In deze zaak heeft de Stichting ORO een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder] op grond van artikel 7:671b lid 1 sub b BW in verbinding met artikel 7:669 lid 3 sub a BW. De Stichting stelt dat de functie van [verweerder] als chauffeur is komen te vervallen door bedrijfseconomische redenen, waaronder het uitbesteden van het geïndiceerde vervoer. De kantonrechter heeft kennisgenomen van de processtukken en de mondelinge behandeling op 13 april 2016. De Stichting heeft aangevoerd dat er geen mogelijkheden zijn voor herplaatsing van [verweerder] binnen de organisatie en dat de werkzaamheden van [verweerder] overbodig zijn geworden. [verweerder] heeft verweer gevoerd en betoogd dat zijn werkzaamheden niet volledig zijn komen te vervallen en dat de Stichting onvoldoende heeft gedaan om hem te herplaatsen.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de Stichting voldoende heeft aangetoond dat de arbeidsplaats van [verweerder] als gevolg van bedrijfseconomische omstandigheden is komen te vervallen. De rechter heeft vastgesteld dat herplaatsing binnen een redelijke termijn niet mogelijk is en heeft het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst toegewezen. Tevens is geoordeeld dat [verweerder] recht heeft op de transitievergoeding, omdat de arbeidsovereenkomst meer dan 24 maanden heeft geduurd en op verzoek van de werkgever is ontbonden. De kantonrechter heeft de Stichting veroordeeld tot betaling van de volledige transitievergoeding aan [verweerder].