ECLI:NL:RBOBR:2016:228

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 januari 2016
Publicatiedatum
22 januari 2016
Zaaknummer
01/845572-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en beschadiging van een taxi in Eindhoven

Op 22 januari 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 15 juli 2015 in Eindhoven een slachtoffer met een bierfles heeft geslagen en de zijspiegel van een taxi heeft beschadigd. De verdachte, geboren in 1984 en thans gedetineerd, heeft het slachtoffer meerdere keren met een bierfles tegen het gezicht en hoofd geslagen, wat leidde tot verwondingen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van getuigenverklaringen en camerabeelden. De officier van justitie vorderde vrijspraak voor zware mishandeling, maar achtte de poging tot zware mishandeling en de beschadiging van de taxi wettig en overtuigend bewezen. De verdachte ontkende de feiten, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de poging tot zware mishandeling en de beschadiging van de taxi. De rechtbank legde een ISD-maatregel van twee jaar op, gezien de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte. De benadeelde partij, het slachtoffer, werd gedeeltelijk in het gelijk gesteld voor materiële schade, maar niet-ontvankelijk verklaard voor andere schadeposten. De rechtbank benadrukte de maatschappelijke impact van het geweld en de noodzaak van de maatregel voor de veiligheid van de samenleving.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845572-15
Datum uitspraak: 22 januari 2016
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1984 ,
wonende te [adresgegevens] ,
thans gedetineerd te: PI Limburg Zuid - De Geerhorst.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 26 oktober 2015 en 8 januari 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 28 september 2015.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 juli 2015 te Eindhoven aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere snij/steekwonden in het gelaat en/of op het hoofd en/of in de nek, althans op/in het lichaam heeft toegebracht door meermalen, althans éénmaal (met kracht) met een (bier)fles te slaan en/of te steken op /tegen/ in het gezicht en/of het hoofd van die [slachtoffer 1] ;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 juli 2015 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 1] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
door meermalen, althans éénmaal (met kracht) met een (bier)fles te slaan en/of te steken op/tegen/in het gezicht en/of het hoofd van die [slachtoffer 1] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 juli 2015 te Eindhoven
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door door meermalen, althans éénmaal (met kracht) met een (bier)fles te slaan en/of te steken op /tegen/ in het gezicht en/of het hoofd van die [slachtoffer 1] ;
2.
hij op of omstreeks 15 juli 2015 te Eindhoven opzettelijk en wederrechtelijk (een zijspiegel van) een taxi, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [eigenaar taxi] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Op 15 juli 2015 is [slachtoffer 1] ’s nachts in Eindhoven met een bierfles tegen het hoofd/gezicht geslagen en/of gestoken, waarbij [slachtoffer 1] gewond is geraakt. Diezelfde nacht is de zijspiegel van een taxi te Eindhoven beschadigd. De vraag dient te worden beantwoord of het verdachte is geweest die deze geweldshandelingen heeft gepleegd en zo ja, welke juridische kwalificatie daar aan kan worden gegeven.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft vrijspraak van de onder 1 primair ten laste gelegde zware mishandeling gevorderd. De officier van justitie acht de onder 1 subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling en de onder 2 ten laste gelegde beschadiging wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte ontkent het hem ten laste gelegde te hebben gepleegd.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat zijn cliënt ten stelligste ontkent het ten laste gelegde te hebben gepleegd. De raadsman heeft zich voor wat betreft het ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank. [1]

Ten aanzien van de feiten 1.

Op 15 juli 2015 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan van mishandeling.
Op 15 juli 2015 tussen omstreeks 02.30 uur en 02.35 uur bevond hij zich met [slachtoffer 2] en [betrokkene 1] op [straat misdrijf] te Eindhoven. Er kwam een donkere man met afrokapsel, die telkens zei: ‘Waar is mijn fiets, waar is mijn fiets?’. De man griste een paraplu uit de handen van [slachtoffer 2] . Uit het niets voelde hij dat de man hem opzettelijk en met kracht een klap in zijn gezicht gaf en dat er groen glas naar beneden viel. Hij hoorde het kapot gaan van glas. Hij had het vermoeden dat de man hem opzettelijk en met kracht met een bierflesje in zijn gezicht had geslagen. Hij draaide zich om, waarna de man hem nogmaals met de kapotte bierfles opzettelijk en met kracht op zijn achterhoofd en nek sloeg. Hij had door dit geweld verwondingen aan zijn achterhoofd, nek en neus. [2]
[betrokkene 1] heeft verklaard dat zij op 15 juli 2015 met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op [straat misdrijf] stond te praten. Een zwaar dronken man kwam op hen af. Het betrof een negroïde man met afrokapsel en aan de zijkanten van zijn hoofd kort geschoren. Hij pakte de paraplu van [slachtoffer 2] . [slachtoffer 1] vroeg de man de paraplu terug te geven. De man sloeg met een bierflesje op het hoofd van [slachtoffer 1] . Het bierflesje sprong kapot. Ze zag dat [slachtoffer 1] flink bloedde op zijn achterhoofd. Hierna is er nog een worsteling geweest. [3]
[slachtoffer 2] heeft eveneens verklaard dat een zwarte man met afrokapsel en losse kleding [slachtoffer 1] op 15 juli 2015 met een glazen bierfles in zijn gezicht heeft geslagen, waardoor het flesje kapot sprong. Daarna wilde de man hen nog eens aangevallen, waarbij [slachtoffer 1] er tussen is gesprongen. [4]
Omstreeks 03.00 uur die nacht kwam de politie ter plaatse op [straat misdrijf] . Zij troffen daar [slachtoffer 1] aan met een wit verband om zijn hoofd. Hij had een wond aan zijn hoofd. Vrienden van het slachtoffer vertelden dat een Somalische man met lichtbruine broek [slachtoffer 1] zonder aanleiding met een fles op zijn hoofd had geslagen. De man is vervolgens weggelopen in de richting van [locatie verdachte 2] .
Verbalisanten zijn in de omgeving gaan zoeken. Onderweg kwamen ze op de Vestdijk [getuige 1] tegen. [getuige 1] vertelde tegen de verbalisanten dat een Somalische man kort daarvoor langs was gelopen met een een licht bruine broek en een zwarte jas. Deze persoon was richting het Centraal Station gelopen. Bij het Centraal Station zagen verbalisanten een persoon lopen die voldeed aan het signalement. Hij had een snijwond aan zijn linkervinger. Verbalisanten hoorden hem onder meer zeggen: ‘Ik had ruzie met een blank meisje en twee blanke jongens omdat mijn fiets is gestolen (…).’
De man was moeilijk aanspreekbaar en stonk naar drank.
Later hoorden verbalisanten dat er beelden van de mishandeling waren.
Op de videobeelden zagen verbalisanten een Somalische man met een lichte broek en donkere jas en een afrokapsel. Zij zagen dat er een worsteling was tussen verdachte en de betrokkene. Zij herkenden deze persoon als [verdachte] . [5]
[verbalisant 1] heeft beelden bekeken van cameratoezicht van 15 juli 2015. De camera was gericht op [straat misdrijf] te Eindhoven.
Verbalisant zag om 02.37 uur een negroïde man over [straat misdrijf] te Eindhoven lopen. De man was onvast ter been. Hij had een afro-achtig kapsel met de zijkanten van zijn kapsel kort geschoren.
Verbalisant zag dat de negroïde man stil ging staan. De man maakte contact met iets of iemand aan zijn rechterzijde. Hij zag dat hij ongeveer twee minuten communiceerde. Daarna kwam een persoon met een witte jas in beeld. Verbalisant zag aan de schaduw dat de twee personen heel even fysiek contact hadden. Nadat de twee personen fysiek contact hadden, kwam een man met gebogen hoofd weer in beeld lopen.
Deze man droeg een witte jas. Verbalisant zag dat hij met zijn handen voelde aan zijn
achterhoofd. Hetzelfde moment zag verbalisant dat de negroïde man weer in het zicht van de camera kwam. Hij zag dat de negroïde man een paar meter achteruit wankelde. Hij zag
dat de negroïde man een witte paraplu in zijn linkerhand had. Verbalisant zag dat de man met de witte jas weer uit het zicht van de camera liep. Hij zag dat hij met zijn hand nog op aan zijn achterhoofd voelde. Hij zag dat de negroïde man weer in de
richting van de man met de witte jas rende. Hij zag dat ook de negroïde man nu
buiten het zicht van de camera was. Hij zag dat meteen daarna de witte paraplu weer
in beeld door de lucht vliegt en een paar meter verderop op de grond terecht komt.
Vervolgens zag hij dat de negroïde man samen met de man met de witte jas in een
worsteling weer in beeld komen. Hij zag dat de negroïde man met zijn rechterhand in
de nek van de man met de witte jas sloeg. Hij zag dat de man met de witte jas de
negroïde man van zich af probeerde te houden, waarna hij de paraplu op kon pakken.
Hij zag dat de man met de witte jas de paraplu oppakte. Hij zag dat de negroïde man
de man met de witte jas wederom opzocht en dat er weer een worsteling ontstond. Hij
zag dat de man met de witte jas los kwam en weg vluchtte van de negroïde man. Hij
zag dat de negroïde man erachter aan rende. Hij zag dat beide mannen weer buiten het
zicht van de camera waren. Meteen hierop zag hij dat de negroïde man weg rende in de
richting waar hij ook vandaan kwam.
Verdachte betrof [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] . [6]
Op de beelden zag [verbalisant 1] dat de verdachte een negroïde man betrof met afro-achtig kapsel en de zijkanten kort geschoren. Hij droeg een beige/lichtbruine broek, zwart shirt met daarover een zwarte jas. Hij droeg tevens een donkere jas of vest om zijn middel geknoopt.
Bij binnenkomst van [verdachte] in het arrestantencomplex is een foto van hem gemaakt. [verbalisant 1] zag op de foto dat het kapsel en de kleding van verdachte overeenkomt met de kleding en het kapsel van de man op de camerabeelden.
Tijdens het verhoor van verdachte op 15 juli 2015 om 10.45 uur zag verbalisant dat verdachte verband om zijn vinger had. Verdachte haalde dit los en verbalisant zag een snee in de vinger van verdachte. Het signalement van verdachte komt volledig overeen met de verdachte die op de RTR beelden is te zien. [7]
De foto van verdachte, die is gemaakt in het arrestantencomplex, bevindt zich in het dossier.
Ter terechtzitting is deze foto aan verdachte getoond. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de persoon op de foto is. [8]
De rechtbank heeft ter terechtzitting de beelden van cameratoezicht en de foto die kort na de aanhouding van verdachte is gemaakt, bekeken. De rechtbank heeft waargenomen dat verdachte op de foto een lichte broek, een omgeknoopte trui/vest en een jas droeg. Tevens heeft de rechtbank waargenomen dat de kleding van verdachte op de foto overeenkomt met de kleding van de persoon op de camerabeelden. [9] Voorts heeft verdachte ter zitting bij het bekijken van de beelden desgevraagd verklaard dat de straat waarvan de beelden zijn gemaakt de straat kan zijn waar hij door een groep personen is aangevallen nadat hij hen had gevraagd zijn fiets terug te geven.
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op de beelden is te zien en dat hij [slachtoffer 1] meermalen met kracht met een bierfles in het gezicht en/of het hoofd heeft geslagen en/of gestoken.
Tevens acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte daarna op [straat 2] te Eindhoven de zijspiegel van de taxi van [eigenaar taxi] heeft beschadigd door er aan te gaan hangen.
De rechtbank is het met de officier van justitie eens dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1 primair ten laste gelegde zware mishandeling. Uit de voorhanden zijnde stukken kan onvoldoende worden afgeleid dat het slachtoffer ten gevolge van het handelen van verdachte zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde, zijnde dit feit niet wettig en overtuigend bewezen.
Voor een bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling is het opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel vereist. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte, door meermalen met een bierfles met kracht te slaan en/of te steken in het gezicht en het hoofd van het slachtoffer, voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel gehad.
Door zo te handelen heeft verdachte welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd en het gezicht kwetsbare delen van het lichaam zijn en is de kans dat het met kracht slaan met een bierfles tegen het hoofd en het gezicht, zeker als de fles kapot is gesprongen, zwaar lichamelijk letsel ten gevolge kan hebben naar ervaringsregels aanmerkelijk te achten.
De rechtbank acht derhalve de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen.

Ten aanzien van feit 2.

Op 15 juli 2015 te 04.15 uur heeft [eigenaar taxi] aangifte gedaan van het veroorzaken van schade aan zijn taxi. De auto is zijn eigendom. Hij is zelfstandig ondernemer en tevens eigenaar van [taxibedrijf] . Op 15 juli 2015 omstreeks 03.50 uur stond hij met zijn taxi op het Stationsplein te Eindhoven. Een schreeuwende man kwam vanuit het centrum. Deze man pakte met beide handen met kracht de linker zijspiegel van zijn taxi vast en probeerde deze van de taxi af te trekken. Ten gevolge daarvan hing de zijspiegel los. Hij heeft de politie gebeld en de man gevolgd, totdat de politie kwam. Niemand had het recht of de toestemming tot het plegen van dit feit.
De man had een Afrikaans uiterlijk, vermoedelijk Somaliër , donkere huidskleur, kroeshaar, zwart leren jack en bruine broek. Eerder was deze man al op het station geweest en was hij door de politie geholpen. [10]
Na een melding over een verwarde man zijn de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] op 15 juli 2015 omstreeks 03.55 uur naar het 18 septemberplein te Eindhoven gegaan. Een taxichauffeur meldde dat een persoon had geprobeerd de linkerspiegel van zijn taxi af te trekken. Hij wees naar een persoon, die richting de Vestdijktunnel wegliep. Verbalisanten zagen een negroïde man lopen. Zij zijn die richting gereden en hebben verdachte [verdachte] aangehouden. [11] [12]
Bij de rechter-commissaris heeft verdachte verklaard dat hij die nacht bij een taxi was, maar dat hij niet zeker weet of hij die nacht een spiegel van een taxi heeft beschadigd. [13]
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat ook dit feit wettig en overtuigend bewezen is.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
1.
Subsidiair:
op 15 juli 2015 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door meermalen met kracht met een bierfles te slaan en/of te steken in het gezicht en/of het hoofd van die [slachtoffer 1] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
op 15 juli 2015 te Eindhoven opzettelijk en wederrechtelijk een zijspiegel van een taxi, toebehorende aan [taxibedrijf] en/of [eigenaar taxi] heeft beschadigd.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 1 primair: vrijspraak.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair en feit 2:
  • oplegging van de ISD-maatregel
  • benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Er wordt voldaan aan de voorwaarden voor een ISD-maatregel. Uit de rapportages blijkt dat verdachte geschikt is om een ISD-maatregel te ondergaan. Uit dezelfde rapportages blijkt ook dat verdachte niet gemotiveerd is voor een behandeling. Mijn taak is de belangen van verdachte zoveel mogelijk te behartigen. In dat verband zie ik dat verdachte op een of andere manier vaak in de problemen is gekomen en niet in staat is geweest een normaal bestaan te hebben. Uit het rapport van de reclassering blijkt dat vrijwel alle leefgebieden een criminogene factor vormen. Met het oog op de toekomst is het belangrijk dat hij uit deze negatieve spiraal komt. Ik zou mij voor kunnen stellen dat verdachte bij een isd-interventie gebaat is, waarbij wel alles in het werk moet worden gesteld om hem te motiveren, zodat hij ook daadwerkelijk baat heeft bij deze interventie.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zonder aanleiding het slachtoffer, dat ’s nachts op straat stond te praten met vrienden, meermalen met een bierfles in het gezicht en tegen het hoofd geslagen en/of gestoken. Het slachtoffer heeft ten gevolge van dit geweld verwondingen op zijn achterhoofd, in zijn nek en in zijn gezicht. Gelet op de plaats waar met de fles is geslagen, hadden de verwondingen nog veel ernstiger kunnen zijn.
Daarnaast heeft verdachte dezelfde nacht zonder enige aanleiding de spiegel van een taxi beschadigd.
Het zeer gewelddadig en onvoorspelbaar karakter van de door verdachte gepleegde strafbare feiten laat zien dat verdachte er niet voor terugschrikt geweld tegen anderen te gebruiken. Verdachte heeft zich bij zijn strafbaar handelen niet bekommerd om de gevolgen voor de slachtoffers. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten als de poging tot zware mishandeling, ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan.
Een delict als het onder 1 bewezen verklaarde veroorzaakt veel maatschappelijke onrust en leidt tot toename van gevoelens van angst en onveiligheid onder burgers.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte veelvuldig eerder voor soortgelijke feiten werd veroordeeld. Deze eerdere veroordelingen hebben hem er niet van weerhouden wederom de fout in te gaan.Verdachte heeft op de zitting op geen enkele wijze laten blijken het laakbare van zijn handelen in te zien.

De op te leggen maatregel.

De rechtbank is, gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en de persoon van verdachte, zoals een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) dient te worden opgelegd. Daartoe wordt het navolgende overwogen.
Ten aanzien van de hiervoor bewezen verklaarde feiten geldt dat het misdrijven betreft waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
Verdachte is blijkens het uittreksel uit het justitieel documentatieregister en het onderzoek ter terechtzitting in de vijf jaren voorafgaand aan het bewezen verklaarde tenminste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsstraf veroordeeld en het bewezen verklaarde is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en voorts moet, gelet op de hierna te noemen rapportages, er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
De veiligheid van personen en goederen eist het opleggen van de maatregel, waarbij wordt verwezen naar het feit dat verdachte telkenmale nieuwe strafbare feiten pleegt en de oplegging van vrijheidsstraffen hem daarvan kennelijk niet weerhoudt.
Verder baseert de rechtbank dit oordeel op een tweetal rapporten van SVG reclassering Limburg Mondriaan d.d. 12 oktober en 2015 en 4 december 2015. Laatstgenoemd rapport, met name opgemaakt omtrent een eventuele ISD-maatregel, houdt onder meer het navolgende in:
“We hebben hier te maken met een volledig ontkennende verdachte, die zich manifesteert als een zorgwekkende overlast gevende zorgmijder. Betrokken heeft een UJD dat thans 29 pagina’s omvat. Er is (onder meer) een delictpatroon van agressie (al dan niet onder invloed van alcohol) zichtbaar. |Uit het reclasseringsdossier blijkt dat betrokkene, indien hij blijft recidiveren, voor de ISD-maatregel in aanmerking komt. Reclasseringstoezicht(en) werden in het voorjaar van 2015 geretourneerd vanwege onder meer voor het niet nakomen van de meldplichtafspraken. Uit onderhavig reclasseringsonderzoek komt een volledig gebrek aan zelfinzicht naar voren. Betrokkene legt de oorzaken van al zijn problemen volledig bij instanties neer. Het vorenstaande maakt het (in een ambulant kader) vooralsnog niet mogelijk om te komen tot enige vorm van gedragsverandering en recidivevermindering. De verwachting is dat enkel een ISD-maatregel de overlast en schade die hij toebrengt kan stoppen.
Rapporteur schat in dat er sprake is van een zeer hoge kans op recidive. Vrijwel alle leefgebieden vormen een criminogene factor.
Ingeschat wordt dat er een risico op letselschade is. De inschatting is dat een soortgelijk delict zich op korte termijn weer kan voordoen indien betrokkene onder invloed van alcohol verkeert.
Ingeschat wordt dat er een hoog risico op het onttrekken aan voorwaarden is. Betrokkene wenst geen medewerking te verlenen aan reclasseringstoezicht en behandeling.
Onze instelling ziet met betrokkenes houding, zijn weigerende opstelling en de ervaring uit eerdere trajecten geen mogelijkheid om het recidiverisico te beteugelen met de inzet van bijzondere voorwaarden.
Thans is de ISD-maatregel naar mening van rapporteur het enige strafrechtelijk kader dat bijdraagt aan afname van het recidive- en gevaarsrisico. Gekeken naar het aspect maatschappelijke veiligheid biedt de ISD-maatregel de mogelijkheid dat betrokkene bij het overtreden van de afspraken, die voortkomen uit het
re-integratieplan ISD, wordt teruggeplaatst naar de Penitentiaire Inrichting.
Tegelijkertijd biedt de ISD-maatregel de mogelijkheid om betrokkene (indien geïndiceerd zo spoedig mogelijk) de geïndiceerde hulpverlening, conform het plan van aanpak dat bij aanvang van de maatregel wordt opgesteld, te laten ondergaan.”
De rechtbank verenigt zich met de inhoud van de reclasseringsrapporten en de gronden waarop het berust.
De rechtbank is van oordeel dat de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders van groot belang is, zowel voor de maatschappij als voor verdachte zelf, nu de maatregel er mede toe strekt een bijdrage te leveren aan de oplossing van de problematiek van een verdachte. De rechtbank is niet gebleken van redenen waarom deze maatregel niet zou moeten worden opgelegd.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de problematiek van de verdachte die tijd nodig zal zijn om (een begin van) gedragsbeïnvloeding van verdachte een redelijke kans van slagen te geven.
De rechtbank zal bepalen dat de tussentijdse beoordeling als bedoeld in artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht eerst uiterlijk 9 maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel zal plaatsvinden.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie is van mening dat de benadeelde niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering. Betrokkene heeft alle recht op enige vorm van schadevergoeding, maar in dit geval is de vordering onvoldoende onderbouwd.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft verzocht de vordering integraal af te wijzen omdat deze vordering niet valt te controleren door middel van overgelegde stukken.
Beoordeling.Uit het dossier blijkt dat [slachtoffer 1] door het letsel ernstig bloedde en derhalve is naar het oordeel van de rechtbank dan ook zeer aannemelijk dat zijn kleding daardoor onherstelbaar is beschadigd. De rechtbank zal deze schade ex aequo et bono begroten op het door [slachtoffer 1] gevorderde bedrag van € 60,00 De vordering van [slachtoffer 1] zal in zoverre worden toegewezen.
De rechtbank constateert dat de vordering met betrekking tot het eigen risico zorgverzekering en de gederfde inkomsten niet is onderbouwd door middel van bewijsstukken. De rechtbank zal de benadeelde partij om die reden niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van deze posten. Van dit gedeelte van de vordering is de schade wegens het ontbreken van stukken niet eenvoudig vast te stellen. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering (in zoverre) zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 24c, 36f, 38m, 38n, 45, 57, 63, 302, 350.

DE UITSPRAAK

T.a.v. feit 1 primair: vrijspraak.
Verklaart het onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 subsidiair:

poging tot zware mishandelingT.a.v. feit 2:

opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigenVerklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende maatregel.
T.a.v. feit 1 subsidiair, feit 2:
Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaar.
Beslist tot een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting
van de tenuitvoerlegging van de maatregel.
Bepaalt dat het openbaar ministerie de rechtbank uiterlijk negen maanden na
aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel op de voet van artikel 38s
lid 1, van het Wetboek van Strafrecht, aan de rechtbank bericht over
de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel.
T.a.v. feit 1 subsidiair:
Maatregel van schadevergoeding van € 60,-- subsidiair 1 dag hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] van een bedrag van € 60,-- (zegge: zestig euro) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis. Het bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding (post kledingstukken).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :

Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 60,--, betreffende materiële schadevergoeding (post kledingstukken).
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering (posten eigen risico en gemist werk) niet-ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.P.G. Wielders, voorzitter,
mr. J.J.A. Donkersloot en mr. B. Poelert, leden,
in tegenwoordigheid van L. Scholl, griffier,
en is uitgesproken op 22 januari 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de regiopolitie Oost-Brabant, district Eindhoven, Flexteam Eindhoven, genummerd PL2100-2015158666 z, pag. 1 tot en met 41.
2.Aangifte [slachtoffer 1] , pag. 8-9
3.Verklaring [betrokkene 1] , pag. 16-17
4.Verklaring [slachtoffer 2] , pag. 18-19
5.Bevindingen [verbalisant 4] , pag. 24-25
6.Bevindingen [verbalisant 1] , pag. 21-22
7.Bevindingen [verbalisant 1] , pag. 23
8.Verklaring verdachte ter terechtzitting
9.Waarneming van de rechtbank
10.Aangifte [eigenaar taxi] , pag. 14-15
11.Verbalisanten, pag. 20
12.Proces-verbaal aanhouding pag. 26
13.Verklaring verdachte bij de rechter-commissaris op 17 juli 2015