ECLI:NL:RBOBR:2016:2367

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 mei 2016
Publicatiedatum
11 mei 2016
Zaaknummer
01/845769-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing met vuurwapen en diefstal van een personenauto

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 12 mei 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot afpersing en diefstal van een personenauto. De verdachte heeft op 22 september 2015 in Helmond geprobeerd om [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van geld door hem te bedreigen met een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte [slachtoffer 1] heeft bedreigd met de woorden: 'ik moet mijn geld hebben en nu of ik schiet je kapot', en dat hij het vuurwapen op het gezicht van [slachtoffer 1] heeft gericht. De verdachte ontkende de beschuldigingen en beweerde dat het om een nepwapen ging, maar de rechtbank achtte de verklaring van de verdachte volstrekt onaannemelijk en geloofde de aangifte van [slachtoffer 1].

Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van diefstal van een personenauto, merk Peugeot 3008, die hij in de periode van 23 februari 2015 tot en met 22 september 2015 had weggenomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de poging tot afpersing en de diefstal, maar sprak hem vrij van een derde feit dat hem ten laste was gelegd, namelijk het voorhanden hebben van twee multiband jammers.

De rechtbank legde de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tien maanden op, met aftrek van voorarrest, en oordeelde dat de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 2], tot schadevergoeding van € 1.695,86, volledig toewijsbaar was. De rechtbank benadrukte de ernst van de gepleegde feiten en de impact daarvan op de slachtoffers, en hield rekening met de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845769-15
Datum uitspraak: 12 mei 2016
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1971] ,
thans gedetineerd te: Sittard, PI Limburg Zuid - De Geerhorst.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 april 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 30 maart 2016.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 september 2015 te Helmond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan genoemde [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, -die [slachtoffer 1] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond en/of
-tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "ik moet mijn geld hebben en nu of ik schiet je kapot" en/of
-dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het gezicht, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft gericht en/of
-dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft doorgeladen en/of geporbeerd door te laden en/of (vervolgens) (wederom) op die [slachtoffer 1] heeft gericht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 september 2015 te Helmond [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte toen daar opzettelijk dreigend -die [slachtoffer 1] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond en/of
-tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "ik moet mijn geld hebben en nu of ik schiet je kapot" en/of
-dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het gezicht, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft gericht en/of
-dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, doorgeladen en/of geprobeerd door te laden en/of (vervolgens) (wederom) op die [slachtoffer 1] gericht;
2.
hij in of omstreeks de periode van 23 februari 2015 tot en met 22 september 2015 te Maastricht en/of te Gronsveld en/of Helmond, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk Peugeot 3008), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 23 februair 2015 tot en met 22 september 2015 te Maastricht, en/of Gronsveld en/of Helmond, althans in Nederland, een personenauto (merk Peugeot 3008) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die personenauto (merk Peugeot 3008) wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 23 februari 2015 tot en met 22 september 2015 te Maastricht en/of Gronsveld en/of Helmond, althans in Nederland opzettelijk een personenauto(merk Peugeot 3008), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als gevonden voorwerp, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
hij op of omstreeks 22 september 2015 te Helmond, althans in Nederland, een of meerdere technisch(e) hulpmiddel(en), te weten te weten twee, althans een, multiband jammer(s), dat/die hoofdzakelijk geschikt gemaakt of ontworpen is/zijn voor het opzettelijk vernielen en/of beschadigen en/of onbruikbaar maken en/of veroorzaken van een stoornis in de gang en/of in de werking van een geautomatiseerd werk of enig werk voor telecommunicatie,
voorhanden heeft gehad, met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 350a, eerste lid, of 350c werd gepleegd;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijsoverweging feit 1.

Verdachte ontkent hetgeen hem onder feit 1 ten laste is gelegd. Verdachte heeft aangevoerd en omstandig toegelicht dat [slachtoffer 1] niet betrouwbaar is en diens aangifte niet geloofwaardig. Verdachte stelt dat hij weliswaar een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op [slachtoffer 1] heeft gericht en gericht heeft gehouden, maar dat dit een nepwapen (knalpistool) betrof dat [slachtoffer 1] hem zelf in handen heeft gegeven. Verdachte stelt dat [slachtoffer 1] kennelijk wilde dat hij hem zou bedreigen èn dat zijn klanten dat zagen. [slachtoffer 1] wist echter volgens verdachte dat het wapen niet echt was: van een reële bedreiging was volgens verdachte geen sprake.
De rechtbank stelt de versie die verdachte geeft van de gebeurtenissen op 22 september 2015 als volstrekt onaannemelijk terzijde. In al hetgeen verdachte naar voren heeft gebracht ziet de rechtbank geen aanleiding voor twijfel aan de geloofwaardigheid van de aangifte van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] verklaart dat verdachte het vuurwapen bij zich had en het uit zijn broeksband tevoorschijn trok. [slachtoffer 1] dacht dat het een echt vuurwapen was. Hij vreesde voor zijn leven. De aangifte van [slachtoffer 1] wordt ondersteund door de (tijdens diens verhoor bij de rechter-commissaris op 18 februari 2016 volgehouden) verklaring van [getuige 1] , die verklaart gezien te hebben dat [slachtoffer 1] in paniek was toen hij met verdachte naar hem toe kwam gelopen. Verdachte was woest, verklaart [getuige 1] , en hij heeft ook hem bedreigd.

Vrijspraak feit 3.

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 3 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte de twee jammers voorhanden heeft gehad, met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 350a, eerste lid, of 350c werd gepleegd. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting blijkt enkel van het voorhanden hebben, terwijl het oogmerk van verdachte niet duidelijk wordt.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1.
primair
op 22 september 2015 te Helmond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van geld, toebehorende aan genoemde [slachtoffer 1] ,
-die [slachtoffer 1] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond en
-tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "ik moet mijn geld hebben en nu of ik schiet je kapot" en
-dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het gezicht, van die [slachtoffer 1] heeft gericht en
-dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft doorgeladen of geprobeerd door te laden en vervolgens wederom op die [slachtoffer 1] heeft gericht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
primair
op 23 februari 2015 te Maastricht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk Peugeot 3008) toebehorende aan [slachtoffer 2] .
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

  • Bewezenverklaring van feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3;
  • Gevangenisstraf van 10 maanden met aftrek van voorarrest;
  • Opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis;
  • Onttrekking aan het verkeer van de twee in beslag genomen knalpatronen;
  • Gehele toewijzing van de vordering benadeelde partij à € 1.695,86 plus wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, subsidiair 26 dagen hechtenis.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing. Een delict als het onderhavige veroorzaakt maatschappelijke onrust. Het leidt tot gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer en direct betrokkenen en bij anderen. Verdachte heeft bij de poging tot afpersing gebruik gemaakt van een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Het gewelddadig karakter van het door verdachte gepleegde strafbare feit laat zien dat verdachte er niet voor terugschrikt om een ander mens te bedreigen met geweld. Verdachte heeft zich bij zijn strafbaar handelen niet bekommerd om de gevolgen voor het slachtoffer. Dat verdachte, al dan niet (deels) terecht, van mening was dat hij recht had op het geld in de vorm van nog uit te betalen loon, neemt dit de strafwaardigheid van zijn gedrag niet weg.
Tevens heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal. Diefstallen veroorzaken overlast en schade. Uit verdachtes handelen spreekt minachting voor andermans eigendom.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte eerder veelvuldig voor soortgelijke feiten werd veroordeeld. Verdachte heeft de onderhavige strafbare feiten gepleegd tijdens de proeftijd van een eerdere veroordeling die inmiddels al ten uitvoer is gelegd.
De rechtbank zal dezelfde straf opleggen als de door de officier van justitie gevorderde straf, ook al spreekt de rechtbank verdachte vrij van feit 3. De gevorderde straf is in overeenstemming met de aard en ernst van het bewezen verklaarde.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van voorarrest.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] . De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.

De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening, tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Beslag.De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke de feiten zijn begaan en deze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 45, 57, 310, 317.

DE UITSPRAAK

T.a.v. feit 3:Verklaart niet bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
T.a.v. feit 1 primair, feit 2 primair:Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 primair:poging tot afpersing
T.a.v. feit 2 primair:diefstal
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
T.a.v. feit 1 primair, feit 2 primair:Gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Opheffing van de schorsing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen, te weten: 2 STK munitie: RWS knalpatroon 9 mm, goednr. 877305.
T.a.v. feit 2 primair:Maatregel van schadevergoeding van EUR 1.695,86 subsidiair 26 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het [slachtoffer 2] van een bedrag van EUR 1.695,86 (zegge: duizendzeshonderdvijfennegentig euro en zesentachtig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 26 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , van een bedrag van EUR 1.695,86 (zegge: duizendzeshonderdvijfennegentig euro en zesentachtig eurocent), te weten materiële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. B.A.J. Zijlstra, voorzitter,
mr. I.L.A. Boer en mr. V.G.T. van Emstede, leden,
in tegenwoordigheid van mr. E. de Dooij, griffier,
en is uitgesproken op 12 mei 2016.
mr. V.G.T. van Emstede is buiten staat dit vonnis mede ondertekenen.