ECLI:NL:RBOBR:2016:247

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
25 januari 2016
Publicatiedatum
22 januari 2016
Zaaknummer
15_2415
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding als gevolg van werkzaamheden aan de Bartenbrug in 's-Hertogenbosch

In deze zaak heeft eiseres, een schoonheidssalon in 's-Hertogenbosch, schadevergoeding verzocht van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Hertogenbosch. Eiseres stelt schade te hebben geleden door de werkzaamheden aan de Bartenbrug, die in juni 2012 zijn gestart. Verweerder heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen na advies van de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (SAOZ). De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat zij onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de schade door de afsluiting van de brug is veroorzaakt. De rechtbank oordeelt dat de omzetdaling van eiseres niet direct te relateren is aan de werkzaamheden aan de brug, en dat eiseres niet de benodigde bewijsstukken heeft overlegd om haar stellingen te onderbouwen. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit standhoudt en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 15/2415

uitspraak van de meervoudige kamer van 25 januari 2016 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. C. Lubben),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Hertogenbosch, verweerder,
(gemachtigde: mr. P.W. Elfring).

Procesverloop

Bij besluit van 28 augustus 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om schadevergoeding afgewezen.
Bij besluit van 10 juli 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 december 2015. Daartoe is de zaak gevoegd met de zaak SHE 15/6168. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Na de zitting heeft de rechtbank de zaken gesplitst; in de zaak SHE 15/6168 zal afzonderlijk uitspraak worden gedaan.

Overwegingen

1. Op 16 september 2003 heeft de raad van verweerders gemeente besloten de in slechte staat verkerende Bartenbrug te vervangen. De werkzaamheden zijn in juni 2012 gestart. Eiseres exploiteert in het pand [adres] te ’s-Hertogenbosch een schoonheidssalon. Zij huurt daartoe een ruimte van de eisers in zaak SHE 15/6168, die eigenaren zijn van het pand. Ze heeft op 7 januari 2014 bij verweerder een verzoek om nadeelcompensatie ingediend, omdat ze stelt schade te hebben geleden door de sloop en aanleg van de Bartenbrug. De werkzaamheden hebben ervoor gezorgd dat het pand slecht bereikbaar is geweest, waardoor zij omzet heeft gemist.
2. Verweerder heeft de aanvraag voor advies voorgelegd aan de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (SAOZ). SAOZ heeft een algemeen advies uitgebracht (dat ook ziet op aanvragen van andere gestelde gedupeerden) en in juli 2014 heeft SAOZ een advies opgesteld dat specifiek ziet op de situatie van eiseres.
3. SAOZ stelt in de adviezen dat enkel een vergelijking kan worden gemaakt tussen de verschillende jaaromzetten, omdat eiseres geen maand- of kwartaalomzetten heeft verstrekt. Uitgaande van een schadeperiode van juni 2012 (start werkzaamheden) tot en met december 2013, vergelijkt SAOZ vervolgens de jaaromzetten in de jaren 2010 tot en met 2013 met elkaar. Die jaaromzetten zijn gedaald, maar de daling is afgevlakt en niet, zoals volgens SAOZ verwacht mag worden, sterker geworden. In het advies is de volgende tabel opgenomen:
Boekjaar
Omzet
Ontwikkeling t.o.v. voorgaand jaar
2010
€ 32.618
n.v.t.
2011
€ 23.438
- 28,1%
2012
€ 18.881
- 22,4%
2013
€ 15.919
- 12,4%
SAOZ concludeert dat geen sprake is van een causaal verband tussen de omzetontwikkeling van het bedrijf van eiseres en de werkzaamheden aan de Bartenbrug en dat zij dus geen aan die werkzaamheden toe te rekenen nadelen heeft geleden.
4. Bij het primaire besluit heeft verweerder het advies van SAOZ overgenomen en de aanvraag van eiseres afgewezen. In bezwaar heeft eiseres aangevoerd dat de omzetdaling voorafgaand aan de werkzaamheden aan de Bartenbrug te maken had met het feit dat ze in 2011 minder heeft gewerkt, in verband met de opvang van haar kinderen en als gevolg van een longontsteking. Ze heeft een rapport overgelegd van Van der Heijden Rentmeesters te Helvoirt van 12 maart 2015.
5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder, onder verwijzing naar het aanvullende advies van SAOZ, het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
6. In beroep heeft eiseres aangevoerd dat ze niet wist dat verweerder haar verklaring niet aannemelijk vond en dat er nooit om stukken is verzocht. Verweerder had om bewijsmiddelen kunnen vragen, maar heeft dat niet gedaan. Die handelwijze is in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (zorgvuldige voorbereiding). Eiseres verwijst naar het in bezwaar overgelegde rapport van Van der Heijden Rentmeesters en persisteert bij de stelling dat de schade die zij heeft geleden door de afsluiting van de brug is veroorzaakt.
7. De rechtbank is van oordeel dat de aangedragen beroepsgronden niet slagen.
Het is, anders dan eiseres stelt, niet aan verweerder om te vragen om bewijsmiddelen. Het is aan eiseres om – ter staving van het door haar gestelde – die bewijsmiddelen zelf aan te dragen. De rechtbank constateert overigens dat in het conceptadvies dat SAOZ in april 2014 heeft opgesteld met zoveel woorden is vermeld dat er enkel een vergelijking tussen jaaromzetten kan worden gemaakt, omdat eiseres geen maand- of kwartaalomzetten heeft verstrekt. Eiseres is er aldus in de aanloopfase ook nog uitdrukkelijk op gewezen dat additionele informatie nodig was om tot een fijnmaziger beoordeling te kunnen komen. Ze heeft echter niet gereageerd op het conceptadvies, terwijl ze daartoe wel in de gelegenheid is gesteld.
De verwijzing in beroep naar het rapport van Van der Heijden Rentmeesters baat eiseres niet. SAOZ heeft op 1 april 2015 een uitgebreide reactie op het rapport van Van der Heijden Rentmeesters gegeven. In die reactie is het volgende vermeld:
“In dit verband merken wij nog op dat een gelijkmatige middeling van de jaaromzetten, bij gebreke van kwantitatief inzicht in de werkelijke ontwikkeling van de periodieke omzetten, niet kan worden aangemerkt als een representatieve wijze waarop binnen het stelsel van nadeelcompensatie de schade beoordeeld dient te worden. Dit klemt eveneens omdat wij van mening zijn dat een ondernemer, gelet op zijn of haar BTW-verplichtingen in ieder geval inzicht dient te kunnen geven in de gerealiseerde kwartaalomzetten. Appellante heeft dit, ook thans, niet gedaan.”De reactie gaat voorts gemotiveerd in op wat door Van der Heijden Rentmeesters is aangedragen; onder meer is in de reactie vermeld dat eiseres haar stellingen over haar privéomstandigheden niet met bewijsstukken aannemelijk heeft gemaakt, zodat die stellingen niet objectief toetsbaar zijn.
Eiseres heeft in beroep niet gesteld dat en op welke punten de reactie van SAOZ volgens haar niet deugt. Zij heeft ter zitting weliswaar de al eerder door haar genoemde mogelijke oorzaken voor de, voorafgaand aan de werkzaamheden ingezette, omzetdaling opnieuw opgeworpen (te weten dat zij minder heeft gewerkt wegens ziekte en zorg voor haar kinderen), maar zij heeft haar stellingen ter zake nog steeds niet onderbouwd, noch geconcretiseerd. Eiseres heeft, gelet hierop, onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de schade die zij heeft geleden door de afsluiting van de brug is veroorzaakt.
8. Geen van de tegen het bestreden besluit aangevoerde beroepsgronden slaagt. Dat betekent dat het bestreden besluit stand houdt en het beroep ongegrond is. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.H. Rijken-Lie, voorzitter, en mr. D.J. de Lange en mr. M.L.W.M. Viering, leden, in aanwezigheid van A.J.H. van der Donk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2016.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.