ECLI:NL:RBOBR:2016:2494

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 mei 2016
Publicatiedatum
17 mei 2016
Zaaknummer
01/880145-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het verwerken van hennep in Eindhoven ten behoeve van coffeeshops

Op 17 mei 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het verwerken van hennep in Eindhoven. De zaak was aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 2 december 2015 en de rechtbank heeft de zaak behandeld in een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken. Tijdens de zittingen op 8 januari en 3 mei 2016 is het bewijs tegen de verdachte gepresenteerd, waaruit bleek dat hij in de periode van 12 augustus 2015 tot en met 20 september 2015 samen met anderen hennep heeft verwerkt en aanwezig heeft gehad. De tenlastelegging omvatte 15,5 kilogram gedroogde hennep en 13 hennepplanten, wat in strijd is met de Opiumwet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De verdachte werd schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, en de rechtbank oordeelde dat hij strafbaar was voor de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 9 maanden op, met aftrek van voorarrest, en verklaarde de in beslag genomen goederen verbeurd. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De uitspraak benadrukt de risico's van hennephandel voor de gezondheid en de samenleving.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/880145-15
Datum uitspraak: 17 mei 2016
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adresgegevens] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 januari 2016 en 3 mei 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 2 december 2015.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 3 mei 2016 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode 12 augustus 2015 tot en met 20 september 2015 te Eindhoven, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelheid/hoeveelheden hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij op of omstreeks 21 september 2015 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een woning gelegen aan de [adres 1] )
- 15,5 kilogram of daaromtrent, in elk geval enige hoeveelheid, (gedroogde) hennep

en/of

- 13 hennepplanten (met een totaalgewicht van 21 kilogram of daaromtrent, in elk geval enige hoeveelheid),in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1.
op tijdstippen gelegen in de periode 12 augustus 2015 tot en met 20 september 2015 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk heeft verwerkt en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval telkens opzettelijk aanwezig heeft gehad, hoeveelheden hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
op 21 september 2015 te Eindhoven, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een woning gelegen aan de [adres 1] )
- 15,5 kilogram of daaromtrent, (gedroogde) hennep
en
- 13 hennepplanten,
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

Ten aanzien van feit 1 en feit 2:
-Een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De officier van justitie heeft verbeurdverklaring gevorderd ten aanzien van de onder verdachte in beslag genomen geldbedragen en mobiele telefoons.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich meermalen samen met anderen schuldig gemaakt aan het verwerken van hennep ten behoeve van de bevoorrading van coffeeshops. Bovendien heeft hij een grote hoeveelheid gedroogde hennep en 13 hennepplanten aanwezig gehad.
Hennepproducten brengen risico's mee voor de gezondheid van gebruikers en veroorzaken mede daardoor schade van velerlei aard in de samenleving.
Bekend is bovendien dat de hennephandel gepaard gaat met andere, ook zware vormen van criminaliteit. De verdachte heeft daaraan door zijn handelen bijgedragen en zich kennelijk om deze gevolgen niet bekommerd.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten werd veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van na te melden duur.

Beslag.De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen geldbedragen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – deze geldbedragen aan de veroordeelde toebehoorden of geheel of ten dele ten eigen bate kunnen worden aangewend en geheel of grotendeels door middel van de strafbare feiten zijn verkregen.

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 27, 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd. T.a.v. feit 2: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.
T.a.v. feit 1, feit 2: Gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten: een geldbedrag ad € 350,- (goednummer 872521) en een geldbedrag ad € 572,73 (goednummer 872756).
Teruggave inbeslaggenomen goederen, te weten: een GSM Nokia (goednummer 879705) en een GSM Nokia (goednummer 879715) aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J.A. Donkersloot, voorzitter,
mr. R.M.L. Heemskerk-Pleging en mr. F. Schneider, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.J.H.L. Coppens, griffier,
en is uitgesproken op 17 mei 2016.
Mr. Schneider is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.