van MDMA/EA (XTC) met behulp van de verhoogde druk methode (reductieve aminering). De aangetroffen goederen en chemicaliën zijn typische goederen en chemicaliën welke aangetroffen worden op locaties waar synthetische drugs vervaardigd of bewerkt worden. Met de in de verschillende ruimtes van de bedrijfspanden aan [adres 2] aangetroffen goederen en chemicaliën kon op grote schaal MDMA/EA vervaardigd volgens de verhoogde druk methode met behulp van PMK, door onder andere gebruik te maken van de daar aanwezig rvs drukreactieketel en de diepvriezers (kristallisatie). [14] Een groot deel van het aangetroffen materiaal is kenmerkend voor de vervaardiging en/of bewerking van MDMA uit PMK met een reductieve amineringsmethode. Daarnaast zijn er enkele materialen aangetroffen die zijn gerelateerd aan de omzetting van (gedestilleerde) amfetamineolie in amfetaminesulfaat, een vaste stof. [15]
[medeverdachte 2] heeft tijdens zijn verhoren bij de politie – kort gezegd – bekend dat hij betrokken was bij de productie van MDMA in zijn bedrijfspand. [16] Hij heeft verklaard dat hij door verdachte (die hij kende als “ [naam 2] ”) is benaderd en dat hij er vanwege financiële problemen mee heeft ingestemd om een productieplaats voor MDMA in te richten in zijn bedrijfspand. Met [medeverdachte 1] ben ik via kennissen in contact gekomen. Ik heb met hem over mijn financiële situatie gesproken, daar was hij dus van op de hoogte. [17] [medeverdachte 2] heeft verder het volgende verklaard.
De ketel en de vriezers zijn door verdachte naar het pand gebracht. [18] [medeverdachte 1] en verdachte waren de enige personen die voor de vervaardiging van MDMA naar zijn bedrijfspand kwamen. [19] [medeverdachte 2] onderhield contact met verdachte en [medeverdachte 1] met een telefoon die hij “de Hello Kitty telefoon” noemde. In de contactenlijst stond verdachte onder 1 en [medeverdachte 1] onder 2. [20] Er hebben twee processen plaatsgevonden voor de vervaardiging van synthetische drugs. De eerste keer was in de week van 20 tot en met 26 april en de tweede keer was op 7 en 8 mei 2015. Verdachte heeft de brokken uit de vriezers gehaald, gewogen en geseald. [medeverdachte 2] heeft meegewerkt om de brokken te wegen en te sealen. [21]
[medeverdachte 2] heeft tevens verklaard dat hij op de ochtend van 7 mei 2015 met verdachte (eerder genoemde) kartonnen dozen en boodschappentassen naar de bovenverdieping heeft gebracht en vervolgens samen met verdachte aan de hand van het papier waarop stond vermeld hoe MDMA te maken, de ketel gevuld met chemicaliën. Daarna hebben beiden het proces op gang gebracht, maar na een klein uur bleek volgens [medeverdachte 2] dat dit niet gelukt was. Vervolgens heeft [medeverdachte 1] via berichtenverkeer om hulp gevraagd. Na korte tijd kwam verdachte naar het bedrijf van verdachte. Verdachte heeft vervolgens uitleg gegeven wat er gedaan moest worden. Alles is vervolgens uitgezet om af te koelen. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben vervolgens afgesproken de dag erna elkaar weer te treffen in het pand om verder te gaan met het productieproces voor de MDMA. De volgende dag, 8 mei, hebben ze methanol toegevoegd. [22] Op die dag heeft [medeverdachte 2] ook een sms verstuurd naar verdachte met de tekst “pomp kapot”. Desgevraagd heeft hij tegen de politie verklaard dat dat ging over de pomp waarmee de vloeistof in de ketel werd gebracht. [23] Toen de politie op 8 mei 2015 het pand binnenkwam, had [medeverdachte 2] net een test gedraaid met [medeverdachte 1] . [24]
Op aanwijzen van [medeverdachte 2] werd in het pand aan [adres 2] te Waalwijk een recorder in beslag genomen met opgenomen beelden van de toegangsdeur. Op de beelden is te zien dat [medeverdachte 2] op 7 mei 2015 omstreeks 16.09 uur het pand binnenkomt in gezelschap van een man in een gele sweater. Omstreeks 16.37 uur die dag verlaat de man in de gele sweater het pand. Van de opnamen zijn prints gemaakt, die zijn getoond aan [medeverdachte 2] , waarna hij verklaart dat de man in de gele sweater op de getoonde fotoprints de onbekende [naam 2] is. [25] Verdachte heeft verklaard dat hij de man op die foto is. [26]
De sms telefoon van [medeverdachte 2] is in beslag genomen en onderzocht. [27] Uit onderzoek bleek dat via deze telefoon sms contact was onderhouden met 2 telefoonnummers. Eén van de telefoonnummers ( [telefoonnummer 1] ) bleek in gebruik bij [medeverdachte 1] . Gelet op de verklaring van [medeverdachte 2] was het andere nummer ( [telefoonnummer 2] ) kennelijk in gebruik bij [naam 2] . De politie heeft vervolgens de historische printgegevens van dit nummer opgevraagd. Uit de verstrekte gegevens bleek dat via deze aansluiting veelvuldig contact had plaatsgevonden met het telefoonnummer [telefoonnummer 3] , zijnde het nummer van de sms telefoon van [medeverdachte 2] . Uit de printgegevens bleek verder dat via deze aansluiting veelvuldig bel- en sms-verkeer had plaatsgevonden. Uit de opgevraagde printgegevens van dit nummer over de periode 1 april 2015 tot en met 20 mei 2015 blijkt dat er onder andere 4x contact is geweest tussen het [telefoonnummer 4] op naam van [medeverdachte 2] , wonende te Sprang Capelle, [adres 3] , en het nummer [telefoonnummer 2] , 36x contact tussen het nummer [telefoonnummer 5] op naam van [persoon 1] , [adres 4] te Zuiddorpe en het nummer [telefoonnummer 2] en 89x contact tussen het [telefoonnummer 6] op naam van [persoon 2] en het nummer [telefoonnummer 2] . Dit blijkt voorts ook uit de gegevens van de in de slaapkamer van verdachte onder zijn matras aangetroffen en in beslag genomen IPhone [28] . Dit betreft zijn telefoon, aldus verdachte, met als telefoonnummer 06-462525368 en IMEInummer 012743003888394. [29] Uit verkregen gegevens blijkt dat met dit IMEInummer onder andere 93x met het [telefoonnummer 6] op naam van [persoon 2] contact is geweest. Vast staat dat verdachte twee kinderen heeft, waarvan er één de voornaam [persoon 2] heeft zoals blijkt uit zijn verklaring afgelegd op 8 juni 2015. De meest gebruikte zendmast, vermoedelijk de mast van het woonadres van de gebruiker, betrof een KPN-mast in Oisterwijk. Verdachte blijkt aan [adres 5] te Oisterwijk te verblijven. [30]
Uit de verklaring die [persoon 1] op 24 juni 2015 heeft afgelegd, blijkt dat zij verdachte al zo’n 12 jaar kent. Omdat hij na een gestuurd sms-berichtje op het nummer [telefoonnummer 2] op 5 mei 2015 niet reageerde, heeft zij hem uit haar toestel verwijderd. Zij verklaart haar eigen nummer al jaren te gebruiken. [31] Er kan derhalve van uitgegaan worden dat het [telefoonnummer 2] dat zij smste in gebruik was bij verdachte.
Uit de verklaring die [getuige 2] op 15 juni 2015 heeft afgelegd, blijkt dat hij verdachte herkent op een aan hem getoonde foto van verdachte alsmede dat hij op de vraag of hij ook een telefoonnummer van verdachte in zijn eigen telefoongeheugen heeft staan, het [telefoonnummer 7] noemt van verdachte. Dit nummer behoort tot aan de in de slaapkamer van verdachte onder zijn matras in beslag genomen iPhone [32] .
Tijdens de doorzoeking van het pand [adres 2] werd een zwarte schoudertas aangetroffen met daarin onder meer de portemonnee en identiteitspapieren van [medeverdachte 1] en een mobiele telefoon. Aan de zich in die telefoon bevindende SIM kaart bleek het aansluitnummer [telefoonnummer 1] te zijn gekoppeld. [33]
Uit onderzoek van de in beslag genomen telefoon van [medeverdachte 2] blijkt dat in deze telefoon chatgesprekken waren opgeslagen over de periode van 17 april 2015 tot en met 8 mei 2015. Deze chatgesprekken werden gevoerd met twee contactnummers, te weten [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 1] . [34]
Uit in de telefoon van [medeverdachte 2] opgeslagen tekstberichten komen onder meer de volgende passages voort. De berichten zijn verstuurd naar - dan wel ontvangen van - het [telefoonnummer 2] . [medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat die berichten van zijn telefoon aan verdachte zijn verzonden. [35]
17-04-15 Inkomend (verdachte): Was tel kwijt, kom morgen alles brengen,
21-4-15 Uitgaand: Kan je de kraan meebrengen?
Inkomend: O ja doe ik
08-05-15 Uitgaand: Pomp kapot
Inkomend: dat is kut moeten we nieuwe kopen.
[medeverdachte 2] verklaart naar aanleiding van deze aan hem voorgehouden chatgesprekken met verdachte dat hij daarin onder meer aan verdachte vraagt een kraan mee te brengen voor waterstoflessen. Die kraan hadden ze nodig voor de druk in de ketel. [36] En voorts dat de tekst “pomp kapot”, ging over de pomp waarmee de vloeistof in de ketel werd gebracht. [37]
Verdachte heeft bij de politie en ter zitting verklaard dat hij op 7 mei 2015 inderdaad aanwezig is geweest in het pand aan [adres 2] . Volgens verdachte was hij daar om werk te zoeken. Gelet op de voor verdachte belastende verklaring van [medeverdachte 2] , die ondersteund wordt door het chatverkeer en de inhoud daarvan tussen verdachte en [medeverdachte 2] , schuift de rechtbank die verklaring ter zijde. De rechtbank is van oordeel dat gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte in de periode van 17 april 2015 tot en met 8 mei 2015 tezamen en in vereniging met medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] MDMA heeft geproduceerd. De rechtbank acht ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 8 mei 2015 tezamen en in vereniging met medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] een hoeveelheid van ongeveer 46.000 gram MDMA (kristallen) aanwezig heeft gehad.
De rechtbank overweegt dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] bij de productie van MDMA in het pand aan [adres 2] te Waalwijk. Er was sprake van een gezamenlijk plan, met een gezamenlijke uitvoering, waarbij iedere verdachte een volwaardige,
substantiële rol vervulde. Tevens was er sprake van een taakverdeling. Verdachte zorgde voor de ketel, de vriezers en andere benodigdheden voor het productieproces, hij was aanwezig bij (een deel van) de productieprocessen en hij heeft de brokken uit de vriezers gehaald, gewogen en geseald. [medeverdachte 1] zorgde voor goederen ten behoeve van het productieproces, zoals jerrycans met vloeistoffen, en hij was aanwezig bij (een deel van) de productieprocessen. [medeverdachte 2] stelde zijn pand ter beschikking, hij was bij alle productieprocessen aanwezig en hij assisteerde bij het vullen van de ketel met chemicaliën en het wegen en sealen van de brokken MDMA. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is van medeplegen. De omstandigheid dat verdachte niet bij elk productieproces aanwezig was, doet daar naar het oordeel van de rechtbank niet aan af.
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf, zijnde een geldboete van 10.000,- euro toewijzen, nu vast staat dat verdachte zich, nog lopende in een proeftijd, van een veroordeling in 2014, wederom schuldig heeft gemaakt aan een soortgelijk strafbaar feit.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1. in de periode van 17 april 2015 tot en met 8 mei 2015 te Waalwijk, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt hoeveelheden van materialen bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2. op 08 mei 2015 te Waalwijk, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 46.000 gram van een materiaal bevattende MDMA (kristallen), zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert ten aanzien van feit 1 en 2:
*een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar en 6 maanden, met aftrek van de tijd doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
De officier van justitie maakt kenbaar voornemens te zijn een vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
Het standpunt van de verdediging.
In het geval de rechtbank tot strafoplegging aan verdachte zou overgaan, heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat kan worden volstaan met de oplegging van een gevangenisstraf waarvan de duur gelijk is aan de tijd die verdachte op de dag van de uitspraak heeft doorgebracht in voorarrest, eventueel met daarnaast oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft, samen met zijn medeverdachten, MDMA geproduceerd en ongeveer 46 kilogram MDMA aanwezig gehad. Het is algemeen bekend dat die verdovende middelen schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van deze middelen. Verdachte heeft bij het plegen van deze feiten slechts gehandeld uit puur winstbejag.
De rechtbank houdt tevens rekening met de omstandigheid dat verdachte reeds eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld en daarbij ook nog liep in een proeftijd van deze veroordeling uit 2014.
Gelet op de ernst van de feiten en de rol die verdachte daarbij heeft gespeeld, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een vrijheidsbeneming die gelijk is aan de duur die verdachte op de dag van de uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht, zoals de raadsman heeft betoogd. De rechtbank acht uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een vrijheidsbeneming van lange duur op zijn plaats.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden. De tijd reeds doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis wordt hierop in mindering gebracht.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 02/666503-15.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 47, 57
Opiumwet art. 2, 10.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod; T.a.v. feit 2: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, aanhef en onder C, van de Opiumwet gegeven verbod Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf:
T.a.v. feit 1, feit 2: Gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het
Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging parketnummer 02/666503-13

Gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in het arrondissement Zeeland-West-Brabant op 14 oktober 2014 opgelegde voorwaardelijke straf van 10.000 euro subsidiair 85 dagen vervangende hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.J. Bokhorst, voorzitter,
mr L.G.J.M. van Ekert en mr. C.J. Sangers- de Jong, leden,
in tegenwoordigheid van Y.A.M. van Erp, griffier,
en is uitgesproken op 26 januari 2016.

Voetnoten

1.In de voetnoten wordt – tenzij anders vermeld – verwezen naar het wettig opgemaakte proces-verbaal van de politie, Team Generieke Opsporing 16 (DLR), onderzoek 26Kotter, proces-verbaalnummer 26DLR15016, afgesloten op 20 juli 2015, aantal doorgenummerde pagina’s: 469 (hierna: Proces-verbaal Team Generieke |Opsporing 16 (DLR)
2.Procesverbaal Team Generieke Opsporing 16 (DLR), pag. 43 tot en met 183.
3.Procesverbaal Team Generieke Opsporing 16 (DLR), pag 292.
4.Proces-verbaal Team Generieke Opsporing 16 (DLR) pag. 405.
5.Proces-verbaal Team Generieke Opsporing 16 (DLR) pag. 200.
6.Proces-verbaal Team Generieke Opsporing 16 (DLR) pag. 234 en 235.
7.Proces-verbaal Team Generieke Opsporing 16 (DLR) pag. 242.
8.Proces-verbaal Team Generieke Opsporing 16 (DLR) pag. 245 e.v.
9.Proces-verbaal Team Generieke Opsporing 16 (DLR) pag. 272.
10.Proces-verbaal Team Generieke Opsporing 16 (DLR) pag. 273.
11.Proces-verbaal Team Generieke Opsporing 16 (DLR) pag. 218.
12.Proces-verbaal Team Generieke Opsporing 16 (DLR) pag. 214.
13.NFI-rapport van 13 mei 2015 (Spoedrapport identificatie van drugs en precursoren).
14.Proces-verbaal Team Generieke Opsporing 16 (DLR) 220.
15.NFI-rapport van 31 juli 2015 (Onderzoek naar vermoedelijke vervaardiging synthetische drugs, [adres 2] te Waalwijk, 8 mei 2015).
16.Proces-verbaal Team Generieke Opsporing 16 (DLR) pag. 399 tot en met 426.
17.Proces-verbaal Team Generieke Opsporing 16 (DLR) pag. 401.
18.Proces-verbaal Team Generieke Opsporing 16 (DLR) pag. 405 en 406.
19.Proces-verbaal Team Generieke Opsporing 16 (DLR) pag. 401.
20.Proces-verbaal Team Generieke Opsporing 16 (DLR) pag. 406.
21.Proces-verbaal Team Generieke Opsporing 16 (DLR) pag. 410.
22.Proces-verbaal Team Generieke Opsporing 16 (DLR) pag. 405.
23.Proces-verbaal Team Generieke Opsporing 16 (DLR) pag. 421.
24.Proces-verbaal Team Generieke Opsporing 16 (DLR) pag. 400.
25.Proces-verbaal Team Generieke Opsporing 16 (DLR) pag. 411.
26.Proces-verbaal Team Generieke Opsporing 16 (DLR) pag. 436.
27.Proces-verbaal Team Generieke Opsporing 16 (DLR) pag. 285.
28.Proces-verbaal Team Generieke Opsporing 16 (DLR) pag. 313.
29.Proces-verbaal Team Generieke Opsporing 16 (DLR) pag. 430.
30.Proces-verbaal Team Generieke Opsporing 16 (DLR) pag. 355 tot en met 358.
31.Proces-verbaal Team Generieke Opsporing 16 (DLR) pag. 367.
32.Verklaring verdachte, pag. 429,
33.Proces-verbaal Team Generieke Opsporing 16 (DLR) pag. 334 tot en met 335.
34.Proces-verbaal Team Generieke Opsporing 16 (DLR) pag. 341 tot en met 344.
35.Proces-verbaal Team Generieke Opsporing 16 (DLR) pag. 418 tot en met 421.
36.Proces-verbaal Team Generieke Opsporing 16 (DLR) pag. 420 en 421.
37.Proces-verbaal Team Generieke Opsporing 16 (DLR) pag. 421.