ECLI:NL:RBOBR:2016:229

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 januari 2016
Publicatiedatum
22 januari 2016
Zaaknummer
01/845782-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdachte veroordeeld voor het voorhanden hebben van een pistoolmitrailleur en cocaïne

Op 22 januari 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 26 september 2015 te Helmond een pistoolmitrailleur (CZ Scorpion) en 5,4 gram cocaïne voorhanden had. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die preventief gedetineerd was, zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een wapen van categorie II en het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne, een middel als bedoeld in de Opiumwet. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft tevens bepaald dat hij een eerder opgelegde gevangenisstraf van 97 dagen, die niet ten uitvoer was gelegd vanwege een voorwaardelijke invrijheidsstelling, alsnog moet uitzitten. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de maatschappelijke gevolgen van het illegale wapenbezit en drugshandel. De verdachte had verklaard het wapen te hebben aangeschaft voor gebruik in een videoclip, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet afdoet aan de ernst van zijn handelen. De rechtbank heeft de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling toegewezen, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en de leden de zaak hebben behandeld en de griffier aanwezig was.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845782-15
v.i.. zaaknummer: 99-000256-28 (01/885089-12)
Datum uitspraak: 22 januari 2016
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
preventief gedetineerd in de P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 januari 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 7 december 2015.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 september 2015 te Helmond tezamen met een ander, of anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie II of III, te weten een zogenaamd (semi-) automatisch (vuur)wapen (CZ Scorpion pistoolmitrailleur), en/of munitie van categorie II
of III, te weten een houder gevuld met patronen, voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 26 september 2015 te Helmond tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 5,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling.

De zaak met v.i. zaaknummer 99-000256-28 is aangebracht bij vordering van 22 oktober 2015. Deze vordering heeft betrekking op de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling van 97 dagen van de gevangenisstraf van 15 maanden, opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer in deze rechtbank van 19 september 2013 onder parketnummer 01/885089-12.
Verdachte/veroordeelde is op 6 november 2015 voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding en vordering geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde en de vordering kennis te nemen en er zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1.
op 26 september 2015 te Helmond, een wapen van categorie II, te weten een zogenaamd
(semi-)automatisch vuurwapen (CZ Scorpion pistoolmitrailleur) en munitie van categorie III, te weten een houder gevuld met patronen, voorhanden heeft gehad.
2.
op 26 september 2015 te Helmond tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad 5,4 gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Motivering van de beslissing.

De eis van de officier van justitie.
Een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van voorarrest.
Teruggave aan verdachte van een bedrag van € 550,- dat onder hem in beslag is genomen.
(Over het restant van het onder verdachte inbeslaggenomen geld wordt beslist in de procedure 552a Sv van [betrokkene 1] , kenmerk RK 15/2359)
Herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling voor een periode van 97 dagen.

Het oordeel van de rechtbank.

De op te leggen straf.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan.
Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een vuurwapen van categorie II, te weten een pistoolmitrailleur met bijbehorende munitie voorhanden gehad. Het is algemeen bekend dat het voorhanden hebben van een dergelijk wapen grote veiligheidsrisico's met zich brengt. Het illegale bezit van vuurwapens vormt vanwege de daaraan verbonden gevaarzetting een maatschappelijk kwaad en daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben ervan.
Verdachte heeft verklaard dat hij het wapen heeft aangeschaft om te gebruiken in een videoclip. Hij heeft verklaard dat hij niet de weg weet te bewandelen om aan een toneelattribuut te komen, omdat hij alleen het leven van de straat kent. Hij heeft er niet aan gedacht om een nepwapen te kopen. Verdachte rationaliseert daarmee zijn handelen en geeft er blijk van het kwalijke van zijn handelen onvoldoende in te zien.
Bij verdachte is ook een kleine hoeveelheid cocaïne aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat de drugs voor eigen gebruik waren. Het is een feit van algemene bekendheid dat (hard)drugs voor de volksgezondheid schadelijke stoffen zijn en dat gebruikers van (hard)drugs hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen. Verdachte heeft door deze drugs aanwezig te hebben bijgedragen aan de instandhouding van de drugshandel en zich aldus kennelijk niet bekommerd om de gevaren voor de gezondheid van de gebruikers van deze middelen en voor de maatschappelijke gevolgen ervan.
Bij de beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. In het geval van het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen luidt het oriëntatiepunt: een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandig-heden dat uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij meerdere malen voor overtreding van de Wet wapens en munitie en overtreding van de Opiumwet is veroordeeld, hetgeen hem er
kennelijk niet van heeft weerhouden de bewezenverklaarde strafbare feiten te plegen.
Bovendien heeft hij deze feiten gepleegd tijdens de proeftijd van een voorwaardelijke invrijheidstelling Verdachte was een gewaarschuwd man en wist dat het plegen van strafbare feiten gedurende die proeftijd tot hernieuwde vrijheidsbeneming zou kunnen leiden. Desondanks heeft de verdachte het bewezenverklaarde wapen aangeschaft en in zijn woning aanwezig gehad .
Verder zal de rechtbank rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die uit het reclasseringsrapport van 29 oktober 2015 naar voren zijn gekomen. In het bijzonder blijkt uit dat rapport van een gedurende enkele jaren ontstaan patroon waarin verdachte bij elke detentie beterschap belooft en zich voorneemt uit handen van justitie te blijven, maar keer op keer toch verkeerde keuzes maakt, die leiden tot hernieuwd justitiecontact.
De rechtbank is van oordeel dat -alles afwegende- in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf van na te melden duur.
Het verweer van de verdediging dat een langdurige gevangenisstraf nadelig is voor de carrière van verdachte als rapper, is voor de rechtbank -gelet op het vorenstaande- geen reden om tot een andersluidend oordeel te komen, nu toch de verdachte deze negatieve gevolgen uitsluitend aan zijn eigen handelen te danken heeft.
De rechtbank zal wel een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Beslag.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave ervan.
De vordering tot herroeping voorwaardelijke invrijheidsstelling.
Een voorwaardelijke invrijheidstelling geschiedt altijd onder de algemene voorwaarde dat veroordeelde gedurende de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zal begaan. Ook aan verdachte/veroordeelde was deze voorwaarde bekend.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte/veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.
In hetgeen ter terechtzitting aan de orde is gekomen en in de persoon van de verdachte/ veroordeelde, ziet de rechtbank geen aanleiding om niet tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling over te gaan.
De toegepaste wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 15j, 27, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht,
2 en 10 van de Opiumwet en 2, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

DE UITSPRAAK

De rechtbank.
Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
feit 1: handelen in strijd met artikel 26 van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II en handelen in strijd met artikel 26 van de Wet wapens en munitie (munitie). feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
Gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Beslag.
Gelast de teruggave aan verdachte van een geldbedrag van € 550,-.
De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling
Wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling met v.i.-zaaknummer 99-000256-28 toe.
Gelast dat de vrijheidsstraf die als gevolg van de toepassing van de regeling voorwaardelijke invrijheidsstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog moet worden ondergaan, te weten voor de duur van 97 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.P.J. Scheele, voorzitter,
mr. E.C.P.M. Valckx en mr. B. Damen, leden,
in tegenwoordigheid van M.P.M. van Goethem, griffier,
en is uitgesproken op 22 januari 2016.
Mr. B. Damen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.