ECLI:NL:RBOBR:2016:1698

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
8 april 2016
Publicatiedatum
7 april 2016
Zaaknummer
01/845376-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor geweldsdelict in Eindhoven in mei 2013

Op 8 april 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in Turkije in 1966, die beschuldigd werd van een geweldsdelict dat plaatsvond op 19 mei 2013 in Eindhoven. De zaak was aanhangig gemaakt via een dagvaarding op 10 maart 2015. De tenlastelegging omvatte onder andere de poging tot moord en zware mishandeling van een persoon, aangeduid als [slachtoffer 1]. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 70 dagen, waarvan 32 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 150 uren.

Tijdens de zitting op 25 maart 2016 heeft de rechtbank de verklaringen van getuigen en de verdediging gehoord. De officier van justitie baseerde zijn bewijsvoering voornamelijk op de verklaringen van twee getuigen, [getuige 1] en [getuige 2], die stelden dat het slachtoffer door twee mannen met stokken werd aangevallen. De verdachte ontkende de beschuldigingen en zijn verklaring werd ondersteund door een derde getuige, [getuige 3], die verklaarde dat hij verdachte niet had zien slaan en dat verdachte niet in het bezit was van een stok.

De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren aan de tenlastelegging. De verklaringen van de getuigen waren inconsistent en de rechtbank vond het signalement van de daders niet overeenkomen met dat van de verdachte. Bovendien werd er geen doorslaggevende betekenis toegekend aan het feit dat er een stok met bloed van het slachtoffer in de bus van de verdachte was aangetroffen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlasteleggingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845376-13
Datum uitspraak: 08 april 2016
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedatum] 1966,
wonende te [adresgegevens] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 maart 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 10 maart 2015.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 mei 2013 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met kracht met (een) stok(ken) tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 mei 2013 te Eindhoven tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] meerdere malen, althans een maal, met kracht met (een) stok(ken) op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 mei 2013 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1] ) meerdere malen, althans een maal, met kracht met (een) stok(ken) op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie acht het subsidiair ten laste gelegde, de poging tot zware mishandeling, wettig en overtuigend bewezen.
De officier van justitie eist een gevangenisstraf voor de duur van 70 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 32 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 150 uren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

Het standpunt van de verdediging.

De verdediging heeft vrijspraak van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde bepleit.

Vrijspraak.

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte primair, subsidiair en meer subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. De rechtbank heeft daartoe op navolgende gronden overwogen.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat zij voor het bewijs met name waarde hecht aan de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] . [getuige 1] heeft verklaard dat het slachtoffer (hierna: [slachtoffer 1] ) door twee mannen werd aangevallen. De twee mannen sloegen [slachtoffer 1] met stokken of stukken hout. De mannen liepen op een gegeven moment naar een auto en reden weg. Ook [getuige 2] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] door twee mannen met stokken werd geslagen. Zij heeft verklaard dat de mannen twee jongemannen waren van ongeveer 30 jaar. De mannen liepen nadat zij [slachtoffer 1] hadden mishandeld naar een bus, legden de stokken achterin de bus, stapten in de bus en reden weg. De officier van justitie stelt dat deze twee personen [verdachte] en [medeverdachte] waren.
Verdachte heeft het ten laste gelegde ontkend. Zijn verklaring wordt ondersteund door de verklaring van [getuige 3] . [getuige 3] heeft verklaard dat hij zag dat [slachtoffer 1] door meerdere jongens met stokken werd geslagen. Hij en [verdachte] stonden hierbij. Hij heeft [verdachte] continu vastgehouden. Hij heeft [verdachte] niet zien slaan en heeft ook geen stok in de handen van [verdachte] gezien. Aangever [slachtoffer 1] heeft in zijn aangifte over een groepje van drie of vier personen met stokken die hem slaan en in zijn nadere verklaring op 23 mei 2013 heeft hij aangegeven dat het zeker een man of vier vijf betrof. Op 3 juni 2015 heeft aangever het bij de rechter-commissaris over ongeveer zes man. De rechtbank stelt voorts vast dat [getuige 2] heeft verklaard dat de daders twee jongemannen van ongeveer 30 jaar waren en dat dit signalement niet bij verdachte past. Dit alles ondersteunt de verklaring van verdachte.
De rechtbank acht dan ook niet bewezen dat verdachte alleen of tezamen en in vereniging met een ander of anderen [slachtoffer 1] heeft gepoogd van het leven te beroven, heeft gepoogd hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen of heeft mishandeld. In het licht van het voorgaande kan aan het enkele feit dat kort na de geweldpleging in de bus waarin verdachte reed een stok is aangetroffen waarop bloed van [slachtoffer 1] zat (althans de kans dat dit bloed van een ander is is kleiner dan 1 op 1 miljard) en verdachte hem eerder dreigend had gewaarschuwd uit Eindhoven weg te gaan, geen doorslaggevende betekenis worden toegekend.
De rechtbank zal verdachte dan ook van de gehele tenlastelegging vrijspreken.

DE UITSPRAAK

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair, subsidiair en meer subsidiair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.L.M. Snijders, voorzitter,
mr. L.G.J.M. van Ekert en mr. B. Poelert, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F. van Hulst, griffier,
en is uitgesproken op 8 april 2016.
Mr. B. Poelert is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.