Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
De formele voorvragen.
Bewijs.
De bewezenverklaring.
De strafbaarheid van het feit.
De strafbaarheid van verdachte.
Oplegging van straf en/of maatregel.
DE UITSPRAAK
Rechtbank Oost-Brabant
In deze strafzaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 18 april 2016 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het niet in bedrijf hebben van luchtwassers terwijl hij bedrijfsmatig dieren hield. Dit zou een overtreding zijn van de omgevingsvergunning, opzettelijk gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 oktober 2010 tot en met 28 februari 2012 niet in strijd heeft gehandeld met de voorschriften van de omgevingsvergunning, omdat de vergunning van 11 augustus 2006 nooit in werking is getreden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van deze beschuldiging.
Echter, voor de periode van 29 februari 2012 tot en met 26 september 2012 oordeelde de rechtbank dat de verdachte opzettelijk had gehandeld in strijd met voorschrift 7.1.2 van de omgevingsvergunning van 2 december 2011. De rechtbank baseerde deze beslissing op de bekennende verklaring van de verdachte en de bewijsstukken die tijdens de zitting zijn gepresenteerd. De rechtbank legde een geldboete op van € 2.000,- subsidiair 30 dagen hechtenis, waarvan € 1.000,- subsidiair 15 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij inmiddels had geïnvesteerd in een milieuvriendelijke luchtwasser.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, die de relevante wetsartikelen heeft toegepast, waaronder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van overtreding van een voorschrift van de omgevingsvergunning, maar sprak hem vrij van andere tenlasteleggingen die niet bewezen zijn verklaard.