In deze zaak heeft de kantonrechter op 4 mei 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werkneemster en haar werkgever, een besloten vennootschap die deel uitmaakt van de Pala Group. De werkneemster, die sinds 1 juni 2012 in dienst is als service adviseur, verzocht om ouderschapsverlof voor 23 uur per week, ingaande op 10 mei 2016. De werkgever had echter voorwaarden gesteld aan het ouderschapsverlof, waarbij de werkneemster als 'springer' op verschillende vestigingen moest werken, wat zij niet accepteerde. De werkneemster stelde dat haar verzoek voldeed aan de wettelijke vereisten van de Wet Arbeid en Zorg (WAZO) en dat de tegenwerpingen van de werkgever niet gegrond waren. De werkgever voerde aan dat het strikte beleid was dat de functie van service adviseur niet parttime kon worden vervuld, wat volgens hen voortvloeide uit de noodzaak om klanttevredenheid te waarborgen.
De kantonrechter oordeelde dat de werkgever ten onrechte de invulling van het ouderschapsverlof had gewijzigd. De rechter stelde vast dat de werkneemster haar functie als service adviseur in Eindhoven diende te vervullen, en dat de werkgever niet aannemelijk had gemaakt dat er zwaarwegende bedrijfsbelangen waren die de wijziging rechtvaardigden. De kantonrechter wees de vordering van de werkneemster toe, waardoor zij ouderschapsverlof kon opnemen zoals verzocht, en dat zij voor twee dagen per week in haar eigen functie moest worden tewerkgesteld. De werkgever werd veroordeeld in de proceskosten en er werd een dwangsom opgelegd voor elke dag dat de werkgever in gebreke bleef.