ECLI:NL:RBOBR:2016:2368

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 mei 2016
Publicatiedatum
11 mei 2016
Zaaknummer
01/860218-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met een minderjarige

Op 12 mei 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarig meisje van zes jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 2 juni 2014 in Bergeijk ontuchtige handelingen heeft gepleegd met het slachtoffer, dat toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt. De tenlastelegging omvatte onder andere het naar beneden trekken van de onderbroek van het slachtoffer, het strelen en betasten van haar lichaam, en het tegen zich aan drukken en knuffelen van het slachtoffer. De rechtbank heeft op basis van de feiten en omstandigheden, zoals vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen geacht dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.

De rechtbank heeft rekening gehouden met de vordering van de officier van justitie, die een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden had geëist. De verdediging pleitte voor een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij de verdachte zijn behandeltraject niet zou verstoren. De rechtbank heeft in haar oordeel de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het belang van voortzetting van de behandeling in overweging genomen. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om een gevangenisstraf van acht maanden voorwaardelijk op te leggen, met een proeftijd van vier jaren. De rechtbank heeft daarbij als algemene voorwaarde gesteld dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is op 12 mei 2016 openbaar gemaakt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/860218-15
Datum uitspraak: 12 mei 2016
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1976] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 april 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 18 december 2015.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 02 juni 2014 te Bergeijk, althans in het arrondissement Oost Brabant met [slachtoffer] , geboren op [2008] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, hebbende verdachte
- de onderbroek van die [slachtoffer] naar beneden/uit getrokken en/of
- de schaamstreek/vagina en/of het lichaam van die [slachtoffer] gestreeld en/of betast en/of
- die [slachtoffer] tegen zich aan gedrukt/geknuffeld en/of
- zijn, verdachtes, penis vastgepakt en/of afgetrokken en/of - zijn, verdachtes, penis tegen de schaamstreek/vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of geduwd;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
op 02 juni 2014 te Bergeijk, met [slachtoffer] , geboren op [2008] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, hebbende verdachte
- de onderbroek van die [slachtoffer] naar beneden getrokken en
- de schaamstreek/vagina en het lichaam van die [slachtoffer] gestreeld en/of betast en
- die [slachtoffer] tegen zich aan gedrukt/geknuffeld en
- zijn, verdachtes, penis vastgepakt en afgetrokken en
- zijn, verdachtes, penis tegen de schaamstreek/vagina van die [slachtoffer] geduwd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

  • Bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit;
  • Een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, geheel onvoorwaardelijk.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het standpunt van de verdediging.

De verdediging verzoekt de rechtbank ingeval van strafoplegging een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Een taakstraf zal praktisch niet mogelijk zijn.
Verder stelt de verdediging dat in het voordeel van verdachte in aanmerking moet worden genomen dat hij volledige openheid van zaken heeft gegeven en er bij hem een intrinsiek probleembesef bestaat. Verdachte is zelf vader van een dochtertje en wordt daardoor direct geconfronteerd met zijn eigen handelen. Indien de rechtbank tot het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou overgaan, verliest verdachte zijn baan. Verdachte kan dat financieel niet aan, te meer daar hij reeds schulden heeft en voor een aantal schulden nog een betalingsregeling moet treffen. Verdachte gebruikt nu libido remmende medicatie en is medicatie- en behandeltrouw. In België is verdachte voor een aantal zedenzaken voorwaardelijk veroordeeld met een proeftijd van vijf jaar. In dat verband wordt verdachte behandeld en hij zet zich in voor deze behandeling. Er zijn veel contactmomenten in zijn behandeltraject en als het weer mis zou gaan, zijn er allerlei stokken achter de deur om hem direct af te straffen. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou alles wat tot op heden is opgebouwd kapot maken.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, door haar onderbroek naar beneden te trekken, de schaamstreek/vagina en haar lichaam te strelen en/of te betasten, haar tegen zich aan te drukken en te knuffelen. Hierbij heeft verdachte zich afgetrokken (gemasturbeerd) en bij het klaarkomen heeft hij zijn penis tegen de vagina van [slachtoffer] geduwd.
Verdachte heeft door deze handelingen een inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en hij heeft haar lichamelijke integriteit aangetast. De feiten moeten indruk op haar hebben gemaakt. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten kunnen daar jarenlang last van ondervinden en de herinnering eraan kan hen hinderen in hun dagelijks bestaan. De verdachte heeft daar onvoldoende oog voor gehad. Hij heeft de belangen van het minderjarig slachtoffer ondergeschikt gemaakt aan zijn eigen lustgevoelens. [slachtoffer] was tijdens het plegen van de ontuchtige handelingen nauwelijks zes jaar oud en zij was niet in staat fysieke weerstand te bieden.
Dit alles rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank in zijn voordeel rekening met de omstandigheid dat verdachte de ernst van het door hem aan zijn slachtoffer aangedane leed lijkt in te zien. Hij heeft berouw getoond en tijdens het voorbereidend onderzoek en ter terechtzitting openheid van zaken gegeven. Verdachte ziet in dat hij voor zijn (seksueel) overschrijdend gedrag behandeld moet worden en hij zet zich in voor zijn behandeling.
In het rapport van de reclassering van 29 oktober 2015 wordt geadviseerd een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf – al dan niet in combinatie met een werkstraf – op te leggen. Verdachte is in België op 30 april 2015 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar met een proeftijd van vijf jaar en meerdere bijzondere voorwaarden. De reclassering adviseert vanwege het juridische kader in België, het lopende toezicht bij Dienst Justitiehuizen en de reeds gestarte behandeling bij de VGGZ geen nieuwe bijzondere voorwaarden op te leggen. Een voortzetting van het ingezette traject wordt wenselijk geacht. De behandelaar in België is op de hoogte van het tenlastegelegde in Nederland. Het recidivegevaar wordt ingeschat als hoog/gemiddeld. Inschatting van de reclassering is dat de ingezette behandeling en de voorwaardelijke gevangenisstraf het risico op een hernieuwd zedendelict verlagen. Volgens de reclassering lijkt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een negatief effect te hebben op het werk van verdachte. Bovendien zal als gevolg van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf het ingezette behandel- en begeleidingstraject (tijdelijk) stopgezet worden.
Gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten heeft de rechtbank zich afgevraagd of het opleggen van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de reclassering geadviseerd, wel passend en geboden is. Verdachte heeft het thans bewezen verklaarde feit op 2 juni 2014 gepleegd. Dit is ná de in het Belgische vonnis tegen hem bewezen verklaarde feiten maar vóórdat hij in België veroordeeld werd. Van een overtreding van de in het vonnis van 30 april 2015 opgelegde voorwaarden is dan ook geen sprake. Om deze reden vraagt de rechtbank zich af of, gelet op de door de Belgische justitie gemaakte keuzes, het daar opgelegde juridische kader en het ingezette behandeltraject, waarmee uitdrukkelijk wordt beoogd het risico op recidive te verlagen, het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een meerwaarde heeft. Deze meerwaarde kan naar het oordeel van de rechtbank slechts bestaan uit het dienen van het strafdoel van vergelding. Dat is een redelijk strafdoel. De rechtbank beseft zich terdege dat de direct betrokkenen en de maatschappij als geheel na een feit zoals hier aan de orde, behoefte zullen hebben aan vergelding. Toch is de rechtbank, alles overziende, van oordeel dat de maatschappij meer gebaat is bij een ononderbroken en voortgezette behandeling van verdachte dan bij een vergelding van zijn schuld. Die ononderbroken en voortgezette behandeling lijkt bij het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf juist in gevaar te komen. De rechtbank is daarom van oordeel dat onder de gegeven omstandigheden een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden een passende straf is voor verdachte, omdat deze straf enerzijds (door zijn duur) afdoende recht doet aan de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten en anderzijds verdachte in staat stelt zijn gezins- en werkende leven voort zetten en zich in te blijven zetten voor zijn behandeling, hetgeen hem er van kan weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal daarbij de proeftijd vaststellen op 4 jaar, nu er gelet op de bewezen verklaarde feiten ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 247.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
met iemand beneden de leeftijd van 16 jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
Gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 4 jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. B.A.J. Zijlstra, voorzitter,
mr. I.L.A. Boer en mr. V.G.T. van Emstede, leden,
in tegenwoordigheid van mr. E. de Dooij, griffier,
en is uitgesproken op 12 mei 2016.
mr. V.G.T. van Emstede is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.