Overwegingen
1. De voorzieningenrechter neemt de volgende feiten als vaststaand aan.
Op 5 maart 2015 heeft de politie het perceel aan de [adres] doorzocht naar aanleiding van een anonieme tip dat zich daar vuurwapens zouden bevinden. In de bestuurlijke rapportage van 16 maart 2015 is vermeld dat bij de doorzoeking in het in die rapportage als woning 1 vermelde object 17.623 gram aan hennep en 985 gram aan gruis hennep afval en in het in die rapportage als woning 2 vermelde object in een aparte, via de buitenzijde te bereiken ruimte (de inpandige berging) 9.141 gram aan henneptoppen en 2.467 gram aan hasjiesj is aangetroffen. In de aanvullende bestuurlijke rapportage van 6 oktober 2015 is vermeld dat er in woning 2 twee vuurwapens (revolvers) met bijbehorende munitie zijn aangetroffen.
[persoon A] is eigenaar van de woningen op het perceel en woont in woning 2. In woning 1, een bijgebouw dat in gebruik is als woning, woont het echtpaar [naam] . [persoon A] is getrouwd met [persoon C] , de zoon van het echtpaar [naam] . [persoon C] woont niet op het perceel in Nistelrode, maar is woonachtig in Oss. [persoon A] is mede-eigenaar van coffeeshop De Jungle in Oss. [persoon C] is bedrijfsleider bij de coffeeshop. Het betreft een gedoogde coffeeshop. De aangetroffen softdrugs vormt de handelsvoorraad van de coffeeshop.
[persoon A] en [persoon C] fungeren samen met nog twee anderen als mantelzorgers voor het echtpaar [naam] .
2. Bij het bestreden besluit van 18 februari 2016 heeft verweerder vanwege de medische problematiek van het echtpaar [naam] afgezien van sluiting van het bijgebouw waarin zij wonen. Dit met uitzondering van de inpandige berging, waar softdrugs zijn aangetroffen. Voor het overige heeft verweerder het bestreden besluit van 24 december 2015 gehandhaafd. Concreet betekent dit dat de last onder bestuursdwang zich thans uitstrekt tot de woning, aangeduid als woning 2, en de inpandige berging van woning 1. Het perceel blijft toegankelijk.
3. Verweerder heeft in de bestreden besluiten het standpunt ingenomen dat sluiting, gelet op de grote hoeveelheid softdrugs die is aangetroffen gerechtvaardigd is en dat niet met een minder vergaande maatregel kan worden volstaan. Verweerder heeft hierbij in aanmerking genomen dat er ook vuurwapens zijn aangetroffen en dat sprake is van een gevaarlijke situatie. Dat de aangetroffen drugs de handelsvoorraad vormt van coffeeshop De Jungle is voor verweerder geen bijzondere omstandigheid op grond waarvan van sluiting zou moeten worden afgezien. Verweerder bestrijdt bij gebrek aan wetenschap de stelling van verzoekers dat de opslag ter plaatse al ruim vijftien jaar plaatsvindt. Voor zover dit wel zo is, houdt verweerder het ervoor dat de woningen wel degelijk bekend staan als drugspanden, nu de drugs toch aan- en afgevoerd zullen moeten worden. Verweerder benadrukt verder dat navraag bij de gemeente Oss en de politie heeft geleerd dat zij, anders dan verzoekers stellen, helemaal niet bekend zijn met afspraken over de opslag van de handelsvoorraad van de coffeeshop. Dat er geen overlast heeft plaatsgevonden, doet verder niet af aan de bevoegdheid tot handhavend optreden. Volgens vaste rechtspraak is het enkele feit dat de overtreding is geconstateerd immers al voldoende voor handhavend optreden. Verzoekers erkennen overigens zelf dat drugshandel overlast en gevaarlijke situaties tot gevolg heeft. Dit is voor hen immers reden geweest om de opslag van de handelsvoorraad van Oss naar Nistelrode te verplaatsen. Volgens de bestuurlijke rapportage van 6 oktober 2015 heeft
[persoon C] zelf verklaard “in de gevaarlijkste branche van Nederland te werken”. Dat verzoekers zelf bereid zijn maatregelen te treffen om overlast en problemen in het kader van de openbare orde te voorkomen door beveiliging van de woning, maakt dit niet anders. Dit bevestigt nogmaals het gevaar dat de handel en opslag in softdrugs met zich brengt, aan welk gevaar verweerder omwonenden niet wil blootstellen. In dat verband wordt nogmaals de aanwezigheid van vuurwapens met bijbehorende munitie aangehaald. Verweerder benadrukt tot slot dat hij een zero tolerance beleid voert, waarin het niet past om afspraken te maken over het opslaan van een handelsvoorraad drugs.
4. Verzoekers kunnen zich niet met de bestreden besluiten verenigen en stellen zich – kort samengevat – op het standpunt dat verweerder gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval in zijn geheel van sluiting had moeten afzien en met een waarschuwing had moeten volstaan. Volgens verzoekers is het evenredigheidsbeginsel geschonden.
Zij hebben daartoe onder meer aangevoerd dat het echtpaar [naam] voor de nachtelijke uren afhankelijk is van mantelzorg verleend door met name hun zoon, maar ook door [persoon A] en anderen en dat die zorg wordt verleend vanuit woning 2. Als woning 2 wordt gesloten, kan het echtpaar [naam] daarom ook niet in hun woning blijven wonen. Daarnaast is woning 1 voor wat betreft de nutsvoorzieningen afhankelijk van woning 2, waar de aansluitingen zitten. De woningen zijn oud en de nutsvoorzieningen zijn niet optimaal. Bij zware regenval gebeurt het met regelmaat dat er kortsluiting ontstaat waardoor de aardlekschakelaar in woning 2 eruit springt. Om de elektriciteitsvoorzieningen dan te kunnen herstellen, is het noodzakelijk om in woning 2 te kunnen komen. Als woning 2 gesloten wordt, kan dit een gevaarlijke situatie opleveren voor het echtpaar [naam] . Verzoekers benadrukken verder dat de aangetroffen softdrugs de handelsvoorraad vormt van Coffeeshop De Jungle en dat deze voorraad al bijna vijftien jaar op het perceel ligt opgeslagen, zonder dat zich problemen hebben voorgedaan. Op het perceel of in de opstallen is nooit in drugs gehandeld en er hebben nooit gevaarlijke activiteiten plaatsgevonden. Er is sprake van een uiterst veilige opslagplaats van een gedoogde en goed bekende coffeeshop in de gemeente Oss, die aan alle voorwaarden van het daartoe strekkende beleid voldoet. Alleen als gevolg van de toevalligheid van een anonieme tip is de “stash” ontmanteld. Verweerders belang bij handhaving van zijn beleid staat in geen verhouding tot het belang van een beschermde omgeving om op veilige wijze de coffeeshop te kunnen bevoorraden. Als er een nieuwe opslagplaats moet worden gezocht, zal dit de het algemeen belang en/of de openbare orde niet ten goede komen, aldus verzoekers. Over de opslag zijn afspraken gemaakt met de burgemeester van de gemeente Oss. Met doorkruising van deze afspraken is het vertrouwensbeginsel in het geding, aldus verzoekers. Gezien de voorliggende situatie, waarin de eigenaren van de coffeeshop twee keer per jaar overleg plegen met de burgemeester over het reilen en zeilen rondom de coffeeshop, is de sluiting van de woning waartoe de opslagplaats behoort, volgens verzoekers buitenproportioneel.
5. Uitgangspunt van de wet is dat het maken van bezwaar of beroep de werking van een besluit niet opschort (artikel 6:16 van de Awb). Met andere woorden: het besluit blijft van kracht ook als er bezwaar tegen is gemaakt of beroep tegen is ingesteld. Die hoofdregel kan worden doorbroken door het treffen van een voorlopige voorziening. De mogelijkheid daartoe is geregeld in artikel 8:81 van de Awb. In dat artikel is verwoord dat wanneer tegen een besluit beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Het karakter van een voorlopige voorziening is – zoals de term al zegt – dat van een tussenmaatregel, in afwachting van de bodemzaak. De beoordeling die de voorzieningenrechter maakt, is dus voorlopig van aard en de rechtbank die in een later stadium in een eventuele bodemprocedure over de zaak beslist, wordt door het oordeel van de voorzieningenrechter niet gebonden.
6. Verzoekers hebben een voldoende spoedeisend belang bij het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening, nu verweerder met de bestreden besluiten beoogt op korte termijn tot sluiting van woning 2 en de inpandige berging van woning 1 over te gaan. De voorzieningenrechter neemt hierbij ten aanzien van het echtpaar [naam] mee dat woning 1 weliswaar niet wordt gesloten, maar dat zij stellen afhankelijk te zijn van mantelzorg, die volgens hen thans wordt verleend vanuit woning 2.
7. Niet in geschil is dat verweerder gelet op de hiervoor als vaststaand vermelde feiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet bevoegd is om woning 2 en de inpandige berging van woning 1 te sluiten. Directe sluiting zonder voorafgaande waarschuwing voor de duur van drie maanden is in overeenstemming met het door verweerder gevoerde “Beleid inzake bestuurlijke handhaving van artikel 13b van de Opiumwet”. Waar het in deze zaak om gaat is of verweerder in de door verzoekers aangedragen feiten en omstandigheden aanleiding had moeten zien af te wijken van zijn beleid en met een waarschuwing te volstaan.
8. Dat woning 2 en de inpandige berging bij woning 1 op het perceel aan de [adres] volgens verzoekers alleen voor opslag van de handelsvoorraad worden gebruikt en de daadwerkelijke handel in softdrugs zich beperkt tot de gedoogde coffeeshop in Oss, maakt niet dat verweerder niet in redelijkheid tot de bestreden besluiten heeft kunnen komen. Vaststaat dat er bij de doorzoeking op 5 maart 2015 op het perceel meer dan 30.000 gram softdrugs zijn aangetroffen, waar op grond van verweerders beleid al bij 5000 gram zonder voorafgaande waarschuwing tot een sluiting voor drie maanden kan worden overgaan. Daar komt bij dat er naast de softdrugs bij de doorzoeking van het perceel ook twee wapens met munitie zijn gevonden. Verweerder heeft zich gelet op de aangetroffen hoeveelheid softdrugs en de aanwezigheid van wapens met munitie op het perceel in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen sprake is van een gevaarlijke situatie, waaraan hij zijn burgers niet wil blootstellen. Verweerder heeft bij zijn besluitvorming verder mogen betrekken dat verzoekers in het verleden juist vanwege gevaarlijke situaties en overlast hebben besloten de opslag van Oss naar Nistelrode te verplaatsen. Ook heeft verweerder acht mogen slaan op de verklaring van brigadier [brigadier] , opgenomen in de bestuurlijke rapportage van 6 oktober 2015:
“Ik [brigadier] hoorde dat van [persoon C] uit eigen beweging verklaarde dat het zijn wapens waren. Hij had de vuurwapens omdat hij in buitengebied woonde en in de gevaarlijkste branche van Nederland werkte”.De enkele stelling van verzoekers dat [persoon C] dit niet heeft gezegd, is onvoldoende om deze verklaring in twijfel te trekken.
9. Uit de stelling van verzoekers dat het niet mogelijk is een veiligere locatie te vinden dande onderhavige locatie, volgt al dat de opslag van zogenoemde stashes bepaalde veiligheidsrisico’s met zich brengt. Dat deze risico’s zich in het hier aan de orde zijnde geval niet hebben geopenbaard in de vorm van overlast en drugsgerelateerde problemen, leidt niet tot het oordeel dat verweerder met een waarschuwing had moeten volstaan. Volgens vaste rechtspraak is overlast geen voorwaarde om tot handhaving te kunnen overgaan (zie onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:950) en bovendien mag verweerder ook uit het oogpunt van preventie en het willen voorkomen van precedentwerking ook besluiten tot handhavend optreden. Verweerder hoeft dus niet eerst te wachten tot zich concrete problemen hebben voorgedaan. 10. In het betoog van verzoekers dat de handelsvoorraad softdrugs al ruim vijftien jaar op het perceel aan de [adres] met medeweten van de gemeente Oss en de politie wordt opgeslagen, hoefde verweerder, wat daar verder ook van zij, evenmin reden te zien om anders te besluiten dan hij heeft gedaan. Dat de coffeeshop in Oss moet worden bevoorraad, betekent niet dat verweerder moet gedogen dat dat vanuit woningen in zijn gemeente gebeurt. Dit geldt temeer nu uit het beleid van verweerder blijkt dat binnen de gemeente Bernheze de vestiging van coffeeshops niet wordt toegestaan.
11. Nog daargelaten dat verzoekers het bestaan van deze afspraken ook naar eigen zeggen niet kunnen hard maken, is verweerder als burgemeester van de gemeente Bernheze niet gebonden aan afspraken die verzoekers buiten hem om met de burgemeester van Oss en de politie stellen te hebben gemaakt. De woningen zijn nu eenmaal niet in Oss, maar in Bernheze gelegen. Het beroep van verzoekers op het vertrouwensbeginsel faalt daarom.
12. Dat de handelsvoorraad volgens de verklaring van verzoekers ter zitting inmiddels is verplaatst, maakt niet dat de grondslag aan de sluiting is komen te ontvallen of dat directe sluiting voor de duur van drie maanden disproportioneel moet worden geacht en met een waarschuwing moet worden volstaan. De strekking van een herstelsanctie als de onderhavige kan immers ook zijn herhaling van een overtreding te voorkomen of de gevolgen van een overtreding weg te nemen of te beperken.
13. De voorzieningenrechter komt vervolgens toe aan de door verzoekers aangedragen argumenten over de nutsvoorzieningen en de mantelzorg.
14. In het eventueel uitvallen van de elektriciteit ziet de voorzieningenrechter geen reden om te komen tot het oordeel dat verweerder van sluiting van woning 2 had moeten afzien, omdat verweerder ter zitting heeft toegezegd dat er in het geval van calamiteiten contact kan worden opgenomen met de gemeente (ook in het weekend en de nacht) en dat er afspraken kunnen worden gemaakt zodat woning 2 dan kan worden betreden.
15. Verzoekers hebben eerst in de gronden van het verzoek om een voorlopige voorziening en ter zitting verduidelijkt hoe de mantelzorg wordt vormgegeven en waarom dit volgens hen maakt dat woning 2 niet kan worden gesloten. Verzoekers hebben toegelicht dat de mantelzorg wordt verleend door [persoon A] , [persoon C] en twee anderen. [persoon A] heeft benadrukt dat zij voor haar werk ad hoc kan worden weggeroepen en dat er dus steeds iemand moet zijn die direct voor haar kan inspringen, als dat aan de orde is. Voor het verlenen van de mantelzorg moeten er daarom meerdere personen tegelijk aanwezig zijn. Verzoekers hebben verder aangevoerd dat het te onrustig is voor de heer [naam] senior en ook qua ruimte niet mogelijk is om de mantelzorgers in woning 1 te huisvesten.
16. De voorzieningenrechter acht op voorhand niet uitgesloten dat het punt van de mantelzorg kan maken dat verweerder niet in redelijkheid tot sluiting van woning 2 heeft kunnen komen. Tegelijkertijd stelt zij vast dat verzoekers hun standpunt over onder meer de invloed die een en ander op de gezondheid van de heer [naam] senior heeft, niet met enige (medisch) stuk hebben onderbouwd. Wanneer de voorzieningenrechter daarbij in aanmerking neemt dat de overige door verzoekers aangevoerde gronden, zoals uit rechtsoverweging 8 tot en met 14 blijkt, naar haar voorlopig oordeel geen doel treffen en dat verweerder ter zitting aan de hand van de bouwtekeningen van woning 1 heeft laten zien dat de woning groot genoeg is om hierin naast het echtpaar [naam] meerdere personen tegelijkertijd te laten verblijven, is zij van oordeel dat verweerders belangen bij het kunnen overgaan tot sluiting van woning 2 en de inpandige berging bij woning 1 in dit stadium zwaarder dienen te wegen dan de belangen van verzoekers bij het openblijven daarvan.
17. Dit betekent dat het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.
18. Nu geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 8:86, eerste lid, van de Awb, zal de voorzieningenrechter geen uitspraak doen in de hoofdzaak.
19. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.