ECLI:NL:RBOBR:2016:2490

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 mei 2016
Publicatiedatum
17 mei 2016
Zaaknummer
01/880080-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het verwerken, verkopen en bezitten van hennep en XTC-pillen, gebruik van valse werkgeversverklaring en arbeidsovereenkomst

Op 17 mei 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het verwerken van hennep voor coffeeshops, de verkoop van hennep en het bezit van hennepproducten en XTC-pillen. De verdachte had gebruik gemaakt van een valse werkgeversverklaring en een valse arbeidsovereenkomst, wat leidde tot valsheid in geschrift. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastelegging en hem een gevangenisstraf van 9 maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest. Tevens werd een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 4 maanden ten uitvoer gelegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich meermalen schuldig had gemaakt aan het verwerken van hennep en het bezit van XTC-pillen, wat aanzienlijke risico's voor de gezondheid van gebruikers met zich meebrengt. De verdachte had bovendien valsheid in geschrift gepleegd door valse documenten te overleggen voor het verkrijgen van een hypothecaire lening. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De beslissing omvatte ook de verbeurdverklaring van in beslag genomen goederen en de teruggave van andere goederen aan de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummers: 01/880080-15 en 01/860039-16 (ter terechtzitting gevoegd)
Parketnummer vordering: 01/845526-13
Datum uitspraak: 17 mei 2016
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adresgegevens] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 januari 2016 en 3 mei 2016.
Op de zitting van 3 mei 2016 heeft de rechtbank de tegen verdachte/veroordeelde, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 2 december 2015 en 6 april 2016.
Nadat de tenlastelegging onder parketnummer 01/880080-15 op de terechtzitting van 3 mei 2016 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode 12 augustus 2015 tot en met 20 september 2015 te Eindhoven en/of Helmond en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelheid/hoeveelheden hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij op of omstreeks 21 september 2015 te Eindhoven en/of Helmond en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 100 gram of daaromtrent, in elk geval enige hoeveelheid, hennep (in een woning gelegen aan de [adres 1] te Helmond)

en/of

- 30 joints bevattende hennep (in een woning gelegen aan de [adres 1] te Helmond)

en/of

- 200 gram of daaromtrent, in elk geval enige hoeveelheid, hennep (aangetroffen bij zijn aanhouding)

en/of

- 15,5 kilogram of daaromtrent, in elk geval enige hoeveelheid, (gedroogde) hennep (in een woning aan de [adres 2] te Eindhoven),
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 21 september 2015 te Helmond, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 52 XTC- pillen (met een gewicht van in totaal 23,4 gram of daaromtrent), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/860039-16 tenlastegelegd dat:
Primair
hij op een tijdstip gelegen in of omstreeks de periode van 1 maart 2015 tot en met 10 juni 2015 te Helmond, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse of vervalste werkgeversverklaring van [betrokken bedrijf 1] . en/of een model arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd van [betrokken bedrijf 1] , -zijnde (telkens) een geschriften dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- , als ware dat/deze geschrift(en) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) ter verkrijging van een hypothecaire geldlening ten behoeve van de aankoop van een woning gelegen aan de [adres 1] te Helmond, bij de daarop betrekking hebbende hypotheekaanvraag:
-een werkgeversverklaring ten name van [betrokken bedrijf 1] met betrekking tot de [verdachte] d.d. 20 april 2015
en/of
-een model arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen wergever [betrokken bedrijf 1] en [verdachte] d.d. 25 februari 2015 (via de tussenpersoon [betrokken bedrijf 2] ) heeft/hebben doen toekomen aan een hypotheekverstrekker, te weten [betrokken bedrijf 3] ,
en bestaande die valsheid of vervalsing (onder meer) hierin dat:
-in de bij die hypotheekaanvraag gevoegde werkgeversverklaring (zakelijk weergegeven) in strijd met de waarheid vermeld stond dat: [verdachte] als werknemer bij [betrokken bedrijf 1] . een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd had of was aangesteld in vaste dienst en/of dat er binnenkort geen voornemens waren om het dienstverband van [verdachte] te beëindigen
en/of
-in het bij die hypotheekaanvraag gevoegde model arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd (zakelijk weergegeven) in strijd met de waarheid vermeld stond dat: [verdachte] als werknemer op 1 maart 2015 in dienst is getreden bij [betrokken bedrijf 1] op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in de functie van automatiseringsdeskundige;
Subsidiair
hij op of omstreeks 10 juni 2015, in ieder geval in of omstreeks de periode van 1 maart 2015 tot en met 10 juni 2015 te Helmond en/of Nijmegen en/of elders in Nederland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen, [betrokken bedrijf 3] , en/althans een persoon en/of bedrijf handelende voor en/of optredende namens [betrokken bedrijf 3] , heeft bewogen tot het teniet doen van een inschuld, hebbende hij, verdachte, met vorenomschreven oogmerk - kort samengevat en zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid: zich bij de aanvraag en/of het afsluiten van een hypothecaire geldlening ten behoeve van de aankoop van het perceel [adres 1] te Helmond op basis van de bij deze hypotheekaanvraag overlegde (en op zijn naam gestelde) arbeidsovereenkomst en/of werkgeversverklaring en/of loonstrook (maart 2015) afkomstig van en/of op naam van het bedrijf [betrokken bedrijf 1] , voorgedaan
als zijnde voldoende kredietwaardig door bij het afsluiten van voormelde hypotheek geen melding te maken van het feit dat hij, verdachte, als hypotheeknemer, diens werkzaamheden als werknemer bij [betrokken bedrijf 1] per 1 mei 2015 had beëindigd en/of dat hij, verdachte, vanaf 1 mei 2015 geen loon/salaris (meer) ontving van [betrokken bedrijf 1] waardoor [betrokken bedrijf 3] , en/althans die persoon en/of dat bedrijf handelende voor en/of optredende namens [betrokken bedrijf 3] werd(en) bewogen tot het teniet doen van voormelde inschuld;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De vordering na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 01/845526-13 is aangebracht bij vordering van 6 april 2016. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de meervoudige kamer te arrondissement Oost-Brabant d.d. 25 augustus 2014. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewezenverklaring.

Ten aanzien van parketnummer 01/880080-15, feit 1:
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat om te komen tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde periode voor zover deze betrekking heeft op de maand september 2015 en spreekt verdachte van dit deel van de tenlastelegging vrij.
Ten aanzien van parketnummer 01/880080-15, feit 2:
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van 15,5 kilogram hennep in de woning aan de [adres 2] te Eindhoven. De rechtbank spreekt verdachte daarom van dit deel van de tenlastelegging vrij.
Ten aanzien van parketnummer 01/860039-16 (primair)
De raadsman heeft - kort gezegd- bepleit dat verdachte wel degelijk op basis van een arbeidsovereenkomst voor [betrokken bedrijf 1] . heeft gewerkt en dat de in de tenlastelegging genoemde geschriften niet valselijk zijn opgemaakt. Ook voor de subsidiair ten laste gelegde oplichting is volgens de raadsman geen bewijs aanwezig.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift en overweegt hiertoe als volgt.
Uit de bewijsmiddelen in het procesdossier is vast komen staan dat er op 25 maart 2015 bij [betrokken bedrijf 2] B.V. een verzoek werd ingediend om verdachte en zijn moeder, [betrokkene 1] (hierna te noemen: “ [betrokkene 1] ”), te begeleiden bij de verkoop van de woning ( [adres 1] te Helmond) van moeder aan verdachte. In dat kader heeft [betrokken bedrijf 2] ten behoeve van verdachte een hypothecaire geldlening aangevraagd ter financiering van deze voorgenomen woningverkoop. [betrokkene 1] heeft verklaard dat zij de woning aan haar zoon heeft verkocht om met de overwaarde haar schulden af te betalen. Zij heeft ook verklaard dat zij een affectieve relatie heeft met [betrokkene 2] (hierna te noemen: “ [betrokkene 2] ”). [betrokkene 2] is bestuurder en aandeelhouder van [betrokken bedrijf 1] ..
Ten behoeve van deze hypothecaire geldlening zijn door verdachte een arbeidsovereenkomst, een werkgeversverklaring van [betrokken bedrijf 1] . en twee salarisstroken aan [betrokken bedrijf 3] overgelegd. Op grond van voornoemde stukken is door [betrokken bedrijf 3] een hypothecaire geldlening verstrekt. Op 10 juni 2015 is de hypotheekakte gepasseerd en is de woning [adres 1] te Helmond geleverd aan verdachte.
[betrokkene 2] heeft op 12 oktober 2015 telefonisch jegens [verbalisant 1] verklaard dat hij verdachte en zijn moeder “vooruit wilde helpen”, hij daarom aan verdachte een arbeidsovereenkomst heeft aangeboden, dat verdachte twee maanden salaris heeft verkregen en dat de arbeidsovereenkomst is beëindigd omdat verdachte niet veel werk verzette. Voorts heeft hij in dit telefoongesprek verklaard dat hij verdachte slechts enkele keren heeft ontmoet en hij verdachte 1 à 2 jaar geleden voor het laatst heeft ontmoet. [betrokkene 2] heeft in een verhoor op 4 november 2015 ten overstaan van eerder genoemde verbalisant geen antwoord willen geven op vragen over de invulling van de werkzaamheden door verdachte, de arbeidsovereenkomst en de salarisspecificaties.
[betrokkene 1] heeft verklaard dat er bijna nooit contact is tussen verdachte en [betrokkene 2] .
Ten behoeve van de hypothecaire geldlening zijn door verdachte een arbeidsovereenkomst, een werkgeversverklaring van [betrokken bedrijf 1] . en twee salarisstroken aan
[betrokken bedrijf 3]overgelegd. Op grond van voornoemde stukken heeft [betrokken bedrijf 3] een hypothecaire geldlening verstrekt. Op 10 juni 2015 is de hypotheekakte gepasseerd. De rechtbank stelt vast dat [betrokken bedrijf 1] in maart en april 2015 per bank een bedrag aan verdachte heeft overgeboekt met als omschrijving ‘salaris’. In het dossier bevindt zich een iCOV rapportage vermogen- en inkomsten. Hieruit blijkt dat over de jaren 2012-2014 geen inkomensgegevens van verdachte bekend zijn. Uit de gegevens van de FIOD-Belastingsdienst blijkt bovendien dat [betrokken bedrijf 1] geen loonheffing voor verdachte heeft afgedragen.
De salarisadministrateur van [betrokken bedrijf 1] . heeft verklaard dat hij in opdracht van [betrokkene 2] in maart 2015 een salarisstrook heeft opgemaakt voor verdachte. Op 28 mei 2015 kreeg hij echter het verzoek van [betrokkene 2] om [verdachte] geheel uit de salarisadministratie te verwijderen. Op deze datum was er nog geen loonheffing over de maanden maart en april 2015 afgedragen. Volgens de salarisadministrateur heeft [betrokkene 2] omstreeks 29 oktober 2015 verzocht om de loonheffing voor [verdachte] over de maanden maart en april 2015 alsnog te regelen en om verdachte aan te melden bij de bedrijfsvereniging. Uit het dossier blijkt dat [betrokkene 2] er op dat moment al van op de hoogte was gesteld dat hij door de politie als verdachte zou worden gehoord terzake hypotheekfraude.
De rechtbank stelt vast dat op de computer die onder verdachte in beslag is genomen onder de gebruikersnaam “ [gebruikersnaam] ” op 30 maart 2015 een document werd aangemaakt (
File Created), genaamd “model arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd”.
In deze arbeidsovereenkomst staat vermeld dat verdachte op 1 maart 2015 bij [betrokken bedrijf 1] voor onbepaalde tijd in dienst treedt in de functie van automatiseringsdeskundige. Het bruto-salaris bedraagt € 3.000,00 per maand en de arbeidsduur bedraagt 40 uur per week. In het dossier bevindt zich tevens een op 25 februari 2015 door [betrokken bedrijf 1] . en verdachte ondertekend model arbeidsovereenkomst. De opmaak is hetzelfde als het eerstgenoemde model, met weglating van enkele keuzemogelijkheden. De vestigingsplaats van de werkgever, in eerstgenoemd model Bussum, is vervangen door Amsterdam.
In de ondertekende arbeidsovereenkomst is bepaald dat de werkzaamheden dienen te worden verricht vanuit huis, kantoor of ‘ locatie cliënt/opdrachtgever’. Gelet op de verklaring van [betrokkene 2] dat hij verdachte voor het laatst 1 of 2 jaar geleden heeft ontmoet is niet aannemelijk dat verdachte werkzaamheden op het kantoor te Amsterdam heeft verricht. Verder heeft verdachte geen duidelijkheid verschaft over zijn werkzaamheden voor [betrokken bedrijf 1] deskundigheid als automatiseringsdeskundige. Hij heeft ter terechtzitting enkel verklaard dat hij certificaten heeft behaald van Google Adwords en werkzaamheden aan de webshop van de onderneming van zijn moeder heeft verricht.
In de werkgeversverklaring die zich bij de stukken bevindt, gedateerd 20 april 2015 en ondertekend door [betrokkene 2] , is als antwoord op de
vraag “zijn er voornemens het dienstverband binnenkort te beëindigen”het vakje “
nee” aangekruist.
De rechtbank stelt vast dat door verdachte een niet ondertekende arbeidsovereenkomst is overgelegd aan [betrokken bedrijf 2] . [betrokken bedrijf 2] heeft [betrokkene 2] vervolgens op 5 mei 2015 per e-mail verzocht om de arbeidsovereenkomst te ondertekenen en hem in diezelfde e-mail bericht dat zij de arbeidsovereenkomst vervolgens ook aan verdachte ter ondertekening zouden voorleggen. [betrokkene 2] heeft vervolgens niet bericht dat de arbeidsovereenkomst op dat moment reeds was beëindigd, maar per e-mail geantwoord “
Er was toch al een arbeidsovereenkomst [betrokkene 3] ? Of heb je die niet ontvangen?”De rechtbank stelt voorts vast dat in de arbeidsovereenkomst een proeftijd was opgenomen van 1 maand. [betrokkene 2] heeft verdachte, ondanks het feit dat hij niet goed presteerde, niet in de proeftijd ontslagen, maar pas na 2 maanden.
Al deze omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien leiden naar oordeel van de rechtbank tot de conclusie dat wettig en overtuigend is bewezen dat tussen verdachte en [betrokken bedrijf 1] sprake is geweest van een fictief dienstverband en dat de arbeidsovereenkomst en werkgeversverklaring valselijk zijn opgemaakt teneinde een hypothecaire geldlening te verkrijgen. Uit de omstandigheid dat door of namens verdachte de genoemde bescheiden daadwerkelijk aan de hypotheekverstrekker zijn overgelegd leidt de rechtbank het opzet bij verdachte op het gebruik van deze valselijk opgemaakte stukken af.
Bij haar oordeel betrekt de rechtbank bovendien de omstandigheid dat verdachte zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen. Verdachte heeft aldus voor de hiervoor omschreven omstandigheden, die redengevend zijn voor het bewijs van het aan hem tenlastegelegde feit, geen redelijke verklaring gegeven.
De rechtbank laat het ontbreken van een verklaring van de verdachte op genoemde omstandigheden ten nadele van verdachte meewegen bij de waardering van het voorhanden zijnde bewijs.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
Ten aanzien van parketnummer 01/880080-15
1.
op tijdstippen gelegen in de periode 12 augustus 2015 tot en met 20 september 2015 te Eindhoven en/of Helmond tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk heeft verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval telkens opzettelijk aanwezig heeft gehad, hoeveelheden hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;

2.

op 21 september 2015 te Helmond telkens opzettelijk aanwezig heeft gehad

- 100 gram, of daaromtrent, hennep (in een woning gelegen aan de [adres 1] te Helmond)

en

- 30 joints bevattende hennep (in een woning gelegen aan de [adres 1] te Helmond)

en

- 200 gram, of daaromtrent, hennep (aangetroffen bij zijn aanhouding),
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
op 21 september 2015 te Helmond, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 52 XTC-pillen bevattende MDMA, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Ten aanzien van parketnummer 01/860039-16, primair:
in de periode van 25 maart 2015 tot en met 10 juni 2015 te Helmond, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse werkgeversverklaring van [betrokken bedrijf 1] . en een model arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd van [betrokken bedrijf 1] ., -zijnde
telkens geschriften bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen -, als ware deze geschriften echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, ter verkrijging van een hypothecaire geldlening ten behoeve van de aankoop van een woning gelegen aan de [adres 1] te Helmond, bij de daarop betrekking hebbende hypotheekaanvraag:
-een werkgeversverklaring ten name van [betrokken bedrijf 1] . met betrekking tot de [verdachte] d.d. 20 april 2015
en
-een model arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen werkgever [betrokken bedrijf 1] en [verdachte] d.d. 25 februari 2015 (via de tussenpersoon [betrokken bedrijf 2] ) heeft doen toekomen aan een hypotheekverstrekker, te weten [betrokken bedrijf 3] ,
en bestaande die valsheid (onder meer) hierin dat:
-in de bij die hypotheekaanvraag gevoegde werkgeversverklaring (zakelijk weergegeven) in strijd met de waarheid vermeld stond dat [verdachte] als werknemer bij [betrokken bedrijf 1] . een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd had en dat er binnenkort geen voornemens waren om het dienstverband van [verdachte] te beëindigen.
en
-in het bij die hypotheekaanvraag gevoegde model arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd (zakelijk weergegeven) in strijd met de waarheid vermeld stond dat [verdachte] als werknemer op 1 maart 2015 in dienst is getreden bij [betrokken bedrijf 1] . op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in de functie van automatiseringsdeskundige.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

Ten aanzien van parketnummer 01/880080-15 , feit 1, feit 2 en feit 3 en parketnummer 01/860039-16 primair:
Een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De officier van justitie heeft verbeurdverklaring gevorderd ten aanzien van de onder verdachte in beslag genomen geldbedragen, personenauto en mobiele telefoon.
De officier van justitie heeft ten aanzien van de in beslag genomen gripzakjes gevorderd om deze te onttrekken aan het verkeer.
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering tot tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling geheel toe te wijzen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich meermalen samen met anderen schuldig gemaakt aan het verwerken van hennep ten behoeve van coffeeshops. Voort heeft hij zich, blijkens zijn verklaring bij de politie, schuldig gemaakt aan de verkoop van aanzienlijke hoeveelheden hennep (200 gram per transactie). Daarnaast heeft hij hennepproducten en 52 XTC- pillen opzettelijk aanwezig gehad.
Hennep en XTC- pillen brengen risico's mee voor de gezondheid van gebruikers en veroorzaken mede daardoor schade van velerlei aard in de samenleving.
Bekend is bovendien dat de hennephandel gepaard gaat met andere, ook zware vormen van criminaliteit. De verdachte heeft daaraan door zijn handelen bijgedragen en zich kennelijk om deze gevolgen niet bekommerd.
Voorts heeft verdachte ten behoeve van de verkrijging van een hypothecaire geldlening gebruik gemaakt van een valse werkgeversverklaring en een valse arbeidsovereenkomst. Dat betekent dat hij zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift. Door zo te handelen heeft hij het vertrouwen dat medewerkers van financiële instellingen, en aldus het maatschappelijk verkeer, in de juistheid en echtheid van bepaalde geschriften moeten kunnen stellen, geschaad. Verdachte heeft ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in hem als klant werd gesteld. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte eerder werd veroordeeld voor Opiumwetdelicten. Bovendien heeft verdachte de onderhavige strafbare feiten heeft gepleegd tijdens de proeftijd van een eerdere veroordeling.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van na te melden duur.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank komt tot een andere bewezenverklaring dan waarop de officier van justitie zijn eis heeft gebaseerd en zij van oordeel is dat de straf die zij zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

Beslag.De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn die aan de veroordeelde toebehoorden of die geheel of ten dele ten eigen bate kunnen worden aangewend en die geheel of grotendeels door middel van de strafbare feiten zijn verkregen;

De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn die tot het begaan van het misdrijf zijn vervaardigd of bestemd.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.

Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01/845526-13.

De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 27, 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57 en 225 van het
Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. 01/880080-15 feit 1: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd. T.a.v. 01/880080-15 feit 2: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd. T.a.v. 01/880080-15 feit 3: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C, van de Opiumwet gegeven verbod. T.a.v. 01/860039-16 primair: opzettelijk gebruik maken van het valse geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, terwijl uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan, meermalen gepleegd. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen en maatregel.
T.a.v. 01/880080-15 feit 1, feit 2, feit 3, 01/860039-16 primair: Gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Teruggave inbeslaggenomen goederen, te weten: een personenauto (goednummer735122) en een GSM Samsung (goednummer 872647) aan verdachte. Onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen, te weten: 1000 gripzakjes. Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten: een geldbedrag ad € 900,- (goednummer 872375) en een geldbedrag ad € 925,- (goednummer 872391)
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:Last tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer in het arrondissement Oost-Brabant d.d. 25 augustus 2014, gewezen onder parketnummer 01/845526-13, te weten:
Gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J.A. Donkersloot, voorzitter,
mr. R.M.L. Heemskerk-Pleging en mr. F. Schneider, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.J.H.L. Coppens, griffier,
en is uitgesproken op 17 mei 2016.
Mr. Schneider is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.