ECLI:NL:RBOBR:2016:1948

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 april 2016
Publicatiedatum
25 april 2016
Zaaknummer
01/845839-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag en verkeersdelicten met een personenauto in Eindhoven

Op 26 april 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 10 oktober 2015 in Eindhoven met een personenauto opzettelijk een voetganger heeft aangereden. De verdachte reed met gedoofde verlichting over een trottoir en heeft het slachtoffer, dat samen met vrienden liep, geraakt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn gedrag een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft gecreëerd, wat resulteerde in een bewezenverklaring van poging tot doodslag. Daarnaast werd de verdachte schuldig bevonden aan het verlaten van de plaats van het ongeval en het veroorzaken van gevaar op de weg door te hard te rijden en met een beschadigd voertuig te rijden. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 20 maanden op, met aftrek van voorarrest, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 18 maanden. Tevens werd een schadevergoedingsmaatregel opgelegd voor de immateriële en materiële schade van het slachtoffer, die in totaal € 2.520,72 bedraagt. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de gevolgen voor het slachtoffer en de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845839-15
Parketnummers vorderingen: 01/037905-12 en 04/800001-12
Datum uitspraak: 26 april 2016
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1992] ,
wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 januari 2016 en 13 april 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 24 december 2015.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 oktober 2015 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1]
opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een personenauto met gedoofde verlichting (gedurende de nacht, terwijl het donker was) over een trottoir heeft gereden en/of met die personenauto op die [slachtoffer 1] is ingereden en/of tegen die [slachtoffer 1] is aangereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Eindhoven op/aan de Torenallee, op of omstreeks 10 oktober 2015 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer 1] ) letsel en/of schade was toegebracht;
3.
hij op of omstreeks 10 oktober 2015 te Weert als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de wegen Kempenweg en/of Kazernelaan en/of Deken Sourenplein,
aldaar heeft gereden met snelheden oplopend tot ongeveer 100 kilometer per uur, althans met (een) aanzienlijk hogere snelhe(i)d(en) dan de ter plaatse maximaal toegestane snelhe(i)d(en) van 50 kilometer per uur en/of 30 kilometer per uur, terwijl de voorruit van genoemd voertuig zodanig was beschadigd dat daardoor het zicht door die voorruit werd belemmerd en terwijl de verlichting van genoemd voertuig (gedurende enige tijd) was uitgeschakeld en het ter plaatse donker was, waarbij een - onbekend gebleven - vrouw tweemaal, althans eenmaal, moest wegspringen voor het door verdachte bestuurde voertuig teneinde een aanrijding te voorkomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De vorderingen na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 01/037905-12 is aangebracht bij vordering van 29 februari 2016. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter te Oost-Brabant d.d. 31 juli 2013. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.
De zaak met parketnummer 04/800001-12 is aangebracht bij vordering van 29 februari 2016. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Limburg d.d. 11 februari 2014. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde

Op 10 oktober 2015 omstreeks 04:45 uur reed verdachte met zijn personenauto met gedoofde lichten over de Torenallee te Eindhoven. Er waren veel voetgangers ter plaatse omdat in het nabij gelegen Klokgebouw zojuist een feest was afgelopen. Verdachte was daarvan ook op de hoogte, omdat hij zich kort daarvoor te voet tussen de mensen had bewogen die na afloop van dat feest uit het Klokgebouw gekomen waren. Verdachte had vervolgens ruzie gekregen, was naar eigen zeggen in paniek en wilde daar snel weg. Verdachte probeerde met zijn personenauto, rijdend over een weg waar één rijstrook voor gemotoriseerd verkeer beschikbaar was, een voor hem rijdend voertuig in te halen. Uiteindelijk deed hij dat ook door rechts naast die personenauto te gaan rijden, waarbij hij geheel of gedeeltelijk het rechts naast de rijstrook gelegen trottoir opreed. Zijn exacte snelheid is niet bekend, maar getuigen schatten de snelheid op 50, dan wel 50 tot 60 kilometer per uur. Op voornoemd trottoir liep op dat moment het slachtoffer samen met een aantal vrienden / familieleden. Uit niets blijkt dat verdachte vervolgens heeft geprobeerd te remmen of het slachtoffer te ontwijken. Het slachtoffer is nog opgesprongen, maar kon de personenauto van verdachte niet meer ontwijken. De personenauto van verdachte is vervolgens in aanraking gekomen met het bovenlichaam van het slachtoffer en het hoofd van het slachtoffer heeft de motorkap van de personenauto geraakt. Het slachtoffer is tegen een hek en daarna hard op de grond terecht gekomen.
De rechtbank is van oordeel dat het met een personenauto met aanmerkelijke snelheid inrijden op een zich voor die auto bevindende voetganger, zoals in deze zaak is geschied, de aanmerkelijke kans op de dood van die voetganger in het leven roept. Dat het slachtoffer niet is overleden, is niet te danken aan verdachte, maar is vermoedelijk (onder meer) te danken aan het feit dat het slachtoffer is opgesprongen. Zou het slachtoffer niet zijn opgesprongen, dan zou verdachte tegen zijn benen zijn aangereden en zou er een aanmerkelijke kans hebben bestaan dat aangever was overreden.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte met het door hem tentoongespreide verkeersgedrag die aanmerkelijke kans ook welbewust heeft aanvaard. Daarbij is doorslaggevend dat verdachte wist dat het – ondanks het tijdstip – druk was op straat, dat er veel voetgangers waren, dat verdachte rechts heeft ingehaald terwijl daar voor zijn auto absoluut geen ruimte was, dat hij met zijn auto (geheel of gedeeltelijk) over het trottoir is gereden en dat hij niet heeft geremd of is uitgeweken.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan poging tot doodslag zoals onder 1 impliciet primair is ten laste gelegd.
Aangezien de rechtbank, evenals de officier van justitie, bij de feitenvaststelling uitgaat van de (uiteindelijke) lezing van verdachte dat hij op de Torenallee een auto wilde inhalen, bestaat er geen noodzaak de door de verdediging (voorwaardelijk) verzochte getuigen, die deze verklaring van verdachte zouden kunnen ondersteunen, te horen. Voor zover de verdediging hiertoe een verzoek heeft gedaan wordt dat verzoek afgewezen.

De door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen.

Indien tegen dit verkort vonnis een rechtsmiddel wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op dit verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan dit verkort vonnis gehecht.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1.
op 10 oktober 2015 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven met dat opzet met een personenauto met gedoofde verlichting (gedurende de nacht, terwijl het donker was) over een trottoir heeft gereden en met die personenauto op die [slachtoffer 1] is ingereden en tegen die [slachtoffer 1] is aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Eindhoven op de Torenallee, op 10 oktober 2015 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer 1] ) letsel en/of schade was toegebracht;
3.
op 10 oktober 2015 te Weert als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de wegen Kempenweg en/of Kazernelaan en/of Deken Sourenplein, aldaar heeft gereden met snelheden oplopend tot ongeveer 100 kilometer per uur, zijnde aanzienlijk hogere snelheden dan de ter plaatse maximaal toegestane snelheden van 50 kilometer per uur en/of 30 kilometer per uur, terwijl de voorruit van genoemd voertuig zodanig was beschadigd dat daardoor het zicht door die voorruit werd belemmerd en terwijl de verlichting van genoemd voertuig (gedurende enige tijd) was uitgeschakeld en het ter plaatse donker was, waarbij een - onbekend gebleven - vrouw moest wegspringen voor het door verdachte bestuurde voertuig teneinde een aanrijding te voorkomen, door welke gedragingen van verdachte gevaar op de weg werd veroorzaakt en het verkeer op de weg kon worden gehinderd.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel.

De eis van de officier van justitie.

Ten aanzien van feit 1, 2: gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
Ten aanzien van feit 1: ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (bromfietsen daaronder begrepen) voor de duur van 2 jaar;
Ten aanzien van feit 3: een geldboete van € 250,-- subsidiair 5 dagen hechtenis.
Voorts vordert de officier van justitie om gehele toewijzing (3 weken gevangenisstraf) van de vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 01/037905-12. De officier van justitie vordert gedeeltelijke toewijzing van de vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 04/800001-12 en eist toewijzing van 4 maanden gevangenisstraf, onder afwijzing van het restant van de vordering.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
In de nacht van 10 oktober 2015 omstreeks 04:45 uur te Eindhoven is verdachte met zijn auto op een voetganger welke op het trottoir liep ingereden. Verdachte heeft zich bij zijn strafbaar handelen niet bekommerd om de gevolgen voor het slachtoffer, maar heeft de plaats van het ongeval verlaten.
Verdachte heeft door zijn gedraging welbewust een zeer groot en levensbedreigend gevaar voor het slachtoffer in het leven geroepen en heeft zich niets aangetrokken van diens belangen. Een slachtoffer van een dergelijk ernstig feit ondervindt daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hem of haar in het dagelijks bestaan. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] d.d. 17 februari 2016 blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is.
Diverse personen zijn ongewild getuige geweest van het incident. Een delict als het onderhavige veroorzaakt veel maatschappelijke onrust en leidt tot toename van gevoelens van angst en onveiligheid onder burgers.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 23 maart 2016 blijkt verder dat verdachte in de laatste vijf jaren meerdere keren eerder ter zake van (onder meer) verkeersdelicten werd veroordeeld, alsmede dat verdachte de onderhavige strafbare feiten heeft gepleegd tijdens de proeftijd van eerdere veroordelingen. Voorts volgt uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting dat verdachte tijdens het plegen van de feiten verkeerde onder invloed van alcohol en verdovende middelen, waarvan hij de (gecombineerde) negatieve werking op zijn gedrag kende of moest begrijpen. Desondanks heeft hij die stoffen toch gebruikt en heeft hij onder invloed daarvan en zonder in het bezit te zijn van een geldig rijbewijs in zijn auto deelgenomen aan het verkeer.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat verdachte ter terechtzitting er blijk van heeft gegeven dat hij de ernst van het door hem aan zijn slachtoffer aangedane leed inziet en oprecht berouw heeft getoond.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .De officier van justitie heeft integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij bepleit, alsmede oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, vermeerderd met de wettelijke rente.

De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 1.500,--.De rechtbank zal de onderdelen van de vordering die zien op de post schade aan kleding voor wat betreft de jas en de broek, het opvragen van medische informatie, het eigen risico en de reparatie van de smartphone toewijzen. Het bedrag ten aanzien van het smartengeld, de jas, de broek en reparatie van de smartphone te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict, 10 oktober 2015, tot aan de dag der algehele voldoening. Het bedrag ten aanzien van de posten opvragen medische info en eigen risico (welke schade later is ontstaan) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van ontvangst van het actuele voegingsformulier, 11 april 2016, tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het onderdeel van de vordering dat ziet op de schoenen, aangezien thans onduidelijk is of sprake is van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade. Beoordeling van dit gedeelte van de vordering zou nader onderzoek vergen. Behandeling van dit gedeelte van de vordering levert daarmee een onevenredige belasting van het strafgeding op.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het totale bedrag ten aanzien van het smartengeld, de jas en de broek en reparatie van de smartphone te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict, 10 oktober 2015, tot aan de dag der algehele voldoening. Het bedrag ten aanzien van de posten opvragen medische info en eigen risico te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van ontvangst van het actuele voegingsformulier, 11 april 2016, tot aan de dag der algehele voldoening.

Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01/037905-12.

De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.

Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 04/800001-12.

De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
In hetgeen ter terechtzitting aan de orde is gekomen, ziet de rechtbank aanleiding te gelasten dat slechts een -hieronder te bepalen- gedeelte van de straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd. Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging van dat gedeelte in de weg zouden staan zijn niet aanwezig.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 45, 57, 62, 63, 287
Wegenverkeerswet 1994 art. 5, 7, 176, 177, 179, 179a.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven en de overtreding:

Ten aanzien van feit 1:poging tot doodslag.Ten aanzien van feit 2:overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.Ten aanzien van feit 3:overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straf en maatregelen.

Ten aanzien van feit 1, feit 2:gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27

Wetboek van Strafrecht.

Ten aanzien van feit 1:ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (bromfietsen daaronderbegrepen) voor de duur van 18 maanden.

Ten aanzien van feit 3:ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (bromfietsen daaronderbegrepen) voor de duur van 6 maanden.

Ten aanzien van feit 1
maatregel van schadevergoedingvan
€ 2.520,72subsidiair 35 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het [slachtoffer 1] van een bedrag van € 2.520,72 (zegge: tweeduizend vijfhonderdtwintig euro en tweeënzeventig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 35 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van immateriële schadevergoeding en materiële schadevergoeding. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag ten aanzien van de posten: smartengeld, jas, broek en reparatie van de smartphone te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het totale bedrag ten aanzien van de posten: opvragen medische info en eigen risico te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 april 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , van een bedrag van € 2.520,72 (zegge: tweeduizend vijfhonderdtwintig euro en tweeënzeventig eurocent). Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding en materiële schadevergoeding.
Het totale bedrag ten aanzien van de posten: smartengeld, jas, broek en reparatie van de smartphone te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2015 tot aan de dag der algehele voldoening. Het totale bedrag ten aanzien van de posten: opvragen medische info en eigen risico te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 april 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het deel van de vordering dat ziet op de schoenen, ten bedrage van € 219,95, niet ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Last tot tenuitvoerlegging van een gedeelte van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer te Limburg d.d. 11 februari 2014, gewezen onder parketnummer 04/800001-12, te weten:
gevangenisstrafvoor de duur van
4 maanden.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Last tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Oost-Brabant d.d. 31 juli 2013, gewezen onder parketnummer 01/037905-12 , te weten:
gevangenisstrafvoor de duur van
3 weken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.A. Mandemakers, voorzitter,
mr. T. van de Woestijne en mr. A.M. Bossink, leden,
in tegenwoordigheid van J. Kapteijns, griffier,
en is uitgesproken op 26 april 2016.