Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
- het tussenvonnis van 24 december 2014
- het proces-verbaal van comparitie van 1 april 2015.
2.De feiten
- de met de rechtsvoorganger van Endinet gesloten overeenkomsten komen voort uit een periode dat de Gemeenten het van het grootste belang achtten dat nutsvoorzieningen als de gas- elektra- en watervoorzieningen snel en voor veel inwoners beschikbaar kwamen. Dat is inmiddels reeds lang het geval en er is geen reden om te veronderstellen dat zulks door de opzegging anders zal worden;
- de markt is inmiddels sterk veranderd als gevolg van de liberalisering en privatisering van de nutsvoorzieningen. Daardoor manifesteren nutsbedrijven zich tegenwoordig veeleer als commerciële bedrijven en niet meer als overheidsdiensten;
- ondanks de veranderde situatie zijn de overeenkomsten met Endinet nog steeds niet of slechts in beperkte mate geactualiseerd, dit terwijl de overeenkomsten vaak al geruime tijd niet meer aansluiten bij de gerezen zakelijke en maatschappelijke verhoudingen;
- de Gemeenten zijn samen overgegaan tot actualisering van het beleid en beheer van kabels en leidingen op hun grondgebied. Besloten is om te gaan werken via de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren (hierna: AVOI) en de Beleidsregel Nadeelcompensatie voor het verleggen van kabels en leidingen (hierna: de Beleidsregel) en het Handboek Kabels en Leidingen van (onder meer) de Gemeenten (hierna: het Handboek). Deze publiekrechtelijke regelingen sluiten aan bij de heden ten dage algemeen geaccepteerde en gebruikelijke uitgangspunten voor wat betreft nadeelcompensatie;
- op basis van deze regelingen worden alle spelers op de markt binnen de gemeente op gelijke wijze benaderd en kan uniformiteit worden nagestreefd.
3.Het geschil
Primair
4.De beoordeling
De opzegbaarheid van de Overeenkomsten
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)